Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd (1781)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd
Afbeelding van Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugdToon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.79 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/schoolboek
ABC-boek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche jeugd

(1781)–J.H. Swildens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

Kort onderricht om goed te leezen.

Een Kind, dat tot hier toe gevorderd is, en elke oefening behoorlyk herhaald heeft, zal dezelve nu reeds vry vaardig beginnen te leezen, en zal nu met zekere schreden in de Leeskunst kunnen voortgaan. Over de wyze van herhaalen wordt in het nader Onderricht gehandeld. Hier scheen het my toe de rechte plaats te zyn voor eenige algemeene regels om goed te leezen.

Algemeene regels om goed te leezen.

Eerste regel. Men moet niets verkeerd leezen; dat is, men moet letterlyk elk woord leezen zo als het'er staat. (Zie de laatste aanmerk. op bladz. 1.)

 

Tweede regel. Men moet duidelyk en met eene klaare stem leezen; dat is, men moet alle letter-greepen en elk woord klaar en onderscheidenlyk uitspreeken.

 

Deeze zyn de twee voornaame regels, welke men met een Kind in de eerste, tweede en derde spelling en leezing van elke oefening meest in het oog moet houden; maar in de verdere herhaalingen moet het Kind daarenboven allengs nog de volgende regels leeren waarneemen.

[pagina 23]
[p. 23]

Derde regel. Men moet vloeibaar leezen; dat is, men moet nooit in het midden van een woord of van eenen zin afbreeken, of aanstooten, of ophouden.

 

Vierde regel. Men moet verstaanbaar leezen; dat is, men moet alles duidelyk en klaar uitspreeken, en alles te samen leezen, wat te samen geleezen moet worden.

 

Dit laatste wordt aangeduid door byzondere tekenen, welke men derhalven eenigzins moet kennen. Zie dezelve op bladz. 21. en in het nader Onderricht.

 

Om recht verstaanbaar te leezen dient men ook zekerlyk eenigzins te verstaan wat men leest; en juist daarom zyn deeze oefeningen ook zoo eenvoudig en in zulk eene allengskens opklimmende schikking ingericht.

 

Vyfde regel. Men moet aangenaam leezen; dat is, niet te hard en niet te stil; niet te schielyk en niet te langzaam; niet slaaperig, niet binnensmond, niet eentoonig, niet zingend; maar opgewekt; met eene klaare stem, levendig en met dien nadruk en die veranderingen van toon, welke met den aart der zaaken, die men leest, overeenkoomen. Met één woord, men moet zo leezen gelyk men natuurlyk spreekt. Anders is immers de toon van vraagen, anders die van vertellen, anders die van zich te verwonderen, anders die van gebieden, anders die van bidden of verzoeken, enz.

[pagina 24]
[p. 24]

't Is vooral ten aanzien van deezen geheelen vyfden Regel, dat 'er een algemeen gebrek onder ons heerscht.

 

De onaangenaamheid in het leezen ontstaat uit verscheidene oorzaaken. Ik zal slechts de twee volgende hier noemen.

 

1. daar uit, dat men duidelyk meent te leezen, wanneer men alle lettergreepen en elk woord min of meer even lang of nadruklyk uitspreekt. Aldus leest men doorgaans in de Kerken en in meest alle onze Kinderschoolen. Doch zulk eene leezing strydt geheel en al tegen den aart van onze taal. Geen mensch spreekt immers zo.

 

2. daar uit, dat men meest alle woorden en zindeelen op den zelfden toon uitspreekt, of wel met eene altyd gelyke verheffing of daaling, zonder op den zin der woorden te letten; waardoor dan ook de geheele leezing eene soort van eentoonig en walgelyk gezang wordt, zonder nadruk, zonder gevoel, en dus min of meer zonder verstaanbaarheid. - Men moet, hoe hard men ook leeze, evenwel altyd die veranderingen van toon hebben, die men in de dagelyksche samenleeving heeft, wanneer men natuurlyk spreekt. Zie hiervan meer in bet nader Onderricht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken