Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De tien vermakelijkheden van het huwelijk
Toon afbeeldingen van De tien vermakelijkheden van het huwelijkzoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,33 MB)

Scans (27,62 MB)

ebook (4,81 MB)

XML (0,20 MB)

tekstbestand






Editeurs

E.K. Grootes
Rob Winkelman


Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tien vermakelijkheden van het huwelijk

(1988)–Hieronymus Sweerts–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

De Vierde Vermakelijkheid

De Vrouw praat bij de Buurt, beklaagt haar onvruchtbaarheid en zoekt hiervoor genezing.

Waarlijk, het is een grote vreugde voor de Nieuwgetrouwden, dat ze overal te gast en uit spelevaren geweest zijn.

Nu hebben zij gezien wat voor familie elk hier en daar in andere steden heeft, hoeveel de steden in schoonheid, charme, zeden en manieren verschillen, hoe plezierig de landouwen in deze en in gene landstreek zijn, hoe vermakelijk het is de Schelde te bevaren en Gelderland te doorrijden en hoe vorstelijk men hier en daar voor zijn geld bediend kan worden. Maar hoe nietig en ijdel deze vreugde is, merken zij zelf, omdat ieder die haar geniet, haar zo zat wordt, dat hij uiteindelijk verlangt om weer thuis bij zijn eigen tafel, haard en huishouden te zijn.

Voorwaar, dit is het echte uur van vreugde waar de nieuwbakken man al lang naar verlangd heeft, opdat hij verlost mocht worden van het geldverkwisten en zijn beroep zou kunnen opnemen. Nu, hoopt hij, zal alles een goede plooi beginnen te nemen en hij twijfelt er niet aan of de vrouw die nu met gastgaan en plezieren haar hart wel terdege heeft opgehaald, zal zich nu als een huisvrouw beginnen te gedragen en de huishoudelijke zaken ter hand nemen, hetwelk ook menigmaal zo geschiedt tot grote vreugde van de man.

Maar zou het wel mogelijk zijn, dat deze Vermakelijkheid niet met een bittere saus van ongenoegen overgoten zou worden? O, lieve man, indien je dit gelooft, denk je zeker dat je ganse huwelijk niet anders dan een Paradijs op aarde wezen zal en dat je alreeds je voeten in het wandelpad der volmaaktheden gezet hebt. Maar wacht weinige dagen en de ondervinding zal je spoedig kennis doen hebben van verdere Vermakelijkheid.

Want zo ras het Vrouwtje wat in stilte begint te komen,

[pagina 47]
[p. 47]

begint ook het klagen op gang te komen, dat zij aan die nieuwigheid zo kwalijk wennen kan. Dat het omgaan met de nieuwe meid haar zo vreemd voorkomt, omdat zij deze dient te heten en te gebieden en op haar doen acht dient te geven, waar ze zich voor dezen nimmer mee hoefde te bemoeien, en dat het haar zo smart om uit haar ouders huis en in een vreemde woning te verblijven. Ja, dit wordt menigmaal zo hevig, dat de man genoeg te doen heeft om haar te troosten en haar deze grillen uit het hoofd te praten en waarlijk, als hij met een zoet praatje haar snikken niet weet te beteugelen en haar tranen met kusjes af te drogen, och, dan is het er kwalijk mee gesteld. En als dit al geschiedt, dan zal het geen zes weken duren of er zal wederom een nieuwe donkere wolk voor die heldere zonneschijn komen.

Want zie, weinig tijd verloopt er of het Vrouwtje begint kennis en vriendschap met de buren te krijgen, hetwelk alle dagen meer en meer toeneemt, ja, zo aanwast, dat ze dikwijls meer bij de buurt dan in haar huis gezien wordt. Hier ziet ze Juffrouw Luxuria spelen met haar kind, dat een zeer lief Engeltje is. Daar ziet ze Juffrouw Teelwel met de Luiermand bezig en allerhande soort van speelgoed bijeenrapen. Ginds klaagt Juffrouw Maagdalena dat ze geen kinderen krijgt en Juffrouw Vroegrijp beroemt zich erop dat ze, ternauwernood in het huwelijksbed, al zwanger was. Och, denkt ze, ik ben nu al drie maanden getrouwd en ik weet nog nergens van: alle dingen gaan met mij nog net als toen ik een ongetrouwde Vrijster was. Wel, waar mag dat aan schorten?

Hier begint de onrust de hersenraderen gaande te maken. En wee de man indien hij geen goed klokkenspeler is! En opdat zij hiervan kennis krijgen mag, informeert ze bij alle kennissen zeer ijverig hoe die door haar mannen geliefkoosd worden en ze verhaalt zeer onbeschaamd wat achter de gordijnen en onder de Roos tussen hen beiden geschied is, hetwelk alleen daartoe strekt, opdat zij horen wil of haar man zijn zaken wel fiks verstaat, of hij zijn werk wel behoorlijk en dikwijls genoeg doet

[pagina 48]
[p. 48]

en of hij er ook wel echt bekwaam toe is etc., tot welker opheldering het vrouwentuig zoveel overhoop haalt, dat het schandelijk om te denken, ik laat staan om te zeggen is.

Wie zij spreekt, elk beklaagt haar en geeft haar raad. En het allerfijnste slag zegt ten minste: ‘Ik zou mijn man dikwijls spijzen voorzetten, waar ikzelf wel bij voer, zoals Oesters, Eieren, Hanekammen, Zwezeriken, Kaviaar, Indische vogelnestjes etc. En ik zou hem aanraden elke morgen in het Koffiehuis wat Chocolade te drinken en vooral zou ik hem afhouden van de Tabak en alle dingen waar je van uitdroogt of die de nieren verkouwen. En zelf zou ik hem zo veelvuldig aantokkelen en zulke kluchtige bokkesprongen verrichten om hem gaande te maken, dat hij goed zou weten dat hij je koelheid noch je gebrek aan ijver de schuld behoefde toe te schrijven, maar altijd bekennen moest, dat je jouw devoir gedaan had.’

Wie twijfelt eraan of zij stelt die raad in het werk? O gelukkige man, die nu telkens nieuwe slikkermikjes op tafel krijgt en vrij verlof hebt om het Koffiehuis te bezoeken, iets waar andere wijven zo tegen morren en knorren. En daarnaast ondervind je dat je Hartjelief je als een Engeltje omarmt en je duizend vriendelijkheidjes bewijst die met geen gedachten zijn uit te drukken. En 's avonds is het telkens: ‘Liefste, kom te bed’ en 's morgens: ‘Ei Hartje, blijf nog wat liggen.’ Zeker, dit zijn immers grote Vermakelijkheden.

Maar ziet het Vrouwtje dat het niet helpt en alles op zijn oude wijs gaat, dan begint zij te schrollen en te morren op haar man, en roemt haar eigen bekwaamheid, verdenkt die van de man niet weinig en noemt hem menigmaal een Droge Jasper, een Koele Troever en Zelden-komer.

Hier kijkt hij weer op zijn neus. En al doet hij haar duidelijk ondervinden dat hij geen Begijn is en al houdt hij haar vele redenen en exempelen voor ogen, zowel uit Beverwijks werken als van andere Doctoren, alsmede van Louyze Bourgoise, de Vroedmoer van de Franse Koningin, en sommige van zijn fa-

[pagina 49]
[p. 49]

milie en kennissen: het is alles wind. Zij klaagt: ‘Ik moet een kind hebben of ik zal mijn zinnen verliezen.’

En dit malen slaat haar zo verschrikkelijk in de hersenen dat haar het huis boven het hoofd schijnt te branden. Zulks dat ze zo ras niet van het bed of van de tafel komt of zij zwermt onmiddellijk bij de buurt, neemt kinderen van anderen op de arm, kust en liefkoost ze zo ongemeen of zij ze schier van liefde wilde opeten, ja, maakt meer malgelaat met ze dan ooit hun eigen moeder gedaan heeft. Waardoor die kinderen menigmaal meer van de Buurvrouw dan van Vader of Moeder gaan houden.

Deze uithuizigheid zal ongetwijfeld haar man een weinig vervelen. Maar als hij zich te binnen brengt dat zijn vrouwtje hierdoor het verzorgen en het omgaan met de kinderen, dus vooraf en voor niets, komt te leren, kan hem zulks niet anders dan tot een grote Vermakelijkheid gedijen. Te meer omdat, zo lang zij bij de Buurvrouw praat en met haar kind omspringt, hij bevrijd is van haar te horen zuchten en zaniken om een kind. Want zo ras komt ze niet in huis of ze praat van buurvrouw haar kind en roept dat ze haar hele kapitaal geeft om zo een kind te hebben, hetwelk telkens zo lang duurt, tot zij uiteindelijk in de bovengenoemde razernij tegen haar man uitbarst: ‘Zie daar, ik moet ook een kind hebben of ik zal mijn zinnen verliezen.’

Wat te doen? Hoe hij het keert, hoe hij het wendt, hij ziet geen middel om het vrouwmens tevreden te stellen, althans niet beter dan dat hijzelf doctoren raadpleegt en in het bijzonder die Franse doctor, die erom bekend staat dat hij zoveel mannen en vrouwen, die eerst onvruchtbaar en kinderloos waren, bekwaam gemaakt heeft. Zulks dat zij nu alle jaren precies een jonge zoon of dochter, ja, sommigen twee tegelijk, over winnen. Daarnaast is het zeer noodzakelijk dat de vrouw zelf ook ervaren Vroedmoers consuleert en oude doctoressen opdat de kwalen die de onvruchtbaarheid veroorzaken, weggenomen mochten worden.

[pagina 50]
[p. 50]


illustratie

[pagina 51]
[p. 51]

Hierop worden bijna alle Zalfpotten en Kruidendozen der ganse Apotheek overhoop gehaald. Hiermee gaat het dan op een strijken, op een smeren, op een stoven, op een roken, om (zo het heet) de Vrouw fris en bekwaam te maken. Deze middeltjes brengen het bed en huis zo vol stank en damp, dat ze eerder de gezonde luchtgaten verstoppen, dan dat ze de verstopte openen en gezond maken zouden.

Maar op het eind bevindt men dat het ellendig en tevergeefs is, waar de Vrouw het uit de Apotheek en de man het uit de Oester- of Eierschalen halen moet!

En als dit niet helpen wil, waar zal de arme hals zijn hoofd dan bergen? Wat zal hij doen om haar te paaien en tevreden te stellen? Hij bedenkt alles wat hij kan om haar vermaak aan te doen. Wil zij uit, hij wil ook. Wil zij kostbaarheden hebben, hij wil ze haar kopen. En hij veinst altijd dat het hem lief en aangenaam is, wat zij ook doet. Ja, ofschoon haar pracht en praal hierin al vrij wat te hoog steigert en het dikwijls met de kas niet al te goed van pas komt, durft hij haar geenszins tegen te spreken, want hij vreest haar telkens op zijn nek te krijgen en denkt: Terwijl haar zinnen hierop doelen, vergeet ze het malen over een kind. En omdat hij telkens hoopt dat hij zo gelukkig zal zijn, dat één nacht zijn ijver met vruchtbaarheid bekronen zal, durft hij haar niet eens te vertoornen of zuur aan te zien, vrezend dat zij zwanger zou kunnen zijn van de eerste en dat het karretje zou kunnen omslaan.

In het kort, het is hem het grootste vermaak als hij zijn vrouw maar wel tevreden en vergenoegd mag zien, hetwelk bezwaarlijk lukken wil zo lang zij niet zwanger wordt.

Maar o, wat zal het een vreugde wezen, als hij eens zo gelukkig wordt dat hij die Papegaai mag schieten! Hoe zal dan die eerste dag van waaraf haar Kraam uitgerekend staat als met een grote Rode letter in zijn Almanak uitgedrukt staan! Wel, jonge luiden, wees gerust, al duurt dit wat lang, het werk zal nog zijn meester kronen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken