Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De koude vrede (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van De koude vrede
Afbeelding van De koude vredeToon afbeelding van titelpagina van De koude vrede

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (19.05 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De koude vrede

(1954)–Sal Tas–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

I. Inleiding over het politieke onverstand

Als de tekenen niet bedriegen heeft de vrije wereld in de drie jaren die achter ons liggen de gevaarlijkste crisis van zijn bestaan doorleefd. Het gevaar is niet bezworen, maar de meest acute phase ervan is waarschijnlijk achter de rug. We kunnen nauwelijks zeggen dat we dit stukje geluk verdiend hebben; velen, de meesten, onder ons hebben niet eens geweten dat het gevaar er was. Een analyse van de periode die achter ons ligt is zeker niet overbodig, maar ze is niet het voornaamste. Belangrijker is een onderzoek naar de politieke, de collectief-psychologische, situatie die het mogelijk maakte dat een gehele wereld vrijwillig of onvrijwillig verblind, een normaal bestaan trachtte op te bouwen, te midden van een mijnenveld. Het gaat om die koppigheid, niet in het trotseren, maar het negeren van het gevaar; zij lijkt me de werkelijke tegenstander. Want de politieke situatie kan variëren, ze kan van gevaarlijk minder onschuldig worden - èn natuurlijk omgekeerd. De menselijke domheid daarentegen is heel wat duurzamer.

Het philosophisch leerstuk van ‘de zin der geschiedenis’ verliest op één punt ten minste veel van zijn practische betekenis. De vraag of de geschiedenis ‘lessen uitdeelt’ kan vervangen worden door een andere: en als zij dat deed, zouden we er iets van leren?

De mens maakt altijd dezelfde fout, maar hij maakt haar telkens in een andere vermomming. Aan dat laatste ontleent hij het recht te beweren dat hij geleerd heeft. Zozeer klampt hij zich aan de uiterlijke of toevallige, incidentele omstandigheden vast, dat hij, des te gemakkelijker dupe wordt van een herhaling indien, in die herhaling, slechts een van de bekende factoren ontbreekt of gewijzigd is. ‘Nooit meer een München!’ riepen de democraten uit en ze meenden het. Ge zult hen de poorten van die stad nooit meer binnenkrijgen. Maar noem het Yalta...

De verklaring van dit schokkende feit is niet zo moeilijk. Een athleet die in zijn beste moment 1 m 70 hoog springt, zal iedere dag, en ondanks zijn beste bedoelingen, de lat afwerpen die op 1 m 80 is gelegd. De man die te kort schiet in München, moet altijd tekort schieten, onder welke omstandigheden ook,

[pagina 6]
[p. 6]

wanneer de krachtproef maar net zo zwaar wordt. Het geeft niet of hij - cerebraal - van precedenten iets geleerd heeft. Politiek is ook nog de kunst van stelling nemen en doortasten; men kan een gevaar slechts in volle omvang zien als men het in de ogen durft zien, en durf - ik heb het niet over de afgestompte vorm van moed die kazernedril bijbrengt - behoort tot de zaken die men moeilijk aanleert.

De heer E.H. Carr die vóór 1940 een compromis met Nazi-Duitsland verdedigde, vocht na 1945 voor een compromis met Rusland. Voor 1940 baseerde hij zijn betoog op de schier onverslaanbare kracht van Duitsland en Carr's historische eruditie werd toegepast om aan te tonen dat ‘de gang der geschiedenis’ in het voordeel van Hitler was. Na 1945 schreef hij even overtuigend over de kracht van Rusland - en de geschiedenis-philosophie scheen nu onweerstaanbaar aan te tonen dat ‘de geest des tijds’ zich voor Stalin en diens bondgenoten had uitgesproken. Zulke ontwikkelingen zijn geen toeval; vooral omdat ze geen ontwikkelingen zijn, maar ‘een verplaatsing parallel aan zichzelf’. Wie eens door brute macht geïmponeerd werd, zal het een volgende keer weer zijn; het is zíjn 1 m 80.

De mensheid zou van de geschiedenis leren, indien deze zo beleefd was zich af en toe, volkomen identiek aan zichzelf, te herhalen. Maar de historie heeft die consideratie niet en door telkens in een iets ander costuum en met een iets andere ballet-figuur terug te komen, geeft ze de mensheid de gelegenheid te geloven dat de situatie geheel nieuw is. Het onderscheidingsvermogen waarvan die constatering getuigt, geeft de mensheid meteen het bewijs dat ze geleerd heeft, en met een gezwollen zelfvertrouwen stort ze zich in de herhaling van wat ze gezworen had te gaan vermijden.

Om dit tekort aan fundamenteel herkenningsvermogen goed te maken, werpen de politieke en diplomatieke commentatoren zich op de meest oppervlakkige overeenkomsten - daar dient dan de historische eruditie voor. Ge herinnert u nog wel de commentatoren die in Yalta geen spoor van München snoven; maar mijn hemel, hoeveel ‘Congressen van Weenen’ zijn niet in Yalta herontdekt! Ook dat ligt voor de hand: ze vrezen de fundamentele vergelijkingen, want het fundamentele brengt hen naar de krachtproef, waaronder hun zenuwen gedoemd zijn te bezwijken.

Dit is de voornaamste reden waarom men over politiek niet kan schrijven alsof het een mathematisch essay gold. Wat

[pagina 7]
[p. 7]

politiek zo moeilijk maakt is niet, of niet in de eerste plaats, een cerebraal element. De toepassing van een mathematische formule is altijd ingewikkelder dan een politieke beslissing. Politieke beslissingen zijn betrekkelijk eenvoudig: het gaat om ja of nee, en enkele uitzonderingen daargelaten - maar dat behoeven niet noodzakelijkerwijs de belangrijkste gebeurtenissen te zijn - om een keus uit twee of drie mogelijkheden. De moeilijkheid ligt in het maken van de keus, nadat de intellectuele afwegingen verricht zijn, in het aandurven van de verantwoordelijkheid. Deze intellectuele moed bepaalt in de hoogste mate de kwaliteit van de politicus. Daarom was Truman een veel groter politicus dan Attlee, hoewel de laatste waarschijnlijk een even veel grotere eruditie bezat. Maar Truman, in tegenstelling tot Attlee, heeft geleerd van de uitoefening van de macht, op zijn leeftijd geen geringe prestatie en een zeer grote zeldzaamheid. Niettemin, dat individuen leren kùnnen, waar de mensheid als geheel faalt, blijft een troost.

Dit wil natuurlijk geen betoog zijn ten gunste van dat al te veel verbreide slag politici die de grootste problemen te lijf gaan uitsluitend gewapend met hun flair; een situatie die in geen enkel groot of klein bedrijf geduld zou worden, maar in de politiek nog steeds opgang doet - dank zij het wonderlijke systeem waarop onze voormannen geworven worden (carrière maken moeten).

De problemen worden steeds ingewikkelder, en eisen steeds meer voorstudie. Maar de politieke beslissingen zelve blijven ten slotte eenvoudig, zo goed als de zakelijke beslissingen die genomen moeten worden aan het hoofd van de ingewikkeldste commerciële concerns. De kwaliteit van de politieke beslissing ligt in het terugvinden van de eenvoudige beslissing, in het netwerk der gedetailleerde voorstudies. Er ligt zelfs een gevaar in de overdreven demonstratie van eruditie; ze kan tot een pedante zelfoverschatting leiden. Men kan toch niet alles weten; men moet echter vooral tijd en geest vrij kunnen houden voor het afwegen; men moet de moed opbrengen tot niet-weten, d.w.z. tot het vertrouwen schenken aan anderen. Wie dat niet doet, loopt gevaar een grote beslissing op te hangen aan een detail dat in zijn hoofd een verkeersopstopping had veroorzaakt. Dat kan gevaarlijker zijn dan de grove benadering die de half-erudiet waagt. De ideale maatstaf ligt vermoedelijk even ver van de luiaard die zoveel mogelijk aan anderen toevertrouwt als van de erudiet die de eerzucht heeft

[pagina 8]
[p. 8]

overal evenveel van te willen weten als zijn medewerkers.

De ideale politicus is waarschijnlijk hij die kennis aan zelfkennis parend, zijn kennis zo hoog mogelijk opvoert, maar niet zo hoog dat ze begint hem het verwerven van inzicht te belemmeren, die met andere woorden genoeg gevoel voor humor heeft erin te berusten dat hij ongeveer vermoedt wat anderen voor hem weten. Maar geen enkele maatstaf voldoet, indien de man waarom het gaat niet de moed heeft te kiezen, niet beschikt over de dwingend-vereenvoudigende blik, of wat men wel eens vagelijk noemt, nuchter gezond verstand, waarmee men dan het vermogen bedoelt zich te bevrijden van iedere invloed die uitgaat van de conventies, de bluf, en het gebrek aan moed van zijn omgeving.

In die categorieën, zou ik de politieke situatie van vandaag voor u willen behandelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken