Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een boterham met tevredenheid (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een boterham met tevredenheid
Afbeelding van Een boterham met tevredenheidToon afbeelding van titelpagina van Een boterham met tevredenheid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een boterham met tevredenheid

(1972)–Abram de Swaan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

Nylonstrekker

Ik ben strekker, ik sta meestal aan een stoombank, een enkele keer ook aan een strek-wikkelmachine. Strekken is eigenlijk de rek uit de draad halen. Dus bijna zo oprekken dat ie bijna op 't punt van knappen staat zodat er helemaal geen rek meer in zit. De draad wordt over enkele strekpennen gevoerd, dan onder een wals door, door een stoombank en dan weer onder een wals door. En dan wordt ie onder een bepaalde snelheid verstrekt. Die snelheid verandert nog wel eens. De strekverhouding verandert ook nog wel eens, hoe lang ze die draden willen hebben. Dat is iets, dat weet ik ook eigenlijk niet goed.

Ik sta het liefst op dezelfde plaats. Ik houd niet erg van veranderen, maar ja, ze willen dat je alles zoveel mogelijk kan, dat ze je aan elke machine neer kunnen zetten. Ik persoonlijk ben er niet zo'n grote voorstander van. Maar ik heb daar natuurlijk niet zoveel over te zeggen. Het kan ook niet altijd want als op de stoombank het werk afgelopen is, moet je weer naar een andere machine toe, in mijn geval naar de strekwikkelmachine.

Kunnen ze nou iemand overal neerzetten?

Ik weet niet zeker of dat mag. 't Wordt wel gevraagd, iedere keer aan een aantal mensen van een bepaalde afdeling of ze dat willen. En dan kun je je daar voor opgeven. Ik heb 't nog niet meegemaakt dat ze zeiden: ‘Jij moet daarheen of daarheen.’ Wel eens als noodmaatregel maar niet voor vast.

Er was geen werk en toen vroegen ze: ‘Zou je naar de strekwikkelmachine willen?’ Je moet ergens naar toe, dus dan zeg je maar ja. Ze laten je soms nog wel eens een kleine keus, maar in de regel is het zo: als daar geen werk is, moet je op een andere plek te werk gesteld worden, werk wat je dus kunt.

Het grote verschil is dat je langs de stoombank veel hollend werk doet, de draden worden daar hardlopend ingebracht en dat is bij die andere machine niet. Dat is nou ook al een stuk verbeterd, dat harde hollen is er ook al zoveel mogelijk af. De snelheid is nou zo opgevoerd dat je toch niet meer zo hard langs die bak hoeft te hollen. We laten 'm langs

[pagina 52]
[p. 52]

de rubberwals lopen tot het eindpunt en dan smijten ze 'm pas onder de rubberwals, die een enorme snelheidshoogte heeft.

U heeft dit werk niet altijd gedaan, hoe lang doet U 't?

Dit werk doe ik dus nou zes jaar. Voor die tijd heb ik tien jaren bij de Spoorwegen gewerkt.

Ik ben geboren in 1930 in Winterswijk. Daar ben ik gebleven tot ik ongeveer vierentwintig jaar was, toen ben ik naar Amsterdam gegaan. In Amsterdam ben ik ook tien jaar geweest. Van Amsterdam ben ik naar Emmen gekomen. Ik zit hier ongeveer zes jaar. Ik ben nou ongeveer zestien jaar getrouwd. Mijn zoon is elf jaar.

Bij de Spoorwegen werkte ik eerst als rangeerder en later als seinhuiswachter. Dat was in de jaren vierenvijftig tot en met vijfenzestig.

Verdiende dat even goed als dit?

Toendertijd waren de verdiensten bij de Spoorwegen niet zo hoog, ik geloof dat dat nou een heel stuk verbeterd is. Ik geloof niet dat het zoveel meer uitmaakt. Maar mijn bezwaar in Amsterdam was dat ik geen groter huis kon krijgen. Zodoende ben ik hierheen getrokken. Mijn broers die werkten hier al en die zeiden: ‘Kom maar hier, want hier hebben ze mooie huizen’. Zodoende ben ik deze kant uitgegaan en de verdiensten waren ook direct wat beter.

Want ik zeg wel eens, als je een ander huis wilt hebben, een beter huis, moet je gewoon van werkgever veranderen en naar een andere plaats trekken. Anders kom je niet eens aan een fatsoenlijk huis. De huizen hebben me tot nu toe door het land laten trekken.

Wat deed U vóór de Spoorwegen?

Toen heb ik tien jaar in de textielfabriek gezeten. Toen was ik in de weverij werkzaam. Dat was ook wel aardig werk. Alleen er is een tariefsysteem veelal in die textiel. En mijn ouders, die hebben ook altijd in de textiel gezeten, trouwens mijn hele familie, en die zijn 't er unaniem over eens dat je er vroeg of laat aan kapot gaat, aan 't tariefsysteem. Omdat 't steeds een soort jaagsysteem is.

Bestaat 't nog?

Ja 't bestaat nog. Want als je deze week een kwartje meer hebt dan wil je dat de volgende week weer en dat jaagt mekaar steeds op. Daarbij zitten nog ploegensystemen.

Dus als je aflost en je laat een beetje rommel achter, kun je niet werken wanneer de boel niet goed in orde is. Dan moet de boel eerst weer voor elkaar gemaakt worden. Daar verlies je altijd tijd mee. En in die tijd

[pagina 53]
[p. 53]

staat dat klokje stil en verdien je ook niks. Er zijn klokken aan die machine en die geven precies aan hoeveel je kunt verdienen in de week. Daarbij als ie kapot was, moest je 'm eerst twee uur laten staan voor je iets betaald kreeg. Dus je hebt 't risico van een slechte maat die vóór jou werkt en dan was je slecht af.

Hoe oud was U toen U in de weverij ging?

Toen ik erin kwam was ik vijftien jaar. Daarvóór heb ik nog van alles gedaan maar later ging ik in de weverij.

Dat was natuurlijk vlak na de oorlog?

Ja, direct na de oorlog.

Hoe kwam U zo in de weverij?

Ik had eerst al verschillende scholen bezocht, maar toevallig gingen die scholen allemaal dicht. Ik heb eerst nog een jaar rondgelopen voor ik normaal naar school kon gaan. Zodoende ben ik dus direct na de bevrijding, ik geloof dat wij al in maart bevrijd zijn, in april ben ik begonnen te werken.

Toen wou U niet meer naar school?

Nee, ik was er helemaal af. Ach, je was toen ondertussen al vijftien jaar geworden en m'n animo was weg.

U had teveel beleefd al?

Ja, en dat laatste half jaar, misschien wel het hele jaar, had ik helemaal geen school bezocht. Wij hadden toen elke dag luchtaanval. Elke dag werd dat knooppunt in mekaar geschoten of gebombardeerd, nou geen mens ging die overweg meer over. Zodoende zijn we daar niet meer toe gekomen. Er was bijna geen mens op school. En er waren ook geen scholen, die waren allemaal gesloten.

Toen wou U dus liever meteen gaan werken?

Ja liever...je wist op dat moment helemaal niet wat je liever deed. Ze zeiden: ‘Ga maar mee naar de fabriek toe.’ Dat was het eerste wat ze zeiden. Zodoende.

Wie zeiden dat?

Die ouwe lui. Want toen had je natuurlijk wel weer naar school kunnen gaan, maar dat waren allemaal weer jongere jongens en jij was al vijftien geweest en dan voel je je er niet meer tussen thuis.

Thuis zaten ze altijd in de textielfabriek, m'n vader, grootvader, m'n ooms. De vader nam het kind weer mee enzovoorts. Mijn vader heeft vijftig jaar in die fabriek gewerkt, zijn vader ook een aantal jaren, ik kan niet zeggen hoe lang: er is ook werkloosheid tussen geweest.

[pagina 54]
[p. 54]

Ik geloof niet dat het een kwestie van geld was. Ik geloof dat mijn eerste verdienste een gulden of vijf, zes was, dus...Ze konden zich wel redden. Het was zuiver: je had geen zin meer in het leren. Zuiver door die oorlog. Je was eigenlijk een beetje losgeslagen. En daarbij, wij hadden 't ook altijd druk met het melk halen, voedsel organiseren, bomen kappen in het bos om brandhout te krijgen.

Ik weet nog wel, mijn vader werkte op een textielfabriek die voor de Duitsers werkte, maar 's morgens als ie thuiskwam pakte hij de kruiwagen en dan moest ik mee, bomen hakken. Anders hadden we geen hout. Tegen de avond moesten we altijd melk halen, op de fiets die boeren rond, vaste boeren waar we altijd melk haalden, en je moest zorgen dat je eieren kreeg. Of er moest rogge gehaald worden, of tarwe; een molen in de buurt maalde dat voor ons.

Ik weet niet goed hoe ik het zeggen moet. De opvoeding bij ons was altijd zo: wie werkte die moest zorgen dat ie goed werkte, d'r werd niet veel poespas mee gemaakt, geen geouwehoer van: ‘Ik heb daar geen zin in’, je moest aanpakken.

En U moest dus naar de fabriek?

Ja, maar ik had feitelijk ook niks geleerd dus ik wou ook niks anders. Heeft U later nog gedacht: ‘Ik had best weer naar school willen gaan?’ Ja, dat heb ik later zeker gedacht. Berouw komt altijd na de zonde, zeggen ze. Heb ik ook wel gehad. Ik wil niet zeggen dat ik een goeie leerling was; ik mag ook graag ouwehoeren. Ik ben wel naar de textiel-avondschool gegaan, maar daar moet je ook zin in hebben. Als je de hele dag gewerkt hebt om dan te zeggen: ‘Nou ik ga tot tien uur 's avonds naar die technische school toe,’ vier avonden in de week, daar moet je echt moed voor opbrengen en dat had ik altijd niet. Wanneer ik die uren in de fabriek had gestaan dan was ik 't werkelijk zat. Daarbij had je je hobbies in die tijd nog, ik was altijd bij een muziekvereniging, dat zat er altijd tussen en dat vond ik toendertijd interessanter als dat leren. Ik speelde klarinet.

Doet U dat nog?

Nee ik doe het niet meer. Trouwens m'n hele familie zat bij de muziek, m'n vrouw en m'n broers. Dat is overgegaan toen ik bij de Spoorwegen werkte in Amsterdam. Toen kwam ik in die ploegendiensten. Daar ben ik ook nog even bij een harmoniekorps geweest, bij Tuindorp-Oostzaan, maar ik kon maar één keer in de week een repetitie bezoeken en dat was te weinig. Als je in ploegendienst zit ben je van die dingen

[pagina 55]
[p. 55]

eigenlijk verstoken. Sommigen zeggen: ‘Je kunt makkelijk na de tijd leren.’ Maar dat ligt natuurlijk ook aan de leeftijd. Nou voel ik er eigenlijk helemaal niks meer voor om nog te gaan leren.

Hier op het bedrijf ken ik wel enkele jongens die cursussen gevolgd hebben, zoiets van Nederlandse taal ophalen, en rekenen, dat lukt natuurlijk nog wel. Maar als ze wat zwaardere opleidingen hebben of 't dan lukt, dat weet ik niet. Daar hoor ik weinig van, heel weinig. Er zijn wel eens mensen die ook wel die schriftelijke cursussen proberen te volgen maar ik heb tot nu toe nog niet ééntje gehoord die zegt: ‘Nou daar ben ik met goed gevolg doorheen gekomen,’ of: ‘Dat bevalt me goed.’

Maar U zegt: ‘'t Heeft me wel eens gespeten.’ Waarom eigenlijk?

Waarom? Dan was ik misschien wat verder gekomen, dan had ik een beter baantje gehad dan wat ik nu heb.

Zou U veel meer verdiend hebben?

Dat weet ik niet. Ik geloof wel dat ik makkelijker werk had, minder lichamelijk werk. Het is helemaal niet gezegd dat je meer zult verdienen.

Wat zou U eigenlijk hebben willen doen?

Wat zou ik willen doen? Als kind heb je zoveel idealen, de één wil meester worden, de ander wil dit worden. Ik zou 't nou niet meer weten.

Als kind wou ik schoolmeester worden. Maar als je eerst maar eens een diploma had gehad, dan had je misschien meer mogelijkheden, toendertijd nog. Ik geloof dat je tegenwoordig zelfs met een diploma niet meer zulke grote mogelijkheden hebt. Dan was ik misschien iets verder gekomen.

Toen ik eenmaal op die fabriek zat, was er bijna niet meer uit te komen want geleerd had je dus niks, of je zou na die tijd cursussen moeten gaan leren. Dat heb ik dus niet gedaan.

Hoe zit die vierploegendienst eigenlijk in elkaar?

Ruw gezegd is het geloof ik zo: Men heeft allemaal een basisloon en in de drieploegendienst gaat er geloof ik zeventien procent ploegentoeslag overheen, in de vierploegendienst drieëndertig procent. Dat geeft de doorslag om in de vierploegendienst te werken, geen mens hoeft er happig op te wezen, alleen op de verdienste.

Die vierploegendienst bestaat dus uit vier, ja 't woord zegt het al: ‘vierploegendienst’. We werken dus éénentwintig dagen in de maand,

[pagina 56]
[p. 56]

maar die fabriek gaat altijd door, volcontinu, dus dat moet overlapt worden. Ik zou zeggen dat je éénentwintig van de achtentwintig dagen werkt. Ik werk op verschillende tijden. Je hebt een week van 's morgens zes tot 's middags twee, zeven dagen achter mekaar. Dan heb je van 's avonds tien tot 's morgens zes. En je hebt er een dienst tussen zitten van 's middags twee tot 's avonds tien. Zeven dagen houd je dezelfde tijd en verder heb je na zeven dagen steeds twee dagen vrij, dat is dus je zogenaamde zaterdag en zondag. Daar komt weinig van terecht omdat je als je schoolgaande kinderen hebt, toch nergens naar toe kunt gaan. De ene keer valt het op maandag en dinsdag en de andere op woensdag en donderdag. De beste is dus wanneer je donderdagsmiddags afkomt, dan heb je vrij tot maandagavond. Dat is dus ons lange weekend, dat valt één keer in de maand. Als je zeven dagen gewerkt hebt dan heb je wel twee dagen vrij maar je moet alweer omschakelen op een hele andere tijd. Je zit met je maaltijden en met de slaapgewoonten. Ik slaap heel slecht, bij nachtdienst slaap ik heel slecht, ik ben altijd heel erg vroeg wakker. Bij late dienst of bij middagdienst, zoals ze dat hier noemen, kan ik ook slecht slapen. Als je de hele week tot tien uur 's avonds gewerkt heb, dan krijg je in één keer die omschakeling dat je 's morgens om zes uur moet beginnen. Als je zeven dagen daaraan gewoon bent en dan stopt 't weer! Als je altijd eenzelfde tijd hebt, is het een stuk makkelijker.

Ik geloof dat ik van mijn achttiende jaar al in ploegendiensten zit. En ik denk niet dat je er ooit aan went. Er zijn mensen die vinden 't plezierig want dan hebben ze de morgen of de middag vrij, maar 't is voor mij één pot nat. Want als ik de morgen vrij heb, lig ik erg lang in bed omdat ik niet veel geslapen heb en pas laat in de nacht in slaap val. Dus dan blijf ik 's morgens lang liggen. Als ik de ochtenddienst heb gehad, nou als ik acht uur gewerkt heb ben ik meestal bekaf, dus dan kom ik thuis en drink ik koffie en dan is de middag bijna voorbij. Dan ga je eten en dan heb ik vaak dat ik dan nog in mekaar klap na het warme eten. Dan slaap ik een paar uur. Dat heb ik met de nachtdienst ook, als ik tegen een uur of zeven naar bed ga dan is het vaak dat ik 's morgens om half twaalf alweer klaar wakker ben. En dan ben ik soms tussentijds ook nog een keer wakker.

Ik heb aangevraagd om te werken in de ploegendienst omdat daarin het meest verdiend wordt. Na een aantal jaren zeg je: ‘Dat is ook waardeloos, zeven dagen achter mekaar werken.’ Maar ja, de centen hè? Er zit

[pagina 57]
[p. 57]

geen mens in de ploegendienst voor liefdadigheid, allemaal zuiver voor die centen. Met die vierploegendienst verdien ik twaalfhonderdvierendertig gulden in de maand. Daar is nou weer drie procent bijgekomen, die komt er nog overheen. Dat is brutoloon, dan moet de belasting er nog af.

Daar zit dik driehonderd gulden toeslag ‘onaangename uren’ bij, die ploegentoestand. In het loon zijn ook nog je waarderingspunten verwerkt. Dat is een maximum van vijftien procent, een gemiddelde van negen, meer haal je praktisch niet. Dat allemaal maakt dus die twaalfhonderdvierendertig gulden.

Ik krijg goed negenhonderd gulden in handen, daar is de huur nog niet af, dat is netto. Met de huur eraf: zevenhonderdtweeënnegentig gulden. Het is wel redelijk: zaterdag en zondag zijn niet te betalen. Wat de één redelijk vindt, vindt de ander onredelijk. Nou worden de zaterdag- en zondagavond ook wel iets beter betaald als de gewone dagen, maar enerzijds wil iedereen zaterdags en zondags thuis zijn. Maar je kunt niet zonder die centen, je went eraan. Iedereen zit daar voor de centen, niet voor z'n plezier.

De vrouwen zitten dus zeker veertien dagen 's avonds alleen thuis. Als je middagdienst hebt zitten ze tot tien uur alleen, als je nachtdienst hebt, nou die man gaat ook tegen negen, half tien de deur uit. Dus de avonden zijn weg. Zaterdagen en zondagen zijn ook allemaal weg op ééntje na. Dat heb je er allemaal voor opgeofferd. Toen ik in Winterswijk zat, zat ik in tweeploegendienst. Een heel enkele keer in de drieploegendiensten. Toen kon je om de andere week een repetitie bezoeken en toen hadden ze ook de zondagmorgen repetitie. Dat zal niet iedereen aanspreken maar dat kwam ons goed uit op zondagmorgen. Want die ploegendiensten daar hielden zaterdags op, dan ging je zondagmorgen naar de repetitie. Daarna dronk je een paar pilsjes. Maar dat spelen is nu helemaal verwaarloosd. Ook bij mijn broers, die spelen ook nooit meer. Hoewel het bedrijf hier ook een bandje heeft. Maar omdat je in die ploegendienst zit, komt er geloof ik niet veel van terecht. Ik ben er nu ook een jaar of acht af, het zal niet meevallen om er weer mee te beginnen, dat zal een hoop oefening en geduld vergen. Het verenigingsleven is eigenlijk kapot. Daar kun je heel weinig aan mee doen. Ik heb altijd vogels gehad, altijd kanaries gekweekt, dat is eigenlijk de enige liefhebberij die je houden kunt. Je kunt niet aan geregeld verenigingsleven, een klaverjasklub bijvoorbeeld, meedoen.

[pagina 58]
[p. 58]

Met middag- of nachtdienst is dat uitgesloten.

Die kanaries, dat kan nog wèl. Dan heb je soms één keer in de maand een vergadering van de vogelvereniging. En die liefhebberij kun je thuis beoefenen wanneer je vrij bent. Eén keer in het jaar heb je een tentoonstelling waar iedereen z'n beste vogels naar toe stuurt. Ik heb dat de afgelopen acht jaar gedaan maar ik ben er nou mee gestopt, ik had er geen liefhebberij meer in. Mijn hok begon een beetje te verrotten en het kost me teveel geld om een nieuw hok neer te zetten.

Die kanaries doe je natuurlijk in je ééntje, maar 't moet wel zuiver liefhebberij wezen en niet zoals bij mij de laatste jaren. Het moet niet zo zijn dat ik eigenlijk te beroerd en te moe ben om de vogels te verzorgen als ik thuis kom. Dan vraag ik maar m'n vrouw: ‘Heb jij de vogels al verzorgd?’ Dat deed ze ook wel maar dat doet ook niet elke vrouw. Dus toen deed ik de liefhebberij aan de kant.

Dus die ploegendienst isoleert je een beetje, als het ware?

Die ploegendienst isoleert je een enorme hoop, want als je nou rekent: vroeger was ik gewoon zo op zaterdagavond een bioscoopje te pikken, nou dat heb ik zeker in geen vijf jaar meer gedaan. Dat ene vrije weekend wat je dus hebt, dat lange weekend...visite moet je uitstellen tot dat vrije weekend. Je kunt 't ook op je vrije doordeweekse dagen doen, maar als die man ochtenddienst heeft, mag 't niet laat worden want dan kan ie z'n bed niet uitkomen. Dan heb je ook nog wel eens 'n weekend dat je onderons wilt blijven. Vrijdags is hier een markt en als je nou een lang weekend hebt dan zie je alleen die mensen lopen die toevallig bij jou in de ploeg werken, dat zijn de enigsten die je kent. Ik bedoel als je veel van dansen houdt, hoef je niet in de vierploegendienst te gaan want dan kom je niet aan je trekken. Daarom is het ook dat jonge jongens er niet in willen want als je verkering hebt, ik geloof niet dat een meisje van plan is drie weken zaterdag en zondag alleen te zitten om die vierde week eens een keertje met je aan het dansen te gaan. Dat weet je zelf wel, dan gaat ze gauw met een ander op stap, waar ik 'r geen ongelijk in geef.

Je betaalt er een prijs voor.

Zeg maar rustig, een enorme prijs betaal je ervoor. 't Begint zich steeds harder te wreken. Maar je kunt er heel moeilijk weer af: dan moet je teveel centen laten vallen. Ik denk dat het mij vierhonderd gulden in de maand scheelt. Ik weet 't niet zeker maar daar schat ik het toch op, bruto. En dat ben je dan kwijt. Precies hetzelfde als je van de

[pagina 59]
[p. 59]

vierploegendienst in de drieploegendienst gaat, dan scheelt 't de huur. Zo begin je al te praten.

Ik had liever dat er nog een ploeg bij inkwam: een vijfploegendienst, zodat we iets meer zaterdagen en zondagen vrij zijn en dan dus niet meer zeven dagen achter mekaar werken, maar dat 't teruggebracht werd op zes dagen. We hebben al werktijdverkorting, we krijgen een aantal roostervrije dagen van het jaar, dat zijn er vijf geloof ik en misschien wordt het nog wel uitgebreid. 't Zijn geen snipperdagen, je kunt ze niet opnemen wanneer je wilt.

Ik dacht dat ploegendienst er steeds meer in kwam, omdat er een enorm aantal mensen zijn die allemaal werk moeten hebben. En omdat de bedrijven gesticht zijn om winst te maken kunnen ze veel meer winst maken, en produktie, met meer mensen. Als alle mensen werk zouden moeten vinden in de dagdienst zou de grootste helft op straat lopen, zonder werk. Dus moet je een ploegensysteem hebben. Je kunt twee of drie keer zoveel mensen aan het werk zetten in een ploegendienst als in een dagdienst. Daarbij als je met hetzelfde aantal mensen dagdienst zou doen, zou er een enorme uitbreiding van gebouwen moeten komen en machines.

Het zijn verdraaid dure machines in Uw bedrijf.

Dat neem ik wel aan, ik kan 't niet beoordelen. Ze hebben mij wel eens verteld dat zo'n stoombank een miljoen kost, maar of 't waar is...

Het maakt eigenlijk een beetje eenzaam die ploegendienst.

Ja, ik geloof dat je eigenlijk overal buiten staat, buiten het normale leven. Een ander zegt dus vrijdags: ‘We gaan gezellig uit’, want dat is tegenwoordig helemaal veranderd van zaterdagavond naar vrijdag. Zondagavond is geloof ik al dood geworden, wat vroeger zaterdag en zondag was is nu vrijdag en zaterdag. Daar sta je buiten.

Ik heb eigenlijk helemaal geen hobbies meer. Wat dat betreft ben ik op dood spoor. Ik weet niet hoe dat komt, misschien dat die ploegendienst dat gedaan heeft, dat die dat langzaam aan kapot heeft gemaakt, ik weet het niet. 't Liefst zit ik een beetje thuis.

Ik heb de ploegendienst nodig, omdat ik aan dat salaris gewoon ben, als ik dat niet had gehad, had ik 't misschien ook niet nodig. Daar leef je helemaal naar.

Een goed deel gaat natuurlijk gewoon van dag tot dag op aan het huishouden?

Ja, aan het huishouden dat is vast. En dat kleine gedeelte wat je

[pagina 60]
[p. 60]

probeert te sparen daar moet je steeds weer andere dingen voor kopen. Ik heb hier één kamer waar je in leeft dus de meubels verslijten sneller omdat je er de hele dag in leeft, dus je moet ook weer sneller meubels kopen. Als iemand twee kamers heeft, dan houdt ie er één voor z'n beste kamer waar ie alleen misschien zaterdags en zondags in zit, dus die meubels gaan weer jaren mee. Maar hij wil misschien veranderen omdat zijn meubels zo ouderwets zijn...Comfort zal ik maar zeggen, ja, iets comfort wil iedereen wel hebben. Je hebt ook wel mensen die zeggen: ‘'t Kan mij niets schelen, ik zet een sinaasappelkistje in mijn kamer’, maar ik kan zo niet leven. Wie zo leven kan, leeft natuurlijk heel erg gemakkelijk.

Gaat U op vakantie?

Nou, vakantie...Meestal maak ik dagtochtjes of ga ik eens een week naar Winterswijk toe. Echt naar het buitenland ben ik nog niet geweest, hoewel ik een periode heb gehad dat ik er makkelijker kon komen, vooral toen ik bij de Spoorwegen werkte.

Ik heb altijd zoveel nodig, ik wil altijd van alles kopen. Toen ik van Winterswijk naar Amsterdam verhuisde zat ik er slecht voor. In Amsterdam was het loon niet bijzonder hoog, toen konden we ook niet veel nieuws aanschaffen. Vernieuwen moet je eigenlijk van jaar tot jaar. Het ene jaar nieuwe meubels, dan nieuwe vloerbedekking, er moet een nieuwe wasmachine komen in de toekomst. We hebben nog geluk gehad dat dat oude ding nog draait, nou en al die dingen moeten er komen. Tussendoor nog een nieuwe televisie, die willen we ook wel eens een keer opruimen. Ik til er misschien een beetje zwaar aan maar daar moet ik toch rekening mee houden.

Een ander geeft de centen misschien veel lichter uit. Die zegt: ‘Wie dan leeft, wie dan zorgt.’ Ik niet, ik zit altijd te prakkizeren van: ‘Nou dat ding zal vandaag of morgen ook wel eens de geest geven,’ en dan houd ik daar rekening mee. Die televisie heb ik pas een paar jaar geleden gekocht, dus die gaat nog wel een jaar mee. Maar ik heb hier een wasmachine staan, die heb ik in Amsterdam al gekocht en dat ding is toch zeker wel een tien, dertien jaar oud. Dat is niet zo'n moderne met al die knoppen d'r op. Gewoon een snelwasmachine. Maar, ik bedoel, hij draait, maar hij kan ook vandaag of morgen de geest geven dus dan moet er weer een nieuwe wasmachine komen. Over die dingen praat ik niet altijd maar die spelen toch in mijn achterhoofd een rol dat ik denk: ‘Hé daar moet ik rekening mee houden.’ Mijn vrouw staat er, geloof ik,

[pagina 61]
[p. 61]

precies zo tegenover. Als ze er niet zo tegenover stond had ze het misschien nog moeilijker, want dan zei ze: ‘Ik wil wel eens uitgaan’ en dat zegt ze dus nooit. We willen wel eens graag uitgaan daar gaat het niet om...Een ander heeft een auto, daar heb ik de centen niet voor. Ze zeggen: ‘Je moet in de vierploegendienst makkelijk een auto kunnen betalen.’ Dat kan wel wezen, ik weet 't niet.

 

Ach, in het huis moeten steeds vernieuwingen worden aangebracht: vloerbedekking en misschien een wasmachien zo meteen. Het ligt er helemaal aan: hoe lang houdt de boel het uit. Ik werk er naar toe om het stuk voor stuk weer te vervangen. Ik geloof dat ik genoeg heb: koelkast is er, gasfornuis, je zou eventueel nog een diepvrieskist erbij kunnen nemen, maar dat is niet zo direct noodzakelijk.

Kleurentelevisie zou ik wel willen, maar die is te duur, dat lijkt me wel iets prachtigs. Vooral omdat wij nogal van natuuropnamen houden, dan is kleurentelevisie helemaal ideaal. Maar dat is iets, daar begin ik maar niet aan want dat kan ik sowieso niet betalen, dat vind ik zo'n luxe uitgave dat ik van armoede maar weer een zwartwittoestelkoop. Er zijn wel dingen die ik wil hebben maar die kan ik toch niet betalen dus dan praat ik er maar liever niet over, dan wil ik er ook niet verder over nadenken. Ik kan m'n kop wel gekmaken en denken: ‘Ik moet en zal dat hebben,’ maar daar begin ik niet aan.

Ik zeg: ‘Ik kan het me niet veroorloven.’ Als ik 't me kon veroorloven dan wou ik het direct hebben. Als ik dat niet kan doen, wil ik er ook liever niet over denken. Als ik begin te denken: ‘Ik wil die auto hebben’, dan moet ik alles aan de kant zetten, dat doe ik niet. Eten en drinken gaan bij mij voor. De rest zien we dan wel weer. Iedereen heeft een bepaalde luxe waar ie aan vast wil houden, een auto bijvoorbeeld. Dus die blijven in de vierploegendienst hangen. De ander wil misschien elk jaar nieuwe meubels hebben. Alles is erop ingesteld: dit aan de huishouding, dat aan de meubels, dat aan de auto. Ik kan niet over anderen oordelen, dat moet ieder huisgezin voor zichzelf uitmaken.

Ik geloof niet dat we leven in een welvaartsstaat. Er is nog zoveel armoede. Ook verborgen armoede wat de mensen niet weten en niet weten willen. Als we allemaal in een welvaartsstaat leefden, dan kon iedereen ook met gemak een auto kopen en dat kan dus niet. Ik bedoel, ik geloof dat een auto al helemaal geen luxe meer is. Iedereen mag volgens mij wel een auto hebben, hoewel 't natuurlijk voor die

[pagina 62]
[p. 62]

luchtverontreiniging niet zo best is, maar dat buiten beschouwing gelaten. Ik weet van iemand die in drie jaar niet op vakantie geweest is, die het vakantiegeld heeft opgespaard om een tweedehandsauto te kopen. Maar ik ruil die enkele weken die ik dan heb daar niet voor in.

 

Hoe zit het eigenlijk met het beoordelingssysteem op Uw werk?

Je wordt elk jaar gewaardeerd, je begint geloof ik met vijf of op zeven. Toen ik op de afdeling kwam begon ik geloof ik op zeven. Ik durf't niet zeker meer te zeggen. Het ene jaar krijg je er een punt bij, het andere jaar eens niet. Dat ligt helemaal aan hoe de voorman en de meester jou waarderen. Bij mij is 't nog niet gebeurd, maar ik ken wel collega's waar wel eens een punt afgetrokken is. Als je het er niet mee eens bent dan kun je natuurlijk beroep aantekenen. Ik heb nog niet gehoord dat dat gebeurd is.

Weet U nou van andere collega's wat hun waarderingspunten zijn?

Van de meesten weet ik de waarderingspunten. De meesten liggen op acht, negen en tien. Ikzelf zit in tien. Maar ik weet niet precies waar ze je op waarderen.

Is het een rechtvaardige waardering?

Rechtvaardig? Nou, ik vind die hele waardering ergens niet zo'n prettige instelling. Het is eigenlijk zo: de ene arbeider moet de andere waarderen, en kan de ene arbeider over de andere arbeider eigenlijk uitspraak doen? Hoe moet ik dat precies uitleggen? Er kunnen ook wel eens persoonlijke emoties in meespelen. Ik bedoel: de één mag je liever als de ander. En dan moet je dat eigenlijk allemaal uitschakelen maar of dat altijd kan, dat is de vraag. Er zal ook wel iets in zitten van: dat stimuleert hem misschien ook nog om beter z'n best te doen. Ik bedoel: de één loopt het werk makkelijker uit de handen dan de ander, maar dat wil helemaal niet zeggen dat die man niet hard werkt. Daarom kan die man misschien veel harder moeten werken als iemand die hoger gewaardeerd is. Alleen het werk loopt hem niet zo makkelijk uit de handen. Een ander staat er wat makkelijker voor. Je kunt ook teruggezet worden in punten. Dat heb ik wel meegemaakt. Het gebeurt niet vaak. Voor degene die het overkomt is het natuurlijk hardstikke beroerd. Ik zeg altijd: ‘Ze straffen eigenlijk de man niet, ze straffen z'n huisgezin. Want die moet het met minder centen doen.’ Nou kan je wel zeggen: ‘Dat is jouw schuld dat je huisgezin minder centen krijgt,’ maar ja als die man koppig is...Z'n huisgezin moet uiteindelijk lijden.

[pagina 63]
[p. 63]

De mensen zijn er een beetje bang voor?

Dat zijn ze inderdaad: bang. Iedereen wil wel graag centen erbij maar geen vermindering van centen.

Scheelt het veel geld?

Een tientje in de maand geloof ik. Daarom vind ik die hele waardering niet zo'n prettige instelling. Het is natuurlijk beschamend als je thuis komt en zegt: ‘Ik heb een tientje minder in de maand.’ 't Ligt er ook aan: hoe vangen die vrouwen het op. Ze kunnen zeggen: ‘Hoe kun je dat doen, sufferd,’ ze kunnen ook zeggen: ‘Nou jongen, daar hoef je je niks van aan te trekken, we redden ons wel zonder dat tientje, daar gaat het niet om.’

Krijg je boetes als je te laat komt?

Nee, niet meer. De stempelklok is afgeschaft. Vroeger moest je als je kwam en als je wegging stempelen. Ze vertrouwen erop dat iedereen op tijd komt. En dat gebeurt volgens mij ook redelijk goed. Er zullen er wel eens te laat komen, vooral in de ochtenddienst, als je om zes uur moet beginnen.

Ze waarschuwen je gewoon. Je schaft van die tijd tot die tijd en dan sta je allemaal weer op. Het is ook vaak zo dat je maat het werk voor je moet doen in de tijd dat jij schaft en die man wil ook eten. Dus dan zorg je dat je op tijd weer terug bent. Je maakt onder mekaar uit welke schaft je hebt: eerste schaft, tweede schaft. Je moet op tijd beginnen, je eindigt op tijd, je schaft, je rookt op tijd. Daar tussendoor moet gewerkt worden.

Dus wel wat straffer dan ergens anders?

Dat is op al die fabrieken zo. Op de textielfabriek waar ik vroeger gewerkt heb, mocht je zelfs niet roken. En daar had je ook die stempelklokken nog.

De produktie moet natuurlijk doorgaan. Zou 't niet zo streng zijn dan heb je natuurlijk kans dat een gedeelte er met de pet naar gaat gooien. Ik weet 't niet waarom 't eigenlijk zo streng moet wezen, waarom 't niet wat soepeler kan.

Om nog even terug te komen op die discipline: het uiterste is natuurlijk ontslag. Is dat wel eens voorgekomen?

Nou ontslagen, dat is meestal als je je handen niet thuis kunt houden en dat je maar zo wegblijft van je werk. Ik heb het wel eens op 't publikatiebord gelezen, maar om welke reden weet ik ook niet. Niet dat ik iemand kende. Meestal is het omdat je je handen niet thuis kunt

[pagina 64]
[p. 64]

houden. Er moet een goede reden zijn om te gaan vechten, maar er is bijna nooit een goede reden voor. Maar sommigen kunnen zich niet meer beheersen, die slaan.

Wordt er wel eens gestolen?

Dat weet ik niet. Ik weet wel dat de portiers iedere keer controle houden, dus ik neem aan dat er wel gestolen wordt. Maar wat dat weet ik niet. Voor mij is er niets bijzonders bij. Wat moet ik met een klos garen, daar kan ik niks mee doen. Er zal wel eens wat verdwijnen.

Wordt U altijd gecontroleerd?

Nee. Steekproeven hè. Ze kijken in je tas of in de kofferbak van je auto.

Ze zijn er erg streng op dat je de boel schoonhoudt, niet?

Ja, dat je de boel aanveegt. Nou, 't is ook een slordige boel als iedereen de rotzooi maar op de vloer gooit. Dat vind ik nog niet zo'n probleem als je er even met de bezem doorheen moet, je loopt per slot van rekening zelf in die troep.

Zou 't mogelijk zijn om de mensen meer zelf te laten beslissen en de werktijden wat losser te maken?

Ik geloof niet dat dat in ploegendiensten zou kunnen. Dan zou je dus met je maat van die andere ploeg zo'n contact moeten hebben, dat je zegt: ‘Ik kom zó laat, kom jij nou zó laat.’ En de moeilijkheid is dat je niet weet of je bij dezelfde machine van de maat die je aflost, komt te staan. Het kan wezen dat ze je op een heel ander punt nodig hebben. Ik geloof niet dat 't in een ploegendienst verwezenlijkt kan worden. In de dagdienst wel.

Zijn er nou mogelijkheden om meer aan de mensen zelf over te laten in Uw afdeling?

Ik zou denken van wel, iedereen weet wel wanneer de machine lopen moet, ik geloof dat wat dat betreft, de mensen zelf wel beslissingen kunnen nemen. De meesten weten wel: ‘Daar staat m'n produktie, die moet erin en dan moet het lopen.’ Ik weet niet of iedereen dat kan. We doen het trouwens uit onszelf nogal eens. De ene keer brengen we het materiaal er wat vroeger in omdat het ons beter uitkomt. Als er niet erg veel achterstand is, kun je zo nog wel eens rommelen.

Is het eigenlijk prettig werk?

Wat is prettig werk? Meestal lijkt iedereen het werk van een ander mooier toe dan wat hij zelf doet. Het is geen werk waar je bij na moet denken. De machine doet eigenlijk het werk voor je...De machine regelt de snelheid. Die regelt ook de tijd wanneer je 'm over moet

[pagina 65]
[p. 65]

zetten en opnieuw aan het lopen gemaakt moet worden. Het is allemaal vastgestelde tijd. Als het garen goed wil lopen, heeft men er ook niet zoveel problemen mee. Alleen de grootste drukte komt altijd als het garen niet zo goed wil lopen door de één of andere oorzaak. Dat ligt niet aan mij, daar zijn diverse oorzaken voor. Je groeit er zo in, dan denk je daarover niet zo erg na, het is meer een automatisch gebaar. Ik kan makkelijk aan iets anders denken. Je moet wel steeds opletten of de boel wel blijft lopen. Er zitten zoveel verschillende punten waar iets mee gebeuren kan, dat moet je doorlopend in de gaten houden. Je kan niet blijven zitten dromen, dan gaat het mis.

Ik zou niet zeker weten of het volautomatisch gemaakt kan worden. Die wisseling van die spoelen en alles? Misschien wel, misschien niet. Dat er een lege spoel automatisch in de plaats komt van een volle spoel, dat zou ik niet weten. Ik weet niet of het dan makkelijker zou worden maar er zouden een hoop mensen minder werk hebben. Want dan zou dus één man veel meer machines na kunnen kijken. Die zou dus alleen maar op hoeven te letten of de boel naar behoren functioneert. De moeilijkheid met die volautomatisering is natuurlijk: je kunt alles wel automatiseren, maar ik geloof dat er dan minder mensen werk krijgen.

Zou U meer denkwerk willen verrichten?

Wel wat meer, dat maakt de geest ook wat soepeler. Beslissingen die worden allemaal door die voorlieden genomen. Daar hebben wij eigenlijk heel weinig zeggenschap over. Met dat gedeelte bemoeien we ons ook praktisch niet, mogen we ons ook niet bemoeien. Dat is taak van de voorman en de meester. Ergens moet er natuurlijk leiding wezen. Als iedereen voor zich maar ging beslissen, daar op zo'n grote afdeling dan geloof ik dat er ook niet veel van terecht kwam.

Heeft U nou het gevoel dat U een beetje in de sleur vastzit?

Het is gewoon een centenkwestie geworden. Als je die centen kunt missen dan stap je eruit, anders blijf je hangen. Je doet je werk en dat garen komt eraf, maar als ik wegga, neemt een ander het gewoon over en dan is dat garen van hem, dat gaat altijd maar door. Je kunt nooit zeggen: ‘Kijk dat is van mij, dat heb ik gemaakt.’ Dat is er niet bij. Gezamenlijk maak je een heel portie garen. Je kan zeggen: ‘Daar heb ik ook aan meegewerkt!’ Als je vraagt naar iets waar mijn stempel op staat, dat is er niet. Ook bij mijn vroegere werk kon je nooit zeggen: ‘Dit is speciaal van mij.’ Dat is het type werk niet wat ik heb. Als je nou een edelsmid hebt, die kan zeggen: ‘Kijk eens dat is van mij!’ Maar dat

[pagina 66]
[p. 66]

kan ik niet. Dan had je vroeger die ouderwetse smeden, die een hekwerk moesten maken, met allerlei krullen en tierelantijntjes eraan. Die konden zeggen: ‘Dat heb ik nou eens gemaakt.’ Daar zat zijn ziel in, laten we maar zeggen. Maar dat is bij dit werk niet zo. Zoals ik met m'n kanaries. Je kunt een goede serie kanaries kweken zodat ze zeggen: ‘Kijk, die komt van die man.’ En dan zeggen anderen: ‘Ja daar wil ik ook wel eens een paar van proberen te krijgen.’ Er zijn natuurlijk wel meer dingen. Het ongeluk is natuurlijk: het gros van de mensen moet werken. Iedereen probeert wel een baantje te krijgen wat hem het meeste aanspreekt en daar blijft ie meestal in hangen. Er zijn perioden dat je nog veranderen kunt, maar op een gegeven moment is dat afgelopen, dan moet je blijven. Dan wil een ander bedrijf je niet meer hebben omdat je oud bent of zo.

Hebt U nou eigenlijk veel kansen gehad?

Ergens heeft iedereen evenveel kansen natuurlijk. Het is zuiver: hoe benut je ze? Hoe heb ik mijn kansen benut? Ik ben nooit erg ontevreden geweest over die kansen die ik gehad heb en nog heb, bij wijze van spreken. Na de tijd had ik misschien wel kunnen zeggen: ‘Ik had misschien beter daar kunnen blijven.’ Toen wij hier kwamen waren we enthousiast over het huis. Dat vergoedt al een hele hoop. In het begin valt het werk altijd tegen, maar later viel het wel een beetje mee. Je hebt goeie en slechte dagen. Over kansen praten vind ik moeilijk. Ik geloof wel dat de jeugd van tegenwoordig meer kansen heeft als vroeger.

Heeft U wel eens aan ander werk gedacht?

In de eerste plaats heb ik al de leeftijd dat je moeilijk kunt veranderen van werk, ten tweede: ik ben nou in die afdeling en die ken ik nou redelijk goed, naar mijn inzicht dan, ik weet niet hoe een ander erover denkt. Zou je met ander werk beginnen dan moet je opnieuw aan het leren, met alle gevolgen van dien. Ik wou wel dat ik twintig jaar jonger was, daar gaat het niet om. Wat zou ik dan willen beginnen? Ik zou 't zo niet weten. Ik zou 't zo niet weten, er zijn tegenwoordig zoveel mogelijkheden. Het liefst had ik natuurlijk een vader met veel geld gehad dan was ik van alle problemen af geweest. Dan kon je prettig werk uitzoeken en als je het niet lag kon je stoppen, dan probeerde je weer wat anders. Ik geloof dat als ik geld genoeg had, ik de natuur in zou trekken. Als je op de televisie de prachtige natuurfilms ziet, dan denk ik: ‘Nou dat zou ik wel eens willen zien.’ Maar 't zijn maar

[pagina 67]
[p. 67]

plannen, daar heb je niks meer aan.

Ik ben al zo vaak getest. Ik heb misschien wel zes of zeven testen gemaakt, maar steeds zei-ie: ‘Daar ben je voor geschikt.’ Waar ze je op dat moment voor nodig hebben daar ben je voor geschikt. Daarom vertrouw ik geen enkele test. Ik heb er een meegemaakt, toen was ik nog bij het harmoniekorps en toen lieten ze kinderen testen voor welk instrument ze zouden bespelen. Nou de ene was geschikt voor trompet terwijl 't er misschien helemaal niet uit kwam, die jongen kon helemaal niet trompet blazen, die had een heel ander instrument nodig. Maar degene die de test afnam had die man misschien juist op die plaats nodig.

Je begint al bij je militaire dienst testen te maken, op de textielfabriek heb ik al testen gemaakt. Ik was voor elke functie die ik daar gedaan heb, was ik geschikt. En toen kwam ik bij dit bedrijf, ook getest, en toen zeiden ze: ‘Die man moet maar naar de stoomstrekafdeling.’ Er is een hemelsbreed verschil tussen de Spoorwegen en de stoomstrekafdeling, dus ik weet niet wat ik van die testen moet denken. Ik hecht er weinig waarde aan.

 

Mensen zoals U kunnen eigenlijk niet zo gek veel beslissen?

Nee, per slot van rekening zijn we allemaal ongeschoold en als je geen diploma hebt kun je ook niet veel bokkensprongen maken volgens mij. Dan blijf je meestal hangen waar je eenmaal zit.

Het enigste waar ik vrij ben in m'n doen en laten is in m'n vrije tijd, in de fabriek niet. Als je de poort binnenkomt, wordt er al beslist: je kunt niet eens meer de poort uit zonder een briefje. Er wordt voor jou beslist, er wordt voor jou gedacht.

Ja, dat gevoel hebben ze dus ook, de jongens, dat ze, zodra ze de poort binnen zijn dat ze in een nummer veranderen. Dat nummer wordt op die plek ingezet en die moet de volle honderd procent capaciteit maar geven.

