Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Zang-maaten, Geneurt ter Verjaringe van Mejuffrouw Margareta ......
Huisvrouw van den Heer Jan .......

 
Mogt ik langs 't Waterwout, gelyk een Roover stroopen,
 
En myn heldhafte vuist in 't zog van Paerlen doopen?
 
Ik dreef, ô Margareet! uw naam niet slegts, met git
 
Op blank papier, maar stal veel eêr al 't zilver-wit,
[pagina 113]
[p. 113]
 
Dat Tetys boezem drukt, om u daar meê te tooijen;
 
Dus zag men 't eêlste schoon, met Oesterdropp'len strooijen.
 
Die eer die kwam u toe, ô Paerel van dit Digt,
 
En 't was my roems genoeg, had ik die daad verrigt;
 
Maar, laas! een Swaane pen kan door geen golven rennen:
 
Ik kan den neb niet aan een marm'ren tepel wennen;
 
Ik wroet slegts 't aardryk om, en ploeg maar 't bruine zant,
 
Daar Daphne nooit een stap heeft met haar voet geplant;
 
En evenwel, ik schyn geport door gulle winden,
 
Om iets uit 's Aardbols puin, tot uwen lof te vinden;
 
Dog 't goud valt veel te slegt, en 't diamant te zwart,
 
Voor u, die Venus lach, met held're lonken tart.
 
Een Winkel van Saffier, behoeft geen Berg-krystallen:
 
Uw Hemels lugt Sattyn kan op zyn plooijen brallen;
 
De Morgenstont danst zelfs op uw yvoor gelaat,
 
Waar op de vrind'lykheit, zo juist geschildert staat.
 
't Is wonder dat de Zon niet zwymt uit haren Waagen,
 
Om u haar flonker-staf voor eeuwig op te draagen;
 
Dat zy geen Bronnen zweet, vol ryke Majesteit,
 
En op den Helikon uw zuiv're deugt bepleit:
 
Maar neen, zy is te bot, en kan geenzins genaaken
 
Met lippen van Lauw'rier, aan d'omtrek van uw kaaken.
 
De Vader zuft op zyn Karos, om 't wonder-schoon,
 
Dat vrou Natuur u heeft te kwistig aangeboôn;
 
Want, zonder dat, gy zaagt, eêr hy zyn Paarden stalde,
 
In dit geschrift gezaait een bos, vol Esmeralden:
 
Ik zou door zynen geest, tot uwen lof gespoort,
 
Uitbrommen, 't geen nooit is tot iemants lof gehoort:
[pagina 114]
[p. 114]
 
De naam van Margareet, zou door de werelt klinken,
 
Dat godd'lyk pronkjuweel, zou in Robynen blinken,
 
't Zou vligen op myn vagt, naar Jupyns staale tent,
 
En blyven daar gehuist, schoon 't bovenste onder wend.
 
Nu torst myn dommekragt vergeefs uw hooge gaaven:
 
De bruine Neger wil in 't zout naar Paerlen graaven,
 
En word nog zwarter, door het zien van 't helder wit,
 
Van 't elpenbeen, 't geen op een struik van Roozen zit;
 
Waar voor de braave Pool, op welk' ik loer, in 't vaaren,
 
Zyn ys versmelt, gesnerkt door 't vuur der oog-altaaren,
 
Van ..... die geen schat zo waardig agten kan,
 
Als 't byzyn van Heer Jan, haar lieve en waardste Man.
 
Hy warmt zig by haar ligt, zy koelt zig in zyn plaszen:
 
Zy beide zyn voor één alleenig opgewaszen.
 
Zy vonkt hem geestig aan, hy valt haar lustig toe,
 
En zyn niets van haar spel, als 't lieff'lyk moê zyn, moê:
 
Dus trekkebekt de Min op groene velt-tapyten;
 
Zo mag de zoele jeugt, met vreugt haar tyt verslyten:
 
Dus slaat men Starren vast aan 't blaauwe Lugt-paneel;
 
Ik zie eerlang een bloem getrokken van den steel:
 
Den Moederlyken schoot met vollen glans versieren:
 
De Vader van zyn Lief, naar 't kind, en weêrom zwieren,
 
Verdwaalen in 't gekus, en 't hupp'len van den mond:
 
Een Kraam-vrouw word het best door zulk een weg gezont.
 
Leeft zilv're Ziel, vernoegt, met uw Gemaal, in lusten!
 
Zo moet onz' Margareet', steets by haar Minnaar rusten!
 
Hy d'Amber van haar lip, 't verborge Muscadel
 
Afzuigen! met een drift, die al 't voorgaand' gekwel,
[pagina 115]
[p. 115]
 
Vergetend', niets meêr wenscht, als hondert jaar te leeven.
 
Dit wil de Hemel u, en hem, voor 't minste geeven!
 
Eêr dat de wiszelbeurt met een verroeste vuist,
 
Uw beider Pronk-naalt, met haar knots aan stukken gruist.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken