Ephemeri vita of afbeeldingh van 's menschen leven

Verklaaringh van de tweede Plaat.

I. Afbeeldingh.

HIer wordt afgebeeld een van de aldergrootste Mannekens-wurmen van het Aas; waar in alle sijne deelen, heel net ende onderscheydentlijck te sien sijn: als sijne

Oogen, ⁺ die twee maal grooter sijn, als in de Wijfkens-wurmen.

Hoornkens met haar onderscheyde articulatien of geledingen. ⁺

Schaaren, ⁺ Beck, of tandige Kaack-beenderen, waar meede sy de aarde op graven.

Het eerste, ⁺ tweede ende derde paar Beenen of Pootkens met haare geleedingen.

Sijn Kookerkens of knopkens der Vleugelen, ⁺ daar het eerste paar Vlerken binnen in opgeslooten is, en even als een teere Bloem in sijn Knop verborgen.

De geduurigh lillende Kuwen of Kaacken, ⁺ die helder ende spier-wit sijn, ende met duysenden van fijne hayrkens, als met bondt beset: de selve worden hier heel net afgebeeldt. De Vlot-riemkens die men hier niet en siet (deur reeden dat haar deese Kuwen bedecken) die sijn op de eerste plaat, in de eerste ende derde afbeeldingh alreede vertoont.

+ A.

+ BB.

+ C.

+ DD.

+ E.

+ FF.

[p. 408]

De drie Borstel-hayrige staarten, ⁺ met haare nestelachtige aanhanghselen.

+ G.

II. Afbeeldingh.

De langhwerpige uytgeholde pijpkens in de kley, waar in den Haft-wurm of het Aas leeft, kruypt, sich beweeght, ende gevoedt wort; op de manier bykans, als de Wurmkens der Honingh-beyen, in het Honingh-raad ofte de Wasse huyskens van het selve doen.

De Pijpkens die de grootste soort der Wurmen, ⁺ in de kley graaven.

De Pijpkens die de kleenste soort der Wurmen in de kley uythollen. ⁺

+ AA.

+ BB.