Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Castel Pelesch (ca. 1890-1900 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Castel Pelesch
Afbeelding van Castel PeleschToon afbeelding van titelpagina van Castel Pelesch

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

Scans (48.52 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Vertaler

Cornélie Huygens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Castel Pelesch

(ca. 1890-1900 )–Carmen Sylva–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Riul Doamnei.

Niet ver van het liefelijk bergstadje Campa Lungo, slingert zich door het dal een frissche, heldere beek, de Riul Doamnei, de beek der Vorstin genaamd. Deze beek voert goud in hare bedding mede, somwijlen stukken zoo groot als een kogel, en het was sinds overoude tijden de gewoonte dit goud als het eigendom der vorstin te beschouwen. Ziehier op welk feit in het verleden deze gewoonte gegrond was.

In het land der Rumenen heerschte eens een groote hongersnood, een hongersnood, zooals men sedert menschenheugenis niet gezien had. Eerst waren erzwermen sprinkhanen verschenen, die de zon verduisterden, en overal, waar zij zich nederlieten, was in enkele oogenblikken het schoonste korenveld geheel kaal. De boomen, waaraan geen enkel blad meer overbleef, strekten hun naakte takken naar den eeuwig blauwen hemel uit, en de hitte werd zoo ondragelijk, dat zelfs de nacht geen verfrissching vermocht aan te brengen. Zoodra een korenveld was kaalgegeten, hief de wolk van sprink-

[pagina 165]
[p. 165]

hanen zich omhoog om snel op een volgend weiland neer te strijken. En zoo ging het onophoudelijk voort, wijl men destijds nog niet zoo slim was als tegenwoordig, nu men groote vlakten met petroleum begiet en dan alles in brand steekt. Er waren ook nog geen kanonnen uitgevonden, waarmede men de zwermen menigmaal uit elkander kan schieten.

Na de sprinkhanen hadden de Polen uit het noorden, de Hongaren uit het westen en de Turken uit het zuiden een inval gedaan, dorpen en steden verwoest en al het vee geroofd. Thans waren al deze vijanden uit het land verdwenen, maar zij hadden ziekten en besmetting achtergelaten. Met zwarte lippen en de lichamen met wonden bedekt, zwierven de menschen rond. Het vee kwam op de dorre velden, waar geen halm meer te zien was, jammerlijk om. Alleen de honden en de raven beleefden goede tijden; zij scheurden het vleesch van de beenderen, zoodat men uren ver in den omtrek niets dan witte beenderen zag, met het roode vleesch er nog aan en met milliarden vliegen bedekt, wier veelkleurige vleugels in de zon schitterden. De lucht trilde van de hitte en alom heerschte een vreeselijke stank, die als een pestadem de menschen aantastte en hen in weinige uren deed sterven. Men hoorde geen klachten meer, een doffe vertwijfeling had zich van allen meester gemaakt. Geen klokken werden geluid; er waren ook geen zon- of feestdagen meer, want niemand werkte, men had geen ossen om mede te ploegen, geen koren om te zaaien. Als geraamten slopen de menschen met holle aangezichten rond. Ter nauwer-

[pagina 166]
[p. 166]

nood werden er nog lieden gevonden om de dooden te begraven. De meeste lijken bleven, evenals het vee, op de velden liggen.

De schoone vorstin Irina was diep met de ongelukkigen begaan; zij had reeds al haar juweelen weggegeven en met haar laatste geld voor de boeren vee gekocht, maar de besmetting had aanstonds nieuwe offers geëischt. Toen had zij de hongerigen gespijzigd totdat zijzelve nauwelijks meer genoeg voor hare vier kleine kinderen overhield. In een aanval van vertwijfeling stond zij aan het venster, wrong als radeloos de handen en bad: ‘Mijn God! hebt Gij ons dan geheel verlaten? Wilt Gij ons arm land den ondergang prijs geven? Hebben wij zoo zwaar gezondigd, dat wij eene zoo vreeselijke straf moeten dragen?’

Daar kwam een zacht koeltje, met fijne bloemengeuren bezwangerd, naar binnen en een onzichtbare stem klonk haar in de ooren: ‘Uit een stroom zal hulp opdagen. Ga slechts zoeken!’

Dadelijk begaf zij zich naar den vorst, haar gemaal, en naar haar kinderen, om afscheid van hen te nemen, zeggende weldra te zullen terugkeeren; zij wist waar te zoeken om aller nood te lenigen en het land uit zijn ellende te verlossen. Zij scheen zoo opgeruimd, zoo vol hoop en vertrouwen, dat aller moed herleefde; want zij verzweeg dat zij niet eenmaal wist waar zij zoeken zoude.

Zij begon haar moeitevolle omzwervingen in den brandenden zonnegloed, langs de oevers van alle stroomen en beken. Menigmaal vond zij op haar weg een mager,

[pagina 167]
[p. 167]

uitgeteerd paard, dat haar een eindweegs verder droeg, doch dan onder zijn lichten last dood nederstortte. Zij ging langs den Olto, den Argesch, den Buzlu, den Sereth, langs alle groote en kleine stroomen. Langzaam en traag vloeiden zij tusschen de steenen, en de anders zoo onstuimige wateren deden slechts een zwak gemurmel hooren waar voorheen hun geweldig ruischen en bruisen alles overstemde.

‘Mijn God!’ bad de vorstin, ‘laat een kleine wolk verschijnen wanneer ik den stroom gevonden heb, die mij hulp zal verschaffen!’ Maar geen enkele wolk was zichtbaar. Ten tweede male had zij den Argesch gevolgd en wilde juist moedeloos terugkeeren, toen zij plotseling de monding van een kleine beek ontdekte waarop zij tot dusverre geen acht had geslagen. Aarzelend richtte zij hare schreden daarheen, doch zonder de geringste hoop, wijl de beek haar bij elken stap kleiner en onbeduidender toescheen.

Afgemat van het loopen op de scherpe steenen, bleef zij een oogenblik staan om adem te scheppen: ‘Ik vind niets, volstrekt niets!’ zuchtte zij, ‘en inmiddels sterven mijn kinderen van den honger! Misschien was mijn gedachte een dwaasheid, een hersenschim, een leugen!’

Op ditzelfde oogenblik verbeeldde zij zich een schaduw te zien. Zij meende echter dat het de tranen waren die voor de eerste maal hare groote, moede oogen verduisterden. Zij wischte ze af; maar neen, het was schaduw midden in de zonnige open heide, en toen zij de oogen ophief, had de zon zich achter een heel klein wolkje, dat langzamerhand grooter werd, verscholen.

[pagina 168]
[p. 168]

Irina gevoelde hoe een siddering van vreugde en ontroering haar door de leden voer. Had de hemel hare bede verhoord, of was het weder een spel harer verbeelding? ‘O, God!’ bad zij, ‘wanneer dit de stroom is dien ik zoeken moet, laat dan de wolk grooter worden en regen vallen; want die regen zou reeds een weldaad wezen en veler nood lenigen!’

Zij vervolgde langzaam haar weg.... en ja, de wolk werd grooter; nu ging zij sneller, ja, zij viel bijna, hoewel zij van zwakte dreigde neer te zinken. Daar vielen enkele groote, zware regendroppels. Zij zoog ze gretig op, zij zag ze vol vreugde op haar handen en oogen en haren vallen.

Op eenmaal hoorde zij een zacht ruischen en kletteren om haar heen, en in het volgende oogenblik brak er een ware wolkbreuk los. Zij ging moedig verder in de smalle bedding van de beek, totdat die door den hevigen regen begon te zwellen en in een bruine, schuimende massa, als een breede stroom, kwam aanrollen. Vaak moest zij stilstaan om naar een pad te zoeken, maar toch ging zij altijd weer voort, uit vrees dat de regen op zou houden. Het regende den geheelen dag en den geheelen nacht. De vorstin was zoo nat, dat het water uit hare kleederen droop. Zij wrong ze uit en liep nog een dag en een nacht voort. Zij bevond zich reeds in het gebergte en viel soms van vermoeidheid ter aarde. Eindelijk bleef zij aan den oever liggen en sliep in, terwijl de regen op haar nederstroomde en het water steeds hooger klom, als wilde het haar grijpen en medesleuren.

De koude deed haar ontwaken. Daar straalde de zon

[pagina 169]
[p. 169]

aan den morgenhemel en zag er zóó frisch uit, als had zijzelve een bad genomen. Wat de beek betrof, deze was geheel van aanzien veranderd; zij was niet meer bruin, maar helder en blauw als de lucht, en op den bodem fonkelde en schitterde het met verblindenden glans. Irina schortte haar kleed op en begaf zich te water. Zij moest weten wat daar zoo zonderling glinsterde. En zie, het was louter goud! Zij viel in het water op de knieën en zond een vurig dankgebed omhoog. Goud! Goud! Nu kon zij helpen. Zij waadde behoedzaam door den stroom, verzamelde de stukjes en korreltjes die zij vond en vulde daarmede haren mantel, totdat zij den last nauwelijks torschen kon. En nu gauw naar huis met haar schat, die zij voor haren gemaal uitstortte. De kinderen, hoewel zwak en uitgeput, leefden nog, doch herkenden haar nauwelijks, zoo mager was zij in die enkele dagen geworden. Nu werden er naar alle kanten boden uitgezonden, die in de naburige landen koren en maïs en gras en zaad en vee kochten, en de stroom werd niet moede hun steeds weder goud te verschaffen totdat de nood geëindigd was en lachend groen en malsch gras de Rumeensche akkers bedekte.

Het dankbare volk, ter herinnering aan zijn wonderbare redding, noemde den stroom Riul Doamnei, en alleen de vorstin van het rijk zou voortaan het goud daarin gevonden als haar eigendom mogen beschouwen. De latere vorstinnen zullen het waarschijnlijk minder goed besteed hebben, althans de stroom is spaarzamer geworden, en de enkele stukken, die de een of andere boer er nog in vindt, worden als een merkwaardigheid in het museum bewaard.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken