Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

De voortreffelykheit Van het Afgescheid leeven,
Als een Heldenstuk afgetafereelt ter geestelyke Bruiloft van Maria Isabella van Miert.

 
De Bouwman, die het brein des werelds om moet ploegen
 
Met zyn vergulde Kar, staat dag aan dag te zwoegen
 
Om 't eeuwig werk, het geen de zielen leven doet,
 
Wanneer hy 't Water kneed, door 't parszen van zyn gloed,
 
En vind, voor tydverdryf, nog lust in Harp en Luiten,
 
Die d'Egcho, op haar beurt, van wolk op wolk moet stuiten,
 
Waar door het alles bloeid, op Pindus dubb'len top,
 
Het geen het dal verlaat, en steigt dien renbaan op.
 
Hy bly 'er als hy plagt, polst heeden heldensnaaren,
 
En komt, in 't root fluweel, van boven nedervaaren,
 
Om zyn Mari van Miert een offerhand' te doen
 
Van Daphnes teêr gewas, en vroegste Lauwer-groen.
 
Weg Boks-voet met uw Druif, en geile Venus-toonen,
 
Men wil Vrouw Vesta, op haar Vuur-autaaren troonen:
[pagina 174]
[p. 174]
 
Myn Faebus joelt van min, en kust de schoonste Bruid,
 
Bewaazemt met een dauw, gelyk Hymetus fruit,
 
Het geen dat Jupyn eet in zyne Hemel-zaalen,
 
Waar duizent blixems uit zyn fiere winkbrauw straalen.
 
Maar zagt, waar dryft de wind myn wufte veêren heen!
 
Klim niet te hoog, of daalt met Ikarus beneên,
 
En zuip de beeken leeg van Isabella's plaszen,
 
Daar 't Engeldom in baad, om 't blanke vel te waszen.
 
Hier tuurt de Hemel op het schitt'ren van haar deugt,
 
En danst van kuische vlam, om 't steelen van haar jeugt.
 
Staat ruim, gy snorkers; staat, die d'oudheit door wilt graaven,
 
Om onze kiesche eeuw met gryzer zog te laaven;
 
Ik agt uw vonken niet by 't glinst'ren van Van Miert,
 
Die al uw roem, door haar sieraad, ten afgrond stiert.
 
Wat stoft gy, Jood, in uw gewyd Hebreeuws, op Vrouwen!
 
Die Jaëls ruigen kop, met yz're nagels krouwen,
 
Of Holifernes romp onthalzen van 't gebeent',
 
Waarom zyn Legertent, verschrikt, een bloedvlaag weent!
 
Weg Grieksche gryzaarts, die de speenen hebt gezoogen,
 
Des bollen Nyls, waar op gy legt te zegen-boogen;
 
Men keurt uw Vaerzen niet, doorvlamt met Jufferdaân,
 
Wanneer Mari opstaat, zo moet Homeer vergaan.
 
De Trooische Vest, die treurt om 't sterven der Heldinnen,
 
Nu Isabel begint een wereld te overwinnen:
 
Een Alexander rolt van zyn beroemde Paard,
 
Om dat Van Miert een Hemel dwingt, en hy maar aard'.
 
Eneas, in 't Latyn, van Maro uitgehouwen,
 
Moet op het Pontus ys met Naso's traanen trouwen,
[pagina 175]
[p. 175]
 
By Beeren ruig, van baart, ontbloot van Zomer-lugt,
 
Waarom het wrangste sneeuw, dikmaal van droefheit zugt,
 
Terwyl al de eer vervalt der Anchisesche Vlooten;
 
Die op een Zeebank stuit, die moet zyn kiel stuk stooten.
 
Augustus sloot de deur van Janus in het slot;
 
Maar Isabel doet meêr, zy plukt, door liefde, God:
 
Zy stoot het helsche Spook, met klem van schilden, stukken,
 
En kan in 't heillig Wout de goudene applen plukken,
 
Die Herkules eerst greep, doe hy den Draak verwon;
 
Die 't stof verägt, die zwenkt zyn oog naar 't ligt der Zon.
 
Hier valt geen Phaëton in Eridaansche beeken;
 
De Ziel die kan haar zelf in 't schoonste Purper steeken;
 
De Minnaar bloost op 't wit van zyn geliefde deel,
 
En plukt den Maagdom, door zyn vlam, van haaren steel.
 