Iemand maakt uit: zoveel ton wordt er van een bepaald produkt gemaakt op díe machine, als dat afgelopen is, willen ze weer wat anders op een andere machine, dan gaan we naar een andere machine. Dat kun jij wezen of een ander. Dat maak jij niet uit. ‘Hogere leiding’ zeggen ze bij ons altijd maar wie precies dat weet ik ook niet. Het zal meestal wel in samenwerking met de voorlieden zijn. Je staat op een plek en dan is het meestal wel zo dat je zolang 't enigszins redelijk is, op die plek blijft

[pagina 68]
[p. 68]

staan zolang als dat produkt loopt. Maar als er een ander produkt komt, word je ergens anders neergezet, je weer niet waar.

Mijn ploeg is uit mekaar gegooid, die drie man die aan de bank stonden. Dan moet je maar weer afwachten of je ooit weer bij mekaar komt te staan. Nou sta ik alleen. Ik heb altijd graag alleen gewerkt, dan heb je ook je eigen verantwoording. Anders moet je met drie man verantwoording nemen, dan moet je ook verantwoording nemen voor iemand anders, bij wijze van spreken. Nu is 't, wat er ook gebeurt, heb je aan jezelf te danken. Anders moet de één de ander opvangen, dat valt niet altijd mee. De één is daar wat nonchalanter in dan de ander. De één is enorm secuur en de ander is: ‘Ach, laat maar lekker draaien.’

Ik heb dus wel enkele collega's waar ik wel goed mee kan praten.

Daar laat het werk wel tijd voor over?

Ja gelukkig wel. Niet altijd natuurlijk, 't kan ook wel eens slecht lopen dat je 't zo vreselijk druk hebt, dat je geen tijd hebt om een babbeltje te maken, maar net om naar de w.c. te gaan. Maar als 't normaal loopt, waar iedereen dus theoretisch van uit gaat, dan is er wel tijd om te ouwehoeren.

Er wordt niet gebeuld op het werk?

Het ligt er aan, er wordt wel eens gebeuld. De oude situatie was zo: als we aan de stoombank stonden was er een soort drijfsysteem. De man die in het creel staat moet de draden brengen naar het midden van de bak, daar werden ze aangepakt door iemand die met die draden naar achteren liep en dan werden ze ingetwijnd. Die hoofdmeester zei, die man in het creel moest een drijver worden, die moest niks anders doen dan de draden brengen of ze daarvoor klaar waren of niet. Als er geen tijd was om aan te pakken moest ie die draden in de bak donderen. En die jongens daarvoor werden steeds zenuwachtiger want dat dradenaantal liep maar op en je werkte je dood en 't wou soms niet. Dat drijfsysteem was toen in de mode. Hij vond dat er een man bij was die niet genoeg deed en daarom moest dat gebeuren.

 

Wie krijgt er z'n zin? Ik geloof dat in negentig van de honderd gevallen de baas z'n zin wel krijgt ja. De beslissingen die de bazen nemen, nemen ze meestal in overleg met de meesters, wat daaruit voortkomt wordt uitgevoerd. Of hij nou aan mijn kant staat of aan de andere, dat kan ik moeilijk zeggen, want wij zijn nooit bij die beslissingen. De baas moet eigenlijk aan de kant van het bedrijf staan want er moet produktie

[pagina 69]
[p. 69]

gemaakt worden. Het punt is: hoe lossen we dat op, door onderling overleg, of dat die man de beslissingen alleen neemt?

Je hebt bazen die alles gewoon zwart-wit zien, afgelopen. Je hebt ook bazen die wel openstaan, die wel eens met je praten willen. Of dat altijd wat uithaalt is punt twee.

Als U nou iets heeft, waar gaat U dan naar toe?

In de regel is de aangewezen weg: naar de ondernemingsraad. En dan maar afwachten. Je kunt natuurlijk ook naar je voorman of je meester gaan, maar dat ligt er helemaal aan: hoe sta je tegenover hun en hoe zij tegenover jou? Als dat niet helemaal goed zit, is de aangewezen weg: de ondernemingsraad. Dat zijn dus vakbondsmensen. Je zou naar de sociale werkster kunnen gaan. Ondernemingsraad heb ik al gezegd. Er lopen tegenwoordig ook een dominee en een pastoor. Ik weet niet of ze alleen voor het bedrijf lopen. Daar kunnen de mensen ook eventueel met hun problemen naar toe. Ik kom nooit een kerk in, dus ik loop niet makkelijk naar een dominee en ik loop ook niet zo makkelijk naar een sociale werkster toe. Maar je kan nooit weten of het voor iemand nodig is.

Ik ken een geval bij de Spoorwegen. Ik ben reserve-voorman geweest. Als de voorman ziek was of de rangeermeester moest vervangen dan nam jij z'n plaats in. Toen had ik een geval met een jongen, daar zaten de chefs nogal eens op te mopperen, een echte Amsterdammer, goed met het mondje, dat stond de chefs natuurlijk niet aan en de jongen had enorme moeilijkheden thuis. Een kind dat in het ziekenhuis lag en hij wou 's avonds naar d'r toe. Het was een dochtertje en dochtertjes hangen veel naar de vader en zoons naar de moeder. Hij las dat dochtertje altijd 's avonds een stuk voor als ze ging slapen, ook in het ziekenhuis. Maar hij kon geen vrij krijgen. Hij kwam bij me en zegt: ‘Jan, ik wil weg.’ Ik zeg: ‘Ja jongen ik zal m'n best doen.’ De chef zegt tegen mij: ‘Die heeft altijd wat, die komt niet weg.’ Ik zeg: ‘Chef laat 'm nou alsjeblieft gaan want hij heeft 't enorm moeilijk.’ Ik heb van alles geprobeerd die chef wou 'm niet laten gaan. Maar hij is uit zichzelf weggelopen. Hij had mijn volle toestemming want de verantwoording durfde ik best te nemen. Ik moest toen trouwens knokken tegen twee chefs. Want als iemand de pik op iemand heeft, wordt dat al gauw doorverteld. Wat is nou het geval: dat dochtertje had bloedkanker of bloedziekte, het was een meisje van vijf jaar en ze hadden d'r tanden getrokken en dat wou niet dicht gaan in het ziekenhuis, het bloedde

[pagina 70]
[p. 70]

maar door. Ik zeg nog tegen die chef: ‘Als je die man nou niet vertrouwt, stuur er dan een sociale werkster naar toe, die lopen ervoor, die worden ervoor betaald.’ Dat wou hij helemaal niet. Toen ging dat dochtertje dood en toen zeiden ze: ‘Als ik dat geweten had!’ Ik zei: ‘Ik heb je zo vaak gewaarschuwd, ik heb er zo hard op doorgehamerd.’ ‘Maar hij had altijd wat, we wisten niet dat het zo ernstig was.’ Kijk dat zijn van die punten: als je iets niet vertrouwt, maar ik werkte altijd met die mensen. Dat is een voordeel als een voorman dat weet. Hier zeggen ze: ‘Daar hebben die voorlieden bij ons geen opleiding voor gehad.’ Ik zeg: ‘Daar hoef je geen opleiding voor te hebben, dat zit ín je, dat je je voor de mensen interesseert, of niet.’ Als jij je voor je personeel niet interesseert en alleen maar denkt: ‘Ik ben hier voorman en strijk elke maand m'n salaris op en ik moet zorgen dat die daar aan het werk blijft,’ nou ja, dat zijn voor mij waardeloze voorlieden. Je moet weten waarom die man op een bepaald moment zijn werk slechter doet. Er kan iets voorgevallen zijn, huiselijke omstandigheden, iets op het werk, daar moet je proberen achter te komen. Je moet met zo'n man kunnen praten. Als jij niet met die man kunt praten en hij niet met jou, dan kom je er nooit achter. En dan zijn 't voor mij waardeloze voorlieden en waardeloze meesters.

Hoe moet je dan aan betere voorlieden en meesters komen?

Ik zou 't ook niet weten. Er is een bepaalde dienst die uitmaakt wie voorman en meester wordt. Ik weet niet wat voor maatstaven die mensen aanhouden. Ik persoonlijk zeg dus: ‘Je moet proberen begrip op te kweken, proberen te praten met de mensen die onder je werken.’ Als arbeiders hun voorlieden en meesters zelf mochten aanwijzen, zou dat helpen?

Ik geloof 't wel omdat de meesten wat weten van elkaar. Dus die man die voorman is, tenminste als het een nette kerel is, kan allicht een beetje begrip opbrengen. Het kan natuurlijk ook een kerel zijn die denkt: ‘Ik ben voorman geworden, laat de heleboel maar sterven.’ Die lopen er ook wel en die hebben er ook wel gelopen. Maar ik geloof wel dat er wat in zit om toch te kiezen. En laten de voormannen dan eventueel de meester kiezen.

De top wil natuurlijk produktie zien en wij, wij zijn er om centen te zien, daarvoor werken we daar. Wiens belang 't dan is, ik geloof dat je uiteindelijk kunt stellen: gezamenlijk belang...Wij zijn daar om ons brood te verdienen en die bestuursleden hebben de fabriek neergezet

[pagina 71]
[p. 71]

om er ook wat aan te verdienen, om produktie te zien. Hoe meer produktie er komt, ik neem aan, hoe meer er verdiend wordt.

Dat bedrijf is er om de mensen werk te verschaffen en aan het eten te houden, daar is dat bedrijf voor. Tenminste aan de ene kant. Aan de andere kant, het bedrijf zelf wil natuurlijk enorm veel geld maken op welke manier dan ook, geld moet er komen. Winst en produktie, alsmaar produktie. Dat is het belangrijkste voor dat bedrijf. Aan de andere kant is het een goede werkverschaffing voor de mensen die hier wonen.

Het is een NV met een aantal directeuren, maar van wie die precies is...In het hele concern zitten natuurlijk fabrieken die ook weer grondstoffen leveren voor een andere fabriek, 't zal wel een beetje in mekaar lopen. Ik geloof dat er in het concern ook verffabrieken zitten. Nou bij ons worden korrels geverfd, misschien dat ze die verf weer van die verffabrieken betrekken. Maar hoe 't precies in mekaar zit weet ik niet.

In Amerika, in Tsjechoslowakije, meen ik, in Ierland, staan fabrieken. Dat zullen allemaal wel onderdelen wezen. Het is natuurlijk een mooi verspreidingsgebied. In Duitsland zitten ze ook. Ik zeg altijd: ‘De oorlog kan niet zo raar aflopen, of er wordt aan verdiend.’

Een groot gedeelte van de winst wordt besteed aan uitbreiding, aan nieuwe fabrieken, gebouwen. En ze zullen zelf ook wel wat sparen! Ik dacht dat het concern zelf wel een enorm kapitaal achter de hand heeft voor als er eens wat gebeurt of weet ik veel waarvoor.

Zijn er nou eigenlijk eigenaars?

Dat is iets wat ik ook niet weet. Er zitten natuurlijk aandeelhouders in, die zullen allemaal wel een stukje van de fabriek hebben, die misschien zoveel vierkante meter en die zoveel vierkante meter. Maar verder, ‘Ik ben eigenaar van die fabriek’ dat kan hij toch niet zeggen, ik geloof niet dat er dat is. De fabrieken hebben een directeur aangesteld en die zal 't wel moeten runnen.

Een gedeelte van die winst gaat natuurlijk naar de aandeelhouders en de arbeiders krijgen een winstuitkering, en de rest, dat weet ik ook niet. Ik neem aan dat een bepaalde top onbeperkt salaris heeft, ik neem aan dat die er wel rijker van worden. Mensen zoals de directeuren, ik denk dat die een onbeperkt salaris hebben en misschien wie er net onder de directeuren zit ook wel. Ik vermoed dat ze bij die een paar keer in het jaar een bom duiten op de bank zetten, afhankelijk misschien ook van

[pagina 72]
[p. 72]

de winsten die er gemaakt zijn. Van het jaar kan ie misschien honderdduizend verdienen, volgend jaar tweehonderdduizend, ik neem aan dat 't zo een beetje varieert.

Ik zou ook niet zo precies weten wie daar nou aan verdient. Dat zal wel in dat concern blijven zitten al dat geld. Ik kan niet zeggen: ‘die man krijgt dat in handen,’ of zoiets dergelijks. De aandeelhouders krijgen een bepaald gedeelte aan het eind van het jaar. Als de heleboel opgemaakt is, kunnen ze zien hoeveel winst er gemaakt is en daarvan krijgen ze winstuitkering en wij ook allemaal.

Ik denk dat de aandeelhouders wel het meeste krijgen. Ik meen dat bij de Zout een half procent van het dividend uitgekeerd wordt aan de arbeiders. Hoe 't bij ons nou nog gaat weet ik niet. Wij hebben altijd een aantal procenten gehad van jaar op jaar. Als er veel winst gemaakt is, krijg je, laten we zeggen, acht procent van het loon. 't Kan ook wel zakken tot drie procent, vier procent.

De top, die beslist natuurlijk. En in elke fabriek zal de directeur op de stafvergadering zijn beslissingen nemen om de fabriek zo goed mogelijk te kunnen runnen. En die zullen wel verantwoording moeten afleggen aan de top. Ik denk dat de aandeelhouders ook wel een stem in het kapittel hebben, daar ben ik niet zo goed van op de hoogte. De beslissingen komen inderdaad van die aandeelhouders af, die benoemen de commissarissen. Misschien heb je met één aandeel wel al stemrecht. En al die stemmen bij elkaar, dat zal wel op democratische manier gebeuren, hoe weet ik ook niet. Als de mensen bij de ondernemingsraad. Als de voorstellen van de ondernemingsraad het pad van de directie doorkruisen zullen ze wel van tafel geveegd worden. Ik weet 't niet want ik zit niet in de ondernemingsraad.

Als het puntje bij paaltje komt geloof ik dat we helemaal niks te vertellen hebben.

Je hebt verder helemaal geen invloed. Je wordt eigenlijk van de ene dag op de andere met het hele bedrijf verkocht, aan een ander. Zo is het eigenlijk wel. Jij wordt mee verkocht, na een aantal jaren in dienst bij een bedrijf, of je daar aardigheid in hebt of niet. Want ik weet wel van jongens die hier zijn weggegaan, naar de Zout, en toen kwam die fusie en toen zeiden ze: ‘Nou zitten we weer bij hetzelfde bedrijf.’ Ik bedoel, ze konden zover niet weglopen of ze zaten er weer bij.

De vakbonden proberen er wel een vinger tussen te krijgen maar ik denk dat 't heel moeilijk is, dat die ook niet zoveel eraan doen kunnen.

[pagina 73]
[p. 73]

Hoe komt dat...omdat uiteindelijk alles buiten die arbeider omgaat. Er is een klein groepje arbeiders dat vertegenwoordigd wordt door die vakbond, maar 't gaat om een klein groepje. Het zou al heel anders wezen als die vakbond zei: ‘We gaan er niet mee akkoord, we roepen over het hele land een staking uit.’ Dan krijg je natuurlijk weer pressie. Maar dan moet die vakbond wel heel zeker van de zaak wezen, die moet weten of dat bedrijf kan blijven bestaan op deze voet, of de arbeiders hun loon daar kunnen blijven verdienen. Daarom vind ik persoonlijk ook dat in de eerste plaats iedereen lid moet zijn van een vakbond, gezamenlijk kun je misschien wel iets bereiken, maar alleen nooit.

Wat zou U er van zeggen als de arbeiders de commissarissen konden kiezen, of laat ik zeggen, de meerderheid van de commissarissen?

Het hoeft niet direct de meerderheid te wezen maar als er een, één of twee arbeidscommissarissen gekozen konden worden dat zou geloof ik een verbetering wezen. Dan heb je ergens het gevoel dat je ook meepraat in het bedrijf. Of het veel invloed heeft zal de praktijk moeten uitwijzen.

Heeft U iets te vertellen in de vakbond?

Iedereen heeft wat te vertellen. Nou ben ik niet zo'n vergaderingenloper, maar je hebt werkelijk wel wat te vertellen. Je mag voorstellen naar voren brengen. Daar kan over gestemd worden. Wordt 't weggestemd, dan is daar niks aan te doen. En een kader heb je ook, een hele hoop jongens zitten in het kader en die werken ook een hoop voorstellen uit, die horen dan weer van de arbeiders zus of zo en die brengen 't weer op de kadervergaderingen en zo komt 't op de vakbondsvergaderingen. Zodoende kom je dus wel langzaam tot een geheel. Iets verwezelijken, dat moet via de vakbond gebeuren. Als je geen vakbond hebt dan komt er niks van terecht, dan kun je geen normale CAO afsluiten. Dan kan die directeur willekeurig handelen: hij kan je loonsverhoging geven, hij kan het ook niet doen. Juist door die vakbond, door die pressie die er achter zit, kun je dit verwezenlijken.

Bent U tevreden over de vakbond?

Ja ik geloof dat hier wel een goede vakbond zit. Hoe moet ik 't zeggen. Ik geloof wel dat die jongens enorm hun best doen, ze stellen zich altijd erg scherp op. Ik heb tot nu toe geen klachten over die vakbond.

Ach, iedereen wil natuurlijk loonsverhoging hebben, de één zegt: ‘Laten we maar direct tien procent doen,’ de ander zegt: ‘Vijftien

[pagina 74]
[p. 74]

procent,’ ik weet niet hoe ze dat allemaal berekenen wat een redelijke loonsverhoging is en wat niet. Maar de jongens zijn er wel erg attent op. En de landelijke vakbond, de hele bond?

Die vind ik de laatste jaren enorm stimulerend werken. Dat kan je ook wel merken want die vakbonden groeien, dus 't spreekt de mensen aan. Gelooft U dat dat komt doordat ze wat pittiger zijn?

Ja een beetje agressiever. Dat mag ook wel en dat moet ook. Want als ze inslapen is het natuurlijk weer helemaal gebeurd. Een vakbond moet ook steeds met nieuwe ideeën komen die de mensen aanspreken. Anders verwatert 't te gauw, dan zeggen ze: ‘Die vakbond doet toch niets, daar komt niks uit.’ Ik kanker ook wel eens zo, maar de mensen vergeten dat ze het zelf in handen hebben. Iedereen heeft z'n stem in die vakbond. Als je naar een vergadering gaat, kun je die stem uitbrengen.

Toen hier staking was, was U er toen voor?

Ja. Speciaal omdat over de radio, toen wij in de kantine zaten te eten, een van de directeuren op een sarcastische wijze zei dat er hier niks aan de hand was. Het kwam op een bepaalde toon over, op dat moment is die staking uitgebroken. Iedereen zat er op te wachten of wij zouden staken. Maar wij zaten weer ergens anders op te wachten. Wij dachten: ‘Laat 't Zout eens een keer staken, waarom moet het altijd aan ons liggen.’ Een aantal jaar geleden, vlak voordat ik hier kwam, was er ook alleen door ons gestaakt.

Is die staking goed afgelopen?

Voor wie georganiseerd was is ie goed afgelopen, voor wie niet georganiseerd was is ie slecht afgelopen want die haalden dus een loonverlies van zeven, acht of tien dagen.

Is die staking nou gewonnen?

Gewonnen, omdat we die vierhonderd gulden wilden hebben, toen in het Westen dat gedonder begon over die vierhonderd gulden en toen dat erdoor kwam, kon iedereen op de vingers narekenen dat je waar je ook woonde, mee moest betalen aan die vierhonderd gulden, dat de prijzen zouden stijgen. Dus het eerste wat je denkt: ‘Ik wil ook die vierhonderd gulden.’ En dan hoop je dat de prijzen niet omhoog zullen gaan. Maar die regering heeft onmiddellijk de prijzen omhoog gesmeten. Dus je bent eigenlijk op hetzelfde punt weer terecht gekomen.

Ik mag graag een week vakantie hebben maar niet via een staking, je zit in spanning: wanneer zal 't afgelopen wezen. Dat is typisch. Je staakt

[pagina 75]
[p. 75]

en na een week denk je: ‘Laat 't maar niet te lang duren.’ Ergens natuurlijk een machtsstrijd. Je hoopt toch dat 't niet zo lang zal duren. Dan wil je weer aan het werk. Je wilt die zekerheid van het werk niet verliezen. Je weet nooit of je de poort weer binnenkomt of niet, of ze een lijst klaar hebben liggen: ‘Die gaat eruit en die gaat eruit.’ Dat is een angst die bijblijft. Ik had gedacht dat 't sneller afgelopen zou zijn, dat 't geen zeven dagen zou duren. Er spelen natuurlijk allerlei factoren een rol; het concern denkt: ‘We hebben daar voorraden genoeg zitten.’ Ik weet ook niet hoe dat reilt en zeilt. Ik had gedacht dat 't in een dag of drie, vier gebeurd zou wezen. Het heeft een dikke week geduurd.

Als arbeiders staken, hebben ze dan wèl macht?

Macht door georganiseerd te wezen, alleen door samenbundeling van krachten heb je macht. Ik geloof dat die macht tot nu toe wel op een goede manier gebruikt is. Ze hebben macht zolang als die vakbond erachter staat. Zolang die de uren doorbetaalt is er nog niet zo'n groot probleem. Je verliest natuurlijk altijd wel wat, hangt er vanaf in welke loongroep je zit. Misschien zijn er wel mensen die er wat aan verdienen en die er wat aan verliezen. Dat is het risico van een staking. Als je een wilde staking hebt moet je 't uitzingen op de centen die je hebt. En de één kan dat makkelijker als de ander. Dat is ook het probleem met ‘georganiseerd - ongeorganiseerd.’ Die ongeorganiseerden zitten dus direct al met de handen in het haar: wie betaalt die week? Geen mens. En dan nog het probleem: die ongeorganiseerden hebben meegestaakt dus die mogen ook wel wat hebben van de centen van de vakbond. Maar aan de andere kant, ik heb al zoveel jaren betaald en zij nooit, vreet dan nou die centen maar op, die je altijd overgespaard hebt.

Zou U eigenlijk willen dat er dingen veranderden?

Er zijn nog zoveel dingen die veranderd moeten worden op sociaal gebied, maar dat zal wel jaren duren. Je kunt proberen veranderingen te brengen tijdens de jaren dat de regering aan de macht zit, maar ik geloof niet dat er veel verandering in komt. Ze luisteren eenvoudig niet. En dan kunnen ze wel zeggen: ‘De meerderheid staat achter ons,’ maar dat is natuurlijk larie. Want toen die regering eraan kwam hebben ze vast niet over loonstop gepraat, want dan hadden de kiezers gezegd: ‘Krijg de pokken maar met je loonstop.’ Ze doen alsof de meerderheid achter hun staat. Maar als wij een loonsverhoging krijgen, knallen de prijzen gelijk weer omhoog. Uiteindelijk moet er ergens een plafond wezen, een top, dan kan 't niet verder. De boel dondert in mekaar. Ik

[pagina 76]
[p. 76]

zou 't niet weten, daar zijn nou economen voor. Je zou eigenlijk een staat moeten hebben die zegt: ‘Van directeur tot gewone arbeider, hij verdient evenveel.’ Dan zou je gelijke kansen hebben. Maar zo'n staat krijg je dus niet.

Wat zou U daarvan vinden?

Ja wat zou ik daarvan vinden? Als je zegt: ‘Ja daar ben ik voor,’ dan ben je natuurlijk een communist. Ik ken dat. En ik ben geen communist want de communistische staat, staat me helemaal niet aan. Daar heb je ook kapitalisten en arbeiders, dus dat maakt allemaal niets uit. Zo'n staat krijg je toch nooit. Ach, voor mij mag er best iets onderscheid zijn, maar 't moet niet zo groot wezen. Iemand die gestudeerd heeft en misschien z'n studie zelf heeft moeten betalen, die mag van mij best een wat hogere verdienste hebben, dat kan mij niet zoveel schelen. Hoe groot moet 't onderscheid wezen? Dat is natuurlijk een moeilijk punt. Het is de vraag of 't na de revolutie beter is, want er kan zoveel revolutie komen als je wilt, maar arbeiders blijven altijd arbeiders en die moeten ook altijd werken. Als je niet werkt, krijg je niet te vreten. Dus zou je een hele landbouwstaat moeten hebben en zeggen: ‘Ik heb hier een boerderijtje en wat land en verder bemoei ik me er niet meer mee.’

Gelooft U nou dat de meesten op Uw afdeling er zo over denken als U?

Ik heb vanmorgen met een paar jongens over een paar vragen gesproken en ze zeiden: ‘Ja dat is zo, dat is zo.’ Maar 't is de vraag of die jongens dat naar voren gebracht zouden hebben. Ze kankeren allemaal, maar of ze dat naar voren brengen. Je kunt makkelijker tegenover mekaar zeggen: ‘Dat is zo,’ dan als 't naar buiten komt.

Bent U nou kritischer?

Kritischer dan een ander? Ik weet 't niet. Het komt misschien ook wel omdat ik bij mijn vorige werkgever heel anders gewoon was. Ik was nog maar veertien dagen op die afdeling en ik dacht: ‘Dat hadden die mensen daar helemaal niet genomen, dan hadden ze misschien die voorman wel even een keertje gepakt.’ Dat gaat daar dus niet, als je die voorman een tik zou geven, ga je de straat op of je wordt een aantal dagen geschorst. Ik ben niet zo'n grote forse kerel, maar die lopen er genoeg. En langzamerhand kom je ook in die tredmolen. Ergens zit 't nog wel in m'n achterhoofd en daar blijf ik altijd kritisch op kijken.

Bent U eigenlijk tevreden met Uw werk?

Helemaal tevreden geloof ik niet maar wat moet je eraan veranderen. Ik zie geen mogelijkheid om er nog iets aan te veranderen. Je loopt in die

[pagina 77]
[p. 77]

sleur en daar blijf je inlopen: je gaat naar je werk en je komt thuis en je gaat weer naar je werk en je komt weer thuis.

Bent U eigenlijk tevreden met Uw leven?

Ben je tevreden met je leven? Nou, hoe moet ik dat stellen, ik geloof dat ik het er tot nog toe aardig afgebracht heb. Zolang als mijn vrouw en mijn zoon tevreden zijn, kan ik ook tevreden zijn. Er blijven natuurlijk typische wensen over. Maar...ze hebben mij nooit verweten dat de boel mislukt is, laten we 't zo stellen. Dat is niet zo. Ik geloof dus als je huisgezin tevreden is, dat je dan mag zeggen dat je redelijk geslaagd bent. Zo gauw je vrouw en kinderen je verwijten gaan maken, moet je ergens gaan denken: ‘Ja ik ben totaal mislukt, ik heb 't fout gedaan.’ Maar zolang die je steunen in je werk en met je meeleven en moeilijkheden opvangen, kun je wel zeggen: ‘Ik ben ergens wel geslaagd.’ Ik geloof dat elk mens die werkt de steun van z'n vrouw hard nodig heeft, dat die 'm goed begrijpt, dan werk je makkelijker. Wanneer hij thuis komt en hij moet iedere keer verwijten aanhoren dan weet die man niet meer wat ie doen moet op het laatst.

Daar draait de hele boel om: m'n vrouw en m'n zoon. En dan heb je je familie en je kennissen, dat is een kleine kring waar alles om draait uiteindelijk. Omdat ik niet geleerd heb is dat de opgave die ik meegekregen heb: zorgen dat je vrouw en kinderen geen gebrek lijden. Dat probeer ik. Dat valt altijd niet mee. Dat is eigenlijk onze opgave.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken