Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.88 MB)

Scans (108.93 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Caput VII.
Signa indicantia, utrum Ephemerum brevi evolaturum sit: tum quidnam ipsi officiat: & ad quemnam Naturalium Mutationum Ordinem id pertineat.

GEneralia atque antecedentia signa instantis Ephemeri Vermium mutationis habentur in tempestate: calido nimirum & sicco vere; hyeme mitiore; pluvia & nive minus copiosis; mollique & tacite fluente aqua. Signa vero peculiaria, quibus scitur, Vermes hos brevi esse volaturos, sita sunt in Alarum super dorso protuberatione: hae enim circa illud tempus depressam planamque suam formam cum tumidiore & magis rotunda commutant. Aqueum scilicet illud gluten, quod alioqui intra tunicas, quae Alas complestuntur, reperitur, crafsius jam & tenacius evadit, futuraeque Alae figuram paullatim induit: unde est, quod eo jam tempore Alae per externum suum putamenGa naar margenoota quodammodo transpareant.

Certiora autem sunt haec signa, sicubi & praeterma color harumce intus latitantium Alarum ex flavescente & pallido in griseum cernitur abire. Quin major adhuc iis inest certitudo, si externâ Alarum testâ, de corpore Animalculi abstractâ, intus haerentem Alam prorsus illaesam inde producere licet. Quemadmodum in Tabulae Ga naar margenoot+XIV. fig. i. sub lit. εεε patet; ubi Alam, prout artificiose a natura complicata est, magnitudine aucta depictam sisto.

Accedit & aliud praeterea signum, sub dissectione horumce Animalculorum sese offerens: quando nimirum partes Genitales, & Ovula plenam suam magnitudinem, duritiem, & ovatam figuram jam adepta esse deprehendimus. Unde vel integrum quoque Animalculum tum temporis de exteriore sua pelle eximere, atque hac encheiresi in Ephemeri volantis formam transmutare licet.

Eo tempore omnia hujus Insecti viscera a sordibus suis purgata sunt, nec in Ventriculo atquc Intestinis aliud quid continetur, nisi pellucidi atque depurati humores, qui, quo mutatio longius abest, eo adparent magis turbidi & co-

Het VII Hooftstuk.
Teekenen of het Aas haast vliegen sal; en dan, wat het schadelijk is; en tot wat Order van de naaturelijke veranderingen dat het behoort.

DE algemeene ende de voorafloopende teekenen van de aanstaande veranderingen der Haft-wurden, is het weer; als een warm en droog voorjaar; een safte winter; weynig regen en sneeuw, ende een laft ende stil-loopent water. De besondere teekenen, of het Aas haast vliegen sal: die syn het uytpuylen der Vleugelen op de rug, dewelke op die tyt, voor een platte ende essen gestalte, een dikker en rontagtiger gedaante verkrygen. Waar door de waterige lymigheyt, die andersins binnen in de Vliesen, die de Vleugelen bevatten, bevonden wort, nu dikker en tayer wort; soo dat dezelve de gestalte van een toekomende Vleugel komt aan te nemen. Dewelke men op die tyt door deGa naar margenoota uyterlyke schaal der Vleugelen eenigsins siet heen schynen.

 

Deese teekenen sijn noch klaarder, wanneer men de Verw deeser inwendige vleugelen van geelagtig en bleek in grys siet veranderen. En nog seekerder syn sy, wanneer men, het uytwendig Schaalken der Vleugelen van het Dierkens lichaam aftrekkende, de binnenste Vleugel geheel ongeschonden daar kan uytneemen. Als op de XIV.plaat i. fig. by de letters Ga naar margenoot+εεε vertoont wort; alwaar de Vleugel met syn naturelyke en kunstige vouwingen in het groot is afgebeelt.

Noch is daar een ander teeken, namentlyk als men deese Dierkens ontleet; dat men dan de Saat-deelen, ende de Eyeren in haar volkomen groote, harde, ende eys-gewyse ronte bevint. Soo dat men ook het gantsche Dierken uyt syn buytenste vel kan schillen; ende het de gestalte van vliegent Haft door deese uytvinding doen aannemen.

 

Op deese tyt soo sijn alle hare ingewanden van vuiligheit gesuivert, bevattende de Maag ende de Darmen niet als doorluchtige en gereynigde vochtigheeden, die, hoese verder van haare veranderingen af sijn, troubelder, en gecouleurder bevonden

[pagina 257]
[p. 257]

lorati; ut aliquando flavescentes, quandoque etiam obscuriores atque ruffi sint. Aliis item temporibus pauxillum saltem argillae in crassi rectique Intestini extremo reperitur: at contra tota undequaque limpida sunt & perspicua haec Insecta, quando mutatio eorum proxime instat.

Sequentia vero Ephemeri mutationes reprimunt, vitam destruunt, ejusque incremento obstant; ita ut propterea quovis anno haud aeque magnus horum Insectorum numerus, nec aeque mature etiam, proveniat. Inclemens nimirum atque longo tempore saeviens hyems, nive & pluviis frequentioribus aspera; quibus fit, ut tubuli, quos incolunt Vermes, arrodantur, claudantur, & sabulo obruantur. Nimia dein siccitas ejusmodi pariter impedimenta adfert: tum enim domunculas suas derelinquere, aliasque novas sibi efforare debent. Ex quibus tandem facile quis assequi potest, quidnam Ephemero prosit, quid obsit, quid ejus aerumnas diminuat, quidve eas multiplicet.

Quae paullo ante de Alarum Ephemeri maturitate in medium adtuli, quam manifestissime docent, ad quemnam inter quatuor naturalium mutationum Ordines Animalculum hocce pertineat: videlicet ad Secundum. Omnia enim Insecta hujusce Ordinis eodem, quo Ephemerum, modo mutantur.

Augerius quidem Clutius comminiscitur, quod Vermis Ephemeri in Nympham Tertii Ordinis mutetur, omnemque tum temporis motum suum, uti Nympha Bombycum, amittat: imo vel iconem quoque illius Nymphae exhibet quanquam ea in rerum natura nuspiam sit reperiunda. Pateat hinc, quantopere decipiantur illi, qui, neglecta experimentorum veritate, suismet tantum ratiociniis, aliorumque narrationibus sidem adhibent.

worden: als sijnde haar verw somtyts geelachtig, somtyts donker ende rosch. Op andere tijden wederom soo vint men noch wel een weinig kley heel achter in den rechten en dikken darm, daar in tegendeel, wanneer sy nu op het punt van haare verandering staan, sy heel helder ende doorlugtig daar uyt sien.

Het geen het Aas in syne veronderingen verhindert, het selve doodt, ende in syn voortsetten belet; soo dat het daar door het eene jaar in minder getat ende ook laater, als in het onder jaar, voortkomt; dat is een harde ende lange winter; veel sneeuw ende reegen; waar door de pypkens, daar sy in leeven, toe-ende afgespoelt worden, ende met sandt bedekt. Van gelyke brengt ook de al te groote droogte diergelyke beletselen by. Op welken tydt sy haare huyskens moeten verlaaten; ende op een nieuw weer andere uytbooren. Uyt al het welke men lichtelyk sien kan, wat het Aas voordeel of hinder doet; ende syne ellenden vermindert, ofte vermenigvuldigt.

 

Uyt het geene soo essen van de rypheit der Vleugelen van het Aas is bygebragt; soo blykt heel klaar, onder mat Order van de vier natuurelyke veranderingen dat het behoort: namelyk onder de Tweede. Want alle de Dierkens, die daar onder behooren, veranderen op deselve wys, gelyk als het Aas.

Augerius Clutius versiert alhier, dat de Wurm van het Aas in een Popken van de Derde Order verandert, ende dat het als dan sijn beweeging, gelyk als de Popkens der Syde-wurmen gebeurt, t'eenemaal verliest. Het geen hy ook uytteekent; hoewel het in de natuur niet en is te vinden. Waar uyt men sien kan, hoe seer sy bedrogen worden, die de waarheit der ondervindingen verlaten, ende alleen haar reeden, of het seggen van anderen geloof geeven.

margenoota
Tab. XIII. fig. vii. aa.
margenoot+
εεε.

margenoota
Tab. XIII. fig. vii. aa.
margenoot+
εεε.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)