Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.50 MB)

Scans (94.73 MB)

XML (2.93 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 2

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tab. XLVI. Explicatio.

Ranae & Caryophylli Hortensis lenta Incrementa, haud absimilia illis, quae circa Insecta observantur.

Figuris lateris sinistri exhibetur

No. I.Ovum Raninum, sive Vermiculus Ranae, intra primam suam tunicam conclusus, globulum exiguum alio globo majore cinctum referens.
a.Globus minor, Vitellum veluti Ovuli hujus constituens.
b. b.Globus major, priorem ambiens, Albumini similis.
II.Vermiculus Ranae, prima sua Tunicâ quasi exutus.
c.Tunica dicta ad Vermiculi Ranini posteriora remota.
d.Vermiculus Ranae, inde evolutus.
e. e. e.Albumini simile Alimentum ejus ampliatum.
III.Gyrinus, seu Vermiculus Ranae auctior, medio in pabulo suo natans.
f. f. f.Alimentum ejus, dispansae instar nubeculae in aqua natans.
g.Caput, Pectus & Abdomen Gyrini, unum velut in globum compacta.
h.Cauda ejusdem.

Tab. XLVI. Verklaart.

Langsaame Aangroejingen van de Kikvorsch en Tuyn-Angelier, niet ongelyk aan die, welke omtrent de Insecten bevonden worden.

De Figuur van de linker syde vertoont

No. I.Het Vorschen Ey, of het Vorschen Wurmken, in syn eerste rok besloten, een kleyn klootken, met een andere grooter kloot omringt, gelykende.
a.Een kleyn Klootken, het dojer van dit Ey als uytmakende.
b.Grooter Kloot, de eerste omringende, gelyk aan het Wit.
II.Het Vorschen Wurmken, syn eerste rok als uytgetrokken hebbende.
c.De genoemde Rok, aan de agterste deelen van het Vorschen Wurmken weggeschooven.
d.Het Vorschen Wurmken, daar uyt ontwonden.
e. e. e.Syn voedsel gelyk aan het Wit uytgebreyd.
III.De Gyrinus, of het grooter Vorschen Wurmken, midden in syn voedsel swemmende.
f. f. f.Syn voedsel, als een uytgebreyd wolksken in het water swemmende.
g.Het Hooft, de Borst, en de Buyk van de Gyrinus, als in eene Kloot samengepakt.
h.Desselfs Staart.
[pagina 110]
[p. 110]
IV.Gyrinus idem, priore grandior jam factus, Crura posteriora paullatim procrescentia monstrans; dum simul anteriora, sub cute tamen, quoque sensim evolvuntur.
i. i.Crura ejus posteriora, pedetentim excre scentia.
V.Nympha Ranae, sive Gyrinus in Ranam abire aptus; quandoquidem artus Ranae omnes in eo perfectionem suam jam adepti sunt: ut adeo, cute saltem deposita, Ranae formam mox sit adepturus.
k. k.Crura ejus anteriora, sub cute sensim suam nacta perfectionem.
l. l.Crura posteriora itidem perfecta, & extra cutem protuberantia.
VI.Rana ipsa, per varios Ovi, Vermiculi & Nymphae, habitus gradatim ad perfecti Animalis formam evecta; ita tamen, ut neutiquam, instar Insectorum, mox generationi apta sit, sed hanc demum perfectitudinem e menso aliquot annorum spatio acquirat.
m. m.Binae Vesiculae, pone Oculos hujus Ranae conspicuae, notans sexus eam masculini esse.

Icones lateris dextri repraesentant

No. I.Caryophyllum hortensem, in prima sua tunica constitutum, Semen hactenus appellatum.
A.Et ipsum Semen exhibet, aucta magnitudine depictum; in quo conspicua est cicatrix veluti Funiculi umbilicalis, per quem id Ovario etiamnum detentum suam hausit alimoniam.
II.Tunicam istius Seminis depositam.
B.Semen ipsum, nativa magnitudine, quod intra Tunicam modo memoratam latuit.
C.Idem hoc Semen, Tunica sua exutum, microscopii ope auctum; ut pateat & apiculus ejus & bivalvis illa partitio, quae reliquum ejus corpus discernit.
III.Caryophylli Germen novellum.
IV.Germen idem, jam in foliola quaedam evolutum.
V.Folliculum sive Gemmam Caryophylli, veram quasi hujus Nympham.
VI.Caryophyllum ipsum, tandem è Gemma sua evolutum, & semini producendo aptum natum.
IV.Deselve Gyrinus, nog grooter als de eerste geworden, syn agterste Voeten allengskens voortgroejende, aanwysende, terwyl teffns de voorste, dog onder het vel, allengskens ontwonden worden.
i. i.Syne agterste Voeten, allengskens uytgroejende.
V.De Vorschen Pop, of de Gyrinus, bekwaam om een Vorsch te worden, nademaal alle de ledematen van de Kikvorsch daar in haare volkomentheyd al gekreegen hebben: soo dat het, het vel maar afgelegt hebbende, de gedaante van een Kikvorsch staat te krygen.
k. k.Desselfs voorste Beenen, onder het vel allengskens haare volkomenheyd verkreegen hebbende.
l. l.Desselfs agterste Beenen ook volmaakt, en buyten het vel uytpuylende.
VI.De Kikvorsch selfs, door verscheyde gedaantens van het Ey, het Wurmken en de Pop, tot de gedaante van een volkomen Dier trapsgewys verheven, so nogtans, dat het geensins, gelyk de Insecten, aanstonds bekwaam sy tot de voortteeling, maar dese volmaaktheyd eyndelyk na eenige jaren verkrygt.
m. m.Twee Blaaskens, neffens de Oogen van deese Kikvorsch te sien, aanwysende, dat deselve van het Mannelyk geslagt is.

De afbeeldingen aan de regter syde vertoonen

No. I.Een Tuyn Angelier, in syn eerste rok geplaatst, tot nog toe Saadt genoemt.
A.Vertoont het Saadt selfs, grooter afgebeeld; waar in als het lidteken van het Navelstrengeken sigtbaar is, door 't welk het selve, nog in den Eyerstok beslooten, syn voedsel ontfangen heeft.
II.De Rok van dat Saadt afgelegd.
B.Het Saadt selfs in syn natuurlyke grootte, 't welk in de so even gemeide Rok verhoolen is geweest.
C.Dat selve Saad, van syn Rok ontbloot, door behulp van een vergrootglas vergroot, op dat en desselfs topken, en de tweevliesige verdeeling, die desselfs overige lighaam onderscheyt, in 't gesigt koome.
III.Jong Spruytken van den Angelier.
IV.Het selve Spruytken, reeds in eenige blaadjes uytgebreyd.
V.De Knop of Bot van den Angelier, als 't waare desselfs waaragtige Pop.
VI.De Angelier selfs, eyndelyk uyt syn Knop ontwonden, en bekwaam geworden om saadt voort te brengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)