Danst Paphos vry op 't merg van Cupidoosche togten,
 
Daar Grysaarts, zelfs verkleumt, nog kronkelen in bogten,
 
Om 't laaste kus Vaar wel, aan Venus wang te doen:
 
Hier huist een ander zoet, daar deugden, deugden voên.
 
Men smaakt geen levend kwik van 't vuur der rypste Mannen,
 
Die Bagchus dronke koets aan wilde Tygers spannen,
 
Nog voelt, hoe Citharè word op het dons gestreelt,
 
Als Mars, den Oorlog moê, een and'ren brandtoon kweelt.
 
Dat mond-gevegt, dat spel van winnen, en verliezen,
 
Laat dat een egteling voor zig, als goed, verkiezen:
 
Dat is geen deel, het geen Maria hebben moet;
 
Ontdaan te zyn van zig, te zinken in het bloed,
 
Te rusten, als God werkt, te hooren naar zyn preeken,
 
Dat is een diep geheim, daar weinige van spreeken;
[pagina 176]
[p. 176]
 
Dat leert men in een Cel, of afgescheiden staat,
 
Gelyk Van Miert verkiest, die 't alles vaaren laat
 
Om haaren God, getrouw, door waare liefde te erven;
 
Moest eerst de grootste Prins, om 't zondig Menschdom sterven!
 
En gaan uit 's Vaders hof, om zyn Maria weêr,
 
Die op den dwaalweg was, te pronken tot zyn eer!
 
Wat zal de wederzugt, tot roem van God, niet uitten!
 
Wil dankbaarheit, geen vaart, aan myne pennen stuiten;
 
Want 'k zie myn Isabel, geknielt voor Gods altaar:
 
Zy schopt de strikken weg, de tooissels van het haer.
 
De zeide keurs draagt rouw, en 't goud is niet te vinden.
 
God is aan 't hart alleen, door ned'righeit te binden.
 
Cleopatra verwon Antonius, door praal,
 
En Dido haaren Vorst, met vrindelyk onthaal.
 
Europa zwom op 't zout, bekoort door witte leeden
 
Eens Stiers, waar in Jupyn om haar was neêrgegleeden;
 
Maar Jesus vlamt op 't rein, op 't kuische duiven-oog,
 
Het geen wat minder is, als God, om hem ontvloog.
 
Kwam 't Roomsche Capitool den Lauwer-held begroeten,
 
Als hy, als winnaar, moest den zilv'ren raad ontmoeten!
 
En wierp de leger-byl voor zyn gevreesden troon!
 
Wy eeren u, Van Miert, als Bruid van d'oudsten Zoon.
 
Gy dryft den Waagen voort, langs neêrgevelde ryken,
 
En ziet de wereld, vlees, en duivel voor u wyken.
 
Gy plant den Kruisstandaar op Adams bekkeneel,
 
En krygt voor een geschenk, uw eigen Ziel, ten deel.
 
Regeer naar stryd het Ryk, 't welk Jesus heeft verkreegen,
 
Uw Zon blinkt allerschoonst' naar 't druipen van een reegen.
[pagina 177]
[p. 177]
 
Een weinig hier gezolt, en door het vuur verhit;
 
Zo smaakt de laagte best, wat in de hoogte zit.
 
Dan brand God zyn Semeel', met gloed van heete starren.
 
Hou op, ô doffe pluim! van 't Godd'lyk Hemel-warren,
 
En doopt uw punt in 't bloed, het geen Mari verkoos;
 
Zo teelt die inkt op 't laast' de schoonste middag-roos.
 
Geluk, myn Heiland, met Van Miert, uw welbeminde!
 
Geluk, Van Miert, met God, dien gy zo teêr bezinde!
 
ô Heillig Paar! wie kent de zoetheit van dien egt!
 
Als die maar altoos ja, op Christus wenken zegt.
 
My Isabel, die zwymt, om dat haar Bruigoms lonken
 
Als heete koolen, in haar ted'ren boezem vonken.
 
Brand, zieltjes, leeft in egt! en smaakt de vreugt der trouw!
 
Hy streel u in zyn arm! en kus Mari voor Vrouw!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken