Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2

[p. 57]

Tab. XXVI. Explicatio.

Fig. I.

Nidus Bombyliorum.

a.	Pars Nidi altera, Domunculas continens 18.
b.	Altera pars Nidi, quae 8. Cellulas continet.
c.	Domuncula penitus vacua, aperta.
d.	Irregularis Particula Cerae, adfixa Domunculae, in qua inventa sunt sex Ovula.
e.	Irregularis Particula Cerae, adfixa Cellulae, in qua septem & decem erant Ovula.
f.	Irregularis Particula Cerae, alteri adfixa Domunculae, in qua viginti & tria reperieban tur Ovula.
g.	Pars abscissa de domunculis, Vermes continentibus.
h.	Vermis e Cellula sua protractus, jam jam in Nympham abiturus.
i.	Vermis magnus, cujusmodi duo in una Cellula obsignata inventi sunt.
k.	Vermis major, unicus in una Cellula repertus.
l.	Cellula in duos loculos divisa, in quorum altero duo Vermes minores, in altero duo nonnihil majores reperti sunt.
m.	Vermiculus, cujusmodi tres in una Cellula inventi sunt.
n.	Vermiculus, cujusmodi quatuor in una Cellula haeserunt.
o.	Quinque Ovula Bombyliorum, altero suo extremo acuminato materiei, cui insident, adglutinata.

Fig. II

Lupum Alvearium, & quae ad ejus historiam pertinent, exhibet.

a.	Vermiculus, qui propric Apum cultoribus Lupus audit.
b.	Papilio subgriseus, Tineae similis, qui Ovulum, e quo Vermis Lupus nascitur, in favos deponit.
c.c.	Cavum atque tubulatum Textum, quod Vermis Lupus fabricatur, & in quo, tanquam in cuniculis, huc illuc discurrit.
d.	Papilio minor, minori cuidam Luporum speciei originem dans.
e.	Textum, extus excrementis inaequale, intus continens Vermem Lupum, sat pastum, paulo post mutatione sua functurum.
f.	Chrysallis sive Aurelia, in quam Vermis Lupus mutatur.

Fig. III.

Vermiculus, in Nido Apum ferarum repertus, ejusque mutationes.

a.	Vermiculus ipse, sex pedibus instructus, rubellus.
b.	Nympha, in quam Vermiculus iste dein mutatus est.
c.	Scarabaeus elegans, post anni spatium ex illa Nympha natus: ut ideo Nympha & Vermiculus nequaquam de Apum familia fuerint.

Tab. XXVI. Verklaart.

Fig. I.

Een Nest der Hoorntorens.

a.	Een gedeelte van het Nest, bevattende 18. Celekens.
b.	Het andere gedeelte van het Nest, bevattende 8. Cellekens.
c.	Een Huisken geheel ledig, en open.
d.	Een ongeregeld Deelken Wasch, tegen het Celleken aangeplakt, waar in ses Eieren gevonden zyn.
e.	Een ongeregeld Deelken Wasch, tegen het Celleken aangeplakt, waar in seventien Eieren waaren.
f.	Een ongeregeld Deelken Wasch, tegen een ander huisken aangeplakt, waar in drieentwintig Eieren gevonden werden.
g.	Een gedeelte van de huiskens, die de Wormen bevatten, afgesneeden.
h.	Een Worm uit zyn Celleken uitgetrokken, zeer haast in een Pop zullende veranderen.
i.	Een groote Wurm, hoedanige twee in een toegesegeld Celleken gevonden zyn.
k.	Een groote Wurm, eenig in een Celleken gevonden.
l.	Een Celleken, in twee hollekens verdeelt, in welks eene twee kleine, en in het andere twee eenigsins grooter Wurmen gevonden zyn.
m.	Een Wurmken, hoedanige drie in een Celleken gevonden zyn.
n.	Een Wurmken, hoedanige vier in een Celleken geseten hebben.
o.	Vyf Eieren van Hoorntorens, met haar eene uitterste aan de stof, waar op zy leggen, vastgelymt.

Fig. II.

Vertoont den Wolf der Byekorven, en 't geen behoort tot desselfs geschiedenis.

a.	Een Wurm, die eygentlyk by de Byenhouders Wolf genoemt word.
b.	Een grysagtige Kapel, een Mot gelykende, die het Eyken, waar uit de Wolf voortspruit, in de Honingraten neerlegt.
c.c.	Een hol en pypagtig Spinsel, 't welk de Wolf maakt, en waar in hy, als in loopgraven, heir en daar heenloopt.
d.	Een kleinder Kapel, waar uit een kleender soort van Wolf zyn oorsprong heeft.
e.	Het Spinsel, van buiten door de vuiligheden oneffen, van binnen bevattende een Wolf, redelyk gevoed, zullende kort daar na zyne verandering ondergaan.
f.	Het gulde Popken, waar in de Wolf verandert word.

Fig. III.

Een Wurmke, in een Nest van wilde Byen gevonden, en desselfs veranderingen.

a.	Het Wurmke selfs, met ses Voeten voorsien, roodagtig.
b.	De Pop, waat in dit Wurmke naderhand verandert is.
c.	Een fraaje Schalbyter, na een jaar tyds uit de Pop gebooren, zo dat der halven de Pop en de Wurm geensins van het geslagt der Byen geweest zyn.

[p. 58]

Fig. IV.

Altera species Apum ferarum, paulo major, quam naturaliter est, repraesentata.

Fig. V.

Tertia species Apum ferarum.

Fig. VI

Quarta species Apum ferarum, Antennis crassissimis & longissimis praedita.

Fig. VII.

Quinta species Apum ferarum.

Fig. VIII.

Sexta species Apum ferarum.

Fig. IX.

Crabronem exhibet.

a.a.	Quatuor ejus Alae.
b.b.	Duo Unguiculi acuminati, quibus munita sunt Pedum extrema.
c.	Caput Oculos monstrans lunatos, Cornua, Proboscidem, Dentes.
d.	Aculeus ejus formidabilis.

Fig. X.

Vespa mediae Magnitudinis.

Fig. XI.

Vespa formae inusitatae.

Fig. XII.

Bombyluis mediae magnitudinis, pilis versicoloribus ventrem circulatus.

Fig. XIII.

Musca tripilis, Pseudosphecae species.

Fig. XIV

Vespetum minimae Vesparum speciei.

a.	Vespa minimae speciei.
b.b.	Vespetum Pomi forma.
c.c.c.	Tria Vespeti integumenta.
d.	Vespetum, sive Nidus ipse, nonnullibi diffractus, continens
e.	Cellulas hexagonas, in quibus Ovula incubantur.

Fig. XV.

Vespetum nullo integumento vestitum, solis Cellulis inter se conjunctis coflatum, quod Urticae adfixum reperi.

Fig. IV.

Een ander soort van wilde Byen, wat grooter, als het natuurlyk is, afgebeeld.

Fig. V.

Het derde soort van wilde Byen.

Fig. VI.

Het vierde soort van wilde Byen, met zeer dikke en lange Hoornen voorsien.

Fig. VII.

Het vyfde soort van wilde Byen.

Fig. VIII.

Het sesde soort van wilde Byen.

Fig. IX.

Vertoont een Horsel.

a.a.	Zyne vier Vleugelen.
b.b.	Twee spitse Nagels, waar meede de uiteinden der Voeten gewapend zyn.
c.	Het Hoofd, de halvemaanwyse Oogen, Hoornen, Snuit, en Tanden vertoonende.
d.	Desselfs vreeslyke Angel.

Fig. X.

Een Wesp van middelbaare grootte.

Fig. XI.

Een Wesp van een ongewoone gedaante.

Fig. XII.

Een Hoorntoren van middelbaare grootte, zyn buik met hayren van verscheyde couleur omringt hebbende.

Fig. XIII.

Een driehayrige Vlieg, zynde een soort van Bastart-Wespen.

Fig. XIV.

Een Wespenhol van het kleinste soort van Wespen.

a.	Een Wesp van 't kleinste soort.
b.b.	Een Wespenhol in de gedaante van een Appel.
c.c.c.	De drie bekleedsels van het Wespenhol.
d.	Het Wespenhol, of het Neft zelf, ergens afgebrooken, vervattende
e.	Seshoekige Cellekens, waar in de Eieren worden uitgebroeyt.

Fig. XV.

Een Wespenhol, door geen deksel bekleet, alleen uit Cellekens onder malkander vereenigt bestaande, 't welk ik aan een Brandnetel vastgekleeft bevonden heb.