Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Apollos Majesteit
Van my als een Bagchant begroet.

 
Verzegel nu, Silvaan, het schraalst' van alle Zangen,
 
Door 't lommerige groen van uw gepuilde Hout,
 
Waar in de Bos-Papin de duist're schimmen trouwt,
 
Om 't heet Orakel-ligt met killig glas te prangen.
 
Myn Waagen, door Myrtil, de Lunzen afgekneepen,
 
Die zuyzebolt, op 't zien van Febus viergespan,
 
En kust de blankste Vliet, in 't byzyn van God Pan,
 
Om dat de Zon, thans stout, zyn Paarden komt te zweepen.
[pagina 33]
[p. 33]
 
De troe elige Nimph in 't Leuwenvel gedooken
 
Van God Alcides moed, heeft Faunus aangeport,
 
Om in een slaapgewelf, dat Nectar-droomen stort,
 
Te tasten naar een borst waar in de aderen kooken:
 
Maar ag! een forsche vuist heeft hem daar van geslaagen:
 
Aanschowt deez' platte neus, myn uitgeplukte kin,
 
En let hoe 't Boks-gedrogt, thans snelt ter Haagen in,
 
Om op een Boere riet zyn ongeval te klaagen.
 
Zal een bebloede bek de zilv're straalen leppen,
 
En armen met zyn mond de tep'len van uw vuur:
 
ô Delos Heilligdom! op 't altaar der Natuur,
 
Daar hy pas durft zyn tong van waare schaamte reppen?
 
Ik dronk my in de Bend' van zatte Satyrs-dronken,
 
En kreeg een volle roes van lekk're Malvazy,
 
Waar door ik, al te dol, verzot op Pindus rey,
 
My als een Andromeed zag aan haar hals geklonken.
 
Wie helpt my in deez' noot? wie zal het Monster slagten?
 
Wie 't Pegazeesche ros doen stampen met zyn voet?
 
Om 't Hypocreene zog, dat Pindus lagchen doet,
 
Wyl 't droogste van myn Hei, leit naar een drop te wagten.
 
Ik zou een Zegenboog van jonge Maagden regten,
 
En stellen God Apol, op Cliös zangarduin,
 
Bepruikt van Daphnes hair, om 't breetste van zyn kruin,
 
Tot blydschap van den wyn, en zyn doornatte knegten.
 
Ik zou een Bloed-karos uit Thetys Stallen rooven,
 
Getakelt tot een togt, en zynder Voerman van,
 
Al spoog Gods Waterspuit my tegens 't stardak an,
 
En planten 't diamant, dat zielen streelt daar boven.
[pagina 34]
[p. 34]
 
Ik zou Cibeles romp, getoornt in twee Leeuwen:
 
Gebruiken voor een troon der goude Majesteit,
 
Die met haar Zomeras door Winterdreeven ryt,
 
En doen vier Winden fteets den lof der Zon uitschreeuwen.
 
Ik zou den blaauwen hoed van Coelum zelfs optoomen,
 
Met Beeren van Saffier, tot hulszel van dat ligt,
 
Het welk in 't merg der stof een and'ren Tempel stigt,
 
Als zig Minerva's Uil verbeelt, door Kalchas droomen.
 
Wat gilt myn toverklok al vreemde harssenspooken,
 
Wat brengt de razerny al dolheit aan den dag?
 
Ik ben niet 't geen ik hoor, ik schyn niet die ik plag;
 
Maar lyk een Woutbagchant, ter Kerker uitgebroken.
 
Zo giert het Lugtkanon op zynen Donderwaagen,
 
Wanneer het, aangehitst, de kouw trotsseert met vuur;
 
Zo schut verborge rook de rotssen van zyn muur,
 
Wanneer hun wortel knakt door onderaardsche vlaagen.
 
Zo gaat het, als het brein bevragt met Tygerzappen,
 
Den Helikon opdringt, daar lout're wysheit wast,
 
Die nooit geen Bok bekoort, die Mydas oor vergast,
 
Met een gemeene Veel, gesnaart naar 't Exterklappen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken