Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.50 MB)

Scans (94.73 MB)

XML (2.93 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Tab. XXXVII. Explicatio.

Papilio intra Erucam reconditus.

No. I.Papilio Erucae formam gerens, prima sua involutus cute, in qua Ovum vocatur, atque eadem sese ratione habet, ac Papilio in cute Chrysallidis.
II.Memorata cutis vel membrana deposita.
III.Papilio-Eruca, sive Papilio forma ipsius Erucae indutus.
IV.Dicta Eruca, mutationi cutis suae proxima, & Papilionem, Fig. ii, iii, & iv. exhibitum, intus in cute sua recondens.
a.Extuberantia ejus Membra & Alae, potissimum circa secundam corporis sectionem annularem conspicua.
b.Ea ipsa membra sub tertio Annulo propullulantia.
c.Pars corporis ejus posterior, sensim minor evadens.
d. d.Trabs, cui haec Eruca superficiariam suam telam adtexuit.
e.Locus, quo ea ungues posteriorum suorum pedum in hocce texto defixit.
f. f.Ligamentum ex filis compositum, quo Eruca corporis sui medium circumduxit.
V.Papilio-Eruca cute suâ exuta, Chrysallidis formam induta; quae omnia Papilionis membra, icone quartâ exhibita, alio tamen atque obscuriore modo, quam ibi repraesentantur, disposita gerit.
VI.Papilio ipse, sive Eruca-Papilio, extensis Alis conspicuus, & plenam aetatem adsecutus.

Fig. I.

Ovum Erucae, quae Papilio est, aucta magnitudine depictum.

Fig. II, III, & IV.

Papilio, prout e cute Erucae, sub No. IV. exhibitae, protractus est.

a. a.Ejus Antennae.
b..Proboscis.
c. c.Quatuor Alae, quas inter sex Crura sita cernuntur.
d. d.Annulares ventris sectiones.

Fig. V.

Omnes modo dictae partes Papilionis in Chrysallide ostenduntur.

a. a. a. a.Antennae.
b.Proboscis.
c. c.Quatuor Crura superioribus Alis incumbentia.
d. d.Alae superiores totae, inferiores autem ex parte tantum conspicuae.
e.Caput cum Oculis.
f.Venter & Cauda, una cum suis sectionibus.

Tab. XXXVII. Verklaart.

De Kapel binnen de Rups besloten synde.

No. I.De Kapel de gedaante der Rups dragende, in syn eerste vel ingewonden. waar in het een Ey genoemt word, en bevind sig daar op de selve wys, als de Kapel in het vel van de gulde Pop.
II.Het gemelde vel of vlies afgelegd.
III.De Kapel-Rups, of de Kapel met de gedaante der Rups selfs bekleed.
IV.De gesegde Rups, zeer na aan de verandering van syn vel, en de Kapel Fig. ii, iii, en iv. vertoont, binnen in syn vel verbergende.
a.Syne uytpuylende Leden en Veugelen, meest omtrent de tweede ringwyse verdeeling des lighaams sigtbaar.
b.De selve leden, onder de derde Ring uytpuylende.
c.Het agterste gedeelte van syn lighaam, allengskens kleynder wordende.
d. d.De balk, waar tegen dese Rups syn oppervlakkig webbe geweeven heeft.
e.De plaats, alwaar deselve de nogels van syn agterste Voeten in dit spinsel heeft vastgemaakt.
f. f.De band uyt draaden gemaakt, waar mede de Rups het midden van syn lighaam omtrokken heeft.
V.De Kapel-Rups van syn vel ontbloot, de gedaante van een gulde Pop aangenomen hebbende, welke alle de leden der Kapel, in de vierde afbeelding vertoont, dog op een andere en duysterder wys, als daar afgebeeld worden, geschikt draagt.
VI.De Kapel selfs of de Rups-Kapel, met uytgestrekte Vleugelen sigtbaar, en syn volkome ouderdom bereykt hebbende.

Fig. I.

Het Ey van de Rups, welke een Kapel is, in 't groot afgebeeld.

De Kapel, so als hy uit 't vel van de Rups, by No. IV. vertoont, getrokken is.

a. a.Desselfs Hoornen.
b.De Snuyt.
c. c.De vier Vleugelen, welke tusschen de ses Beenen geplaatst gesien worden.
d. d.De ringwyse verdeelingen der Buyk.

Fig. V.

Alle de so genoemde deelen der Kapel worden in de gulde Pop vertoont.

a. a. a. a.De Hoornen.
b.De Snuyt.
c. c.De vier Beenen, op de bovenste Vleugelen leggende.
d. d.De bovenste Vleugelen geheel, dog de onderste maar voor een gedeelte sigtbaar.
e.Het Hooft met de Oogen.
f.De Buyk en Staart, te gelyk met haare verdeelingen.
[pagina 87]
[p. 87]

Fig. VI.

Modo exhibitae partes, omnibus suis tunicis nudatae, adhuc distinctius, & in naturali suo situ repraesentantur; ut vel colores etiam Papilionis jam dignosci queant.

Fig. VII.

Nigra heic macula in alterâ Alarum translucentium Papitionis exprimitur, per externam Chrysallidis cutim transparens; ex qua quidem certissime cognosci potest, an Chrysallis brevi cutim sit mutatura.

Fig. VIII.

Exuviae a Papilione-Chrysallide relictae, quae plerumque regulariter dehiscunt & in quatuor partes finduntur.

Fig. IX.

Modus, quo Papilio, minutis curtisque Alis instructus, ex ultima suacute, sub qua Chrysallis vocatur, prorepsit.

Fig. X.

Modus, quo minutissimae Papilionis Alae, Fig. ix. exhibitae, sensim accrescunt & dispanduntur.

Fig. XI.

Omnia hujusce Papilionis membra, una cum excrescentibus ejus Alis, adpositis literis indicata.

a. a.Duae ejus Antennae.
b.Proboscis concrispata.
c.c.Binae Alae superiores.
d. d.Alae inferiores.
e.e.e.e.Sex Crura.
f.Venter, ejusque Annuli, pili & plumulae.

Fig. VI.

De so even vertoonde deelen van alle haare rokken ontbloot, worden nog klaarder, en op haare natuurlyke plaats vertoont, so dat selfs de couleuren der Kapel nu kunnen onderscheyden worden.

Fig. VII.

Hier word een swart vlaksken op de andere syde van de doorschynende Vleugelen der Kapel vertoont, door het uiterlyke vel van de gulde Pop doorschynende, waar uit zeer zeker gekent kan worden, of de gulde Pop in 't kort syn vel sal veranderen.

Fig. VIII.

De Huit van de Kapels-gulde-Pop verlaten, welke gemeenlyk regulier gaapt, en in vier deelen gespleeten word.

Fig. IX.

De wyse, waar op de Kapel, met kleyne en korte Vleugelen voorsien, uit syn laatste vel, waar in het een gulde Pop genoemt word, is uitgekroopen.

Fig. X.

De wyse waar op de kleynste Vleugelen der Kapel, fig. ix. vertoont, allengskens aangroejen en verspreyd worden.

Fig. XI.

Alle de leeden van dese Kapel, te gelyk met syne uitgroejende Vleugelen, door de bygevoegde letteren aangeweesen.

a. a.Syne twee Hoornen.
b.De gekrulde Snuit.
c. c.De twee bovenste Vleugelen.
d. d.De onderste Vleugelen.
e. e. e. e.De ses Beenen.
f.De Buik en desselfs ringen, hayren en pluymkens.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)