Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek
Afbeelding van DagboekToon afbeelding van titelpagina van Dagboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.19 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Anna Jacoba Böeseken

Leo Fouché

Vertaler

J.P. Smuts



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/koloniën-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek

(1970)–Adam Tas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Dagregister van Adam Tas
Een stuk uijt het dagregister gehouden bij Adam Tas, vrijlandbouwer aan Stellenbosch (1705).Ga naar voetnoot1.

Junij, 1705.Ga naar voetnoot2.

Kort na de middag zijn hier ten huijse gekomen Hans de SmitGa naar voetnoot3. en zijn huijsvrouwtje; zij zonden drie hottentots vooraff met eenige goederen die Mr. Hans Jacob voornt. op gisteren van de Caab voor ons hadde mede gebragt. Voor eerst wierde mij door hem een brief

[pagina 33]
[p. 33]

Diary of Adam Tas
Portion of diary kept by Adam Tas, free burgher and farmer at Stellenbosch (1705).

June, 1705.

Shortly after noon Hans, the smith, and his wife arrived here at my home; they had sent three Hottentots in advance with some goods, which Mr. Hans Jacob aforementioned had yesterday brought along for us from the Cape. First he handed me a letter from sister Tas,

[pagina 34]
[p. 34]

behandigt van suster Tas,Ga naar voetnoot4. neevens een riem papier van Mr. IJsbrand Vincent door Mr. Fredrik ParanGa naar voetnoot5. overgebragt, als mede 't boek behelsende 't bedrijff van de gebroeders Cornelis en Jan de Wit en elf stuks boekzaalen voor desen aan Mr. StarrenburgGa naar voetnoot6. en naderhand aan Mr. van PuttenGa naar voetnoot7. geleent. Wijders 5 paar vrouwe en twee pr. mans koussen, aan ons door moederGa naar voetnoot8. uijt het vaderland gesonden, twee packjes met poeijer, 't predikatie boekGa naar margenoot+ van de heer Balthazar BeckerGa naar voetnoot9. gezegender geheugenis en een fles van 8 cattjesGa naar voetnoot10. thee door Mr. KinaGa naar voetnoot11. voor ons gekogt; ook 3 aarde kannen met genever van Mr. Pfeijf-

[pagina 35]
[p. 35]

together with a ream of paper from Mr. IJsbrand Vincent, brought over by Mr. Fredrik Paran, and also the book containing the history of the brothers Cornelis and Jan de Wit, in addition to eleven numbers of the ‘Boekzaal’ lent some time ago to Mr. Starrenburg, and subsequently to Mr. van Putten. Further 5 pairs women's and two pairs men's stockings, sent us by mother from the fatherland, two packets of powders, the book of sermons by the Rev. Balthazar Becker of blessed memory, and a canister of 8 catties of tea, purchased for us by Mr. Kina; likewise 3 earthen jars of gin from Mr. Pfeijffer, as well as 6 lbs. hops from the same, but without invoice - good enough for the farmers. Lastly a letter from Mr. Kina informing me that the vessels ‘De Unie’ and ‘Zandhorst’ had anchored in

[pagina 36]
[p. 36]

ferGa naar voetnoot12.; als mede 6 lb. hop van denselven dog zonder brief; 't is goed genoeg voor de boeren. Eijndelijk een brief van Mr. Kina, mij schrijvende dat de scheepen de Unie en ZandhorstGa naar voetnoot13. den 11en deser in de Taaffel Bhay ten anker waren gekomen en dat de laaste met timmerhout voor de Caab was vollaaden. Wijders was 't schip Berkenroode, en nog een Zeeuw mede op 't inkomen. Hij schrijft verder voor een tijd van 't comptoir afgeschijden te zijn door een verdoemde commissie hem op den hals gelegt om bij 't lossen der goederen uijt de scheepen, present te weezen.Ga naar voetnoot14. Hij schrijft mij mede dat den derdewaak David Brouwer te Delft zig in den egt hadden begeeven; eijndelijk word mij bekend gemaakt, als dat Hendrik ten DammeGa naar voetnoot15. onlangs boekhouder met ƒ. 30 was geworden en absoluijt cassier en dat in den tijd van vijff jaaren; daar bij werd gevoegd, als dat zoo voort gaat zal hij in 't kort wel gubernator worden, om dat na 't schijnt zijn geluk in dit koninkrijk is vast gesteld, enz.

Na dat Mr. Hans de Smit nevens zijn vrouwtje een wijltje hier geweest waaren, de vrouw een teetje gedronken, enz., en wij met elkanderen eenige glaasjes wijn en eenige pijpjes met smookkruijd geconsuminderd hadden, zijn se na hun huijs geslentert. Onder anderen is mij ook verhaald, als dat Juffr. Selijns een jonge zoon heeft ter weereld gebragt, als mede dat zij weder met haar manGa naar voetnoot16. vereenigt is en dat se thans zamen wonen. Off dit van langer duur zal zijn, leerd den tijd.

[pagina 37]
[p. 37]

Table Bay on the 11th of this month, the latter with a full cargo of timber for the Cape. Further that the vessel ‘Berkenroode’ and another from Zeeland were about to enter. He also states that he has been compelled to be absent from his office for some time because of a damned commission, with which he has been saddled, to be present while the goods are discharged from the vessels. He also writes that the third mate, David Brouwer of Delft, has become married; and lastly he informs me that Hendrik ten Damme has recently become book-keeper at f.30, and a full-blown cashier in the space of five years; to this he adds that, if things continue in this way, he will shortly become governor, for it seems as if his fortune in this realm is assured.

After Hans, the smith, and his wife had spent a little time with us, the lady had drunk a dish of tea, etc., and we two together had partaken of a glass or two of wine and smoked sundry pipes of tobacco, they sauntered home. I have been told among other things that Mrs. Selijns has given birth to a son, and that she has again been united with her husband, and that they are now living together. How long this will last, time will show.

[pagina 38]
[p. 38]

Zondag den 14en.

Zondag den 14en. 's morgens betogen lugt met reegen. 't Heeft den voorigen nagt ook braaff geregent, zijnde het thans een gezegent weer, waarvoor we Gode dankbaarheijd schuldig zijn. Op dato ben niet ter kerk geweest, door dien de Heer BekGa naar voetnoot17. op Drakensteijn heeden heeft geleeraard. 't Heeft desen dag bij buijen geregent en zomtijds daaronder gehageld. Mij is verteld dat de Hr. Bek desen dag op Drakensteijn niet heeft gepreekt, aangezien het te veel heeft gereegent. De geestelijke maats in dit land zijn bezonder op haar gemak gezet.

Maandag den 15en.

Maandag den 15en. 's morgens betogen lugt, ook heeft 'et desen voormiddag nog al soo wat gereegend. Heeden isser met ploegen weder voortgank gemaakt. Ook isser in de nieuwe thuijn mist gereeden en stroo in de hocken gebragt. Des namiddags ben ik na Stellenbosch geslentert om bij Hans de Smit te verneemen, wat dag hij na de Caab zoude rijden, vermids ik van meening ben (zoo God wil) met hem te rijden. Hij heeft mij gezegt van voorneemen te zijn om Woensdagmorgen te rijden, soo het anders bequaam weer is. Vandaar ben ik gewandeld ten huijze van Mr. Mahieu,Ga naar voetnoot18. alwaar de Hr.

[pagina 39]
[p. 39]

Sunday the 14th.

Sunday the 14th. Overcast sky in the morning with rain. It also rained hard during the night, it being now blessed weather, for which we owe thanks to God. I have not been to church to-day because the Rev. Mr. Bek was holding a service at Drakenstein. During the day we had showers of rain and sometimes hail. I am told that Mr. Bek did not give a sermon at Drakenstein because it rained too

[pagina 40]
[p. 40]

Bek was; moedertje van den BrinkGa naar voetnoot19. quam ook daar; onder 't smooken van een pijp tabak wierde mij verteld, als dat gisteren namiddag voor 't huijs van Jacobus de schoenmakerGa naar voetnoot20. een oorlog was ontstaan, gemelde Jan Hagelse schoenflicker was, met zijn boosaardig wijff geadsisteerd, 't wijf van Christiaan Martensz. (in de wandeling Mosterts Marij genaamt) op de huijd gekomen. 't Wijf van den schoenflicker sloeg Mosterts Marij met een pik tegen 't hoofd dat er 't bloed by neer liep; deselve viel door die slag ter aarden; toen quam de schoenmaker toeloopen en trapten dat nederleggende vrouwe-schepsel met de voeten op de borst, buijk, enz. Ondertusschen was des flickers wijff ook niet stil, maar roerde de vuijsten zoo hard als zij konde en ongetwijffeld zouden se dat schepsel hebben dood geteijsterd, zoo de Hr. Bek niet was op 't mat gekomen en gezegt hadde hier van kennis te zullen dragen; toen lieten se van haar af. Ondertusschen moest het deerniswaardige schepzel zoo toegetakeld na huijs slenteren; na 't aanhooren van dese historie ben ik na mijn kluijs gewandeld; ik vernam 'thuijs komende dat Mr. AppelGa naar voetnoot21. ne-

[pagina 41]
[p. 41]

hard. The clergymen in this country are certainly fond of taking their ease.

Monday, the 15th.

Monday, the 15th. Overcast sky in the morning, also a fair amount of rain in the forenoon. Ploughing was resumed to-day; also manure carted into the new garden and straw carried to the pens. In the afternoon I strolled to Stellenbosch to learn from Hans, the smith, on what day he proposed to drive to the Cape, as I intend going with him, God willing. He told me that he intended to make the drive on Wednesday morning, should the weather be favourable. Thence I went to the home of Mr. Mahieu, where I met Mr. Bek; gammer van den Brink also turned up there; over a pipe of tobacco it was related to me how a fight had developed yesterday afternoon in front of the house of Jacobus, the shoemaker; the said blackguard of a cobbler and his ill-natured wife set upon the wife of Christiaan Martensz., commonly known as Mostert's Mary; the cobbler's wife fetched Mostert's Mary a blow on the head with a pick, which drew blood; the blow caused Mary to fall to the ground, whereupon the cobbler ran to her and trampled the prostrate woman upon the breast, the belly, etc.; meanwhile the cobbler's wife did not remain idle, but plied her fists as hard as she could, and they would undoubtedly have killed her if Mr. Bek had not arrived upon the scene and stated that he would take cognizance of the affair, whereupon they left off her. Meanwhile the pitiable creature, who had been so sadly abused, had to drag herself home. After hearing of this incident, I made my way home and on arriving there, learned that Mr. Appel with

[pagina 42]
[p. 42]

vens Lourens de SmitGa naar voetnoot22. en Jan HarmanszGa naar voetnoot23. t' onsen huijze waaren geweest en dat Appel gezegt hadde morgen ochtent te zullen wederkomen.

Dinsdag den 16en.

Dinsdag den 16en. 's morgens helder weer dog koeltjes; met ploegen isser nog al voortgevaaren, als mede met mist rijden in de zoogenaamde nieuwe thuijn; des voormiddags ben ik op 't land wesen wandelen en bevond het kooren meerendeels zeer groen en aangenaam te staan; na een wijltje daar geweest te hebben ben ik na huijs geslenterd.

Woensdag den 17en.

Woensdag den 17en. 's morgens goed weer. Desen morgen te negen uuren ben ik met de paardewagen van Hans de Smit na de Caab gereeden. Wij zijn ten drieGa naar margenoot+ uuren daar aangekomen. Ik bevond dat de vrunden met elkanderen nog in gezondheijd waaren. Mij wierde verhaald als dat het goed aan ons gezonden uijttet vaderland, behouden was overgekomen. Ik bevond datter twaalff vaderlandse scheepen ter rheede laagen, waaronder 4 Zeeuwen waaren, die binnen de drie maanden waaren overgezeijld;Ga naar voetnoot24. tegens den avond heb ik Mr. Fredrik Paran aangetroffen; denselven bejegende mij zeer beleefdelijk. Hij versogt mij in zijn verblijf plaats, alwaar ik mede na toe ging; 't was ten huijze van Abraham Hartog;Ga naar voetnoot25. daar ter plaatse waaren verschijde vrun-

[pagina 43]
[p. 43]

Lourens, the smith, and Jan Harmansz. had called at our house, and that Appel had said that he would come again the next morning.

Tuesday, the 16th.

Tuesday, the 16th. Bright morning, though somewhat cold. Fair progress was made with ploughing and carting manure to what is known as the new garden. In the forenoon I walked the lands and found the corn standing green and promising well; after spending a short while there, I sauntered home.

Wednesday, the 17th.

Wednesday, the 17th. Fine morning. At nine o'clock this morning I left for the Cape with Hans, the smith, in his horse-chaise. We arrived there at three. I found myGa naar margenoot+ friends generally in good health. We were advised that all the goods sent us from home had arrived safely. I found that twelve ships from home were lying in the roadstead, among them four vessels from Zeeland, which had made the passage in under three months. Towards evening I met Mr. Fredrik Paran, who was very friendly wards me and invited me to his lodging, whither I ac-

[pagina 44]
[p. 44]

den. Ook was 'er de krankebedroever Lussing,Ga naar voetnoot26. die vol zoeten wijns was. Mr. Paran was wacker bezig met den wijnroemer om te laaten gaan, zoodat ik wel haast vernam dat die vrund met goed regt voor een broeder van de natte gemeente mag werden te boek geslagen. Na aldaar een wijl geweest te zijn ben ik na huijs geslentert; dan ik ben bevoorens nog aan 't huijs van oom ten DammeGa naar voetnoot27. geweest.

Donderdag den 18den.

Donderdag den 18den. 's morgens tamelijk weer. Desen morgen ben aan 't huijs van Mr. OortmansGa naar voetnoot28. koffij weesen drinken. Toen ben ik ten huijze van Mr. CleenveldGa naar voetnoot29. geweest en van daar heb ik bij Mr. WigmansGa naar voetnoot30. den krankbezoeker Joannes Simonis gezogt, dan men vertelde mij dat hij na 't huijs van oom HusingGa naar voetnoot31. was gewandeld, waar ik hem ook hebbe aangetroffen en vervolgens verwellekomt; voorts hebbe hem versogt off met mij geliefde na buijten te rijden, waartoe hij resolveerde, en wierde onse reijze tegens Saturdag vastgesteld; des namiddags ben ik met Mr. Gerrit RemkesGa naar voetnoot32. aan 't huijs van Claas MeijboomGa naar voetnoot33. geweest, die mij verhaalde dat het backen

[pagina 45]
[p. 45]

companied him, it being the home of Abraham Hartog. Several friends were present, including the sick-comforter Lussing, who was full with sweet wine. Mr. Paran was busily passing round the wine flagon, so that I did right soon realise that this friend may fairly be set down as a tippler. After spending some time here, I went home, but first called also at uncle ten Damme's.

Thursday, the 18th.

Thursday, the 18th. Fair weather in the morning This morning I had coffee at the home of Mr. Oortmans. Then I called at the home of Mr. Cleenveld, and from there went to look for the sick-visitor, Joannes Simonis, at the home of Mr. Wigmans, but was told that he had walked to the home of uncle Husing, where I did meet him and duly welcomed him. Further I asked him whether he would favour me by riding abroad with me, to which he agreed, and our journey was set down for Saturday. In the afternoon I was at the home of Mr. Gerrit Remkes, who told me that the Governor had forbidden him to bake, but that he had not left off on that account.

[pagina 46]
[p. 46]

hem door den Gouverneur wel verbooden was, maar dat hij het daarom niet naliet. Vandaar ben ik aan 't huijs van Mr. van der LintGa naar voetnoot34. geweest en verder na 't casteel gestapt om Mr. de WetGa naar voetnoot35. te spreeken; ook hebbe met Mr. Kina gesprooken; toen ben ik na PfeijfferGa naar voetnoot36. geslenterd, van wien 60 Rdrs. op reekening hebbe ontfangen, waar van aan oom Husing hebbe betaald voor 20 pr. coussen voor hem verkogt, 10½ Rijxdrs. voor zuijker, 4 Rijxdrs. en voor 30 ellen bay 15 Rdrs.; aan Christoffel HasewinkelGa naar voetnoot37. voor een fles thee 8½ Rdrs., aan Christoffel LudersGa naar voetnoot38. voor kalk 10 Rijxdrs. Des avonds ben aan 't huijs van Mr. VermeyGa naar voetnoot39. geweest, alwaar verschijde vrunden hebbe gesprooken en ten negen uuren ben na mijn verblijfplaats gestapt.

Vrijdag den 19en.

Vrijdag den 19en. 's morgens goed weer. Desen morgen ben weder aan 't huijs van Mr. Oortmans koffij wesen drinken. Ook quam daar ten huijze de Hr. Hendrik Trip,Ga naar voetnoot40. geadsisteerd met des Gouverneurs

[pagina 47]
[p. 47]

From there I went to the home of Mr. van der Lint, and then to the Castle to see Mr. de Wet; I also spoke to Mr. Kina, and then proceeded to Pfeiffer, from whom I received 60 rixdollars on account. Out of this I paid to uncle Husing 10½ Rds. for 20 pairs of stockings sold for him, 4 Rds. for sugar, and 15 Rds. for 30 yards baize; to Christoffel Hasewinkel 8½ Rds. for a canister of tea; to Christoffel Luders 10 Rds. for lime. In the evening I was at the home of Mr. Vermey, where I spoke to various friends, and at nine o'clock I walked to my lodging.

Friday the 19th.

Friday the 19th. Fine morning. This morning I again had coffee at the home of Mr. Oortmans. Mr. Hendrik Trip also arrived there, attended by the eldest son of the Governor. At the request of the Governor the said Mr. Trip is lodging in the Castle. They say that he has delivered to the Governor letters, among others, one from Mr. Witsen, in which he is thought to have reprimanded the Governor for his careless administration, about which the latter is greatly upset. Mr. Trip also stated that ill reports about the Governor have

[pagina 48]
[p. 48]

Ga naar margenoot+ oudste zoon. Gemelde Trip heeft op 't versoek van den Gouverneur zijn verblijfplaats in 't casteel; hij heeft aan den Gouverneur zo men zegt brieven overgeleverd, onder anderen eenen van den heer Witsen,Ga naar voetnoot41. die voorn. Gouverneur zoo wat scherp zoude geschreven hebben over desselfs slordige manier van regeeren, waar over denzelven soo vrij wat ontdaan is geweest, ook heeft de heer Trip verteld, als datter in 't vaderland slegte tijdingen van den Gouverneur waaren overgebrieft,Ga naar voetnoot42. en dat zijn zaaken daar niet zeer breed stonden en dat het (zoo 't God belieft) wel eens konde gebeuren dat hij de bons kreeg; men mag desweegen 't beste hoopen, altoos. Men heeft reeds al gesien dat hij de soldaten die omtrent de RochebaijGa naar voetnoot43. wagt hielden, vandaar heeft doen verhuijzen. Men heeft mij aan de Caab vertelt, als datter aan 't strand een jong gebooren kind is gevonden maar dood en meer andere zaken, enz. Desen namiddag ben ten huijze van Mr. CorssenaarGa naar voetnoot44. een poos geweest en vandaar aan 't huijs van Steven Vermeij. Wijders ben ten neegen uuren naar huijs geslentert. Deesen avond zijn twee paarden gezonden van mijn vrouw om op morgen mede na buijten te rijden.

Saterdag den 20n.

Saterdag den 20n. 's morgens betogen lugt. Desen morgen ben bij verschijde vrunden afschijd weesen neemen; ook ben ik int casteel geweest aan 't huijs van Mr. de Wet, alwaar een bouteljeGa naar voetnoot45. hebben gelaaten om twee flessen sek in gedaan te worden. Ten elff uuren ben ik neevens den krankbezoeker Simonis te paard gestegen om onse

[pagina 49]
[p. 49]

been received at home by letter, and that his positionGa naar margenoot+ there was not very favourable so that (may it please God) it might well come to pass that he will one day be dismissed; one may accordingly always hope for the best. It has already come to note that he has the soldiers, who were on guard about Rochebaij, removed. They told me at the Cape of a new-born child found dead on the shore, and other things more, etc. This afternoon I was at the home of Mr. Corssenaar for a while, and from there went to the home of Steven Vermeij. I again went home at nine o'clock. This evening two horses were sent by my wife for riding abroad on the morrow.

Saturday the 20th.

Saturday the 20th. Overcast sky in the morning. This morning I took leave of sundry friends. I was also at the Castle at the home of Mr. de Wet, where I left a demijohn for two bottles of sack to be put into it. At eleven o'clock the sick-visitor Simonis and I mounted our horses for the journey to Stellenbosch. On arriving in the Tiger

[pagina 50]
[p. 50]

reijs na Stellenbosch te bevorderen; in de Teijgervalleij komende hebben we ons hart met een beekertje wijn wat gesterkt. T'wijl we daar waaren quam Mr. van der HeijdenGa naar voetnoot46. daar met een paardewaagen, van meening zijnde na zijn hofsteede te rijden; als mede Arij van WijkGa naar voetnoot47. met een paardewaagen, op hebbende Jannetje met Eeren.Ga naar voetnoot48. Na een wijnig keuvelens zijn wij van daar voort gereeden. Tegens den avond quamen we thuijs en wierde aldaar alles wel bevonden.

Sondag den 21n.

Sondag den 21n. 's morgens aangenaam weer. Desen morgen ben ik int geselschap van Do. Simonis en suster BarbaraGa naar voetnoot49. na Stellenbosch gewandeld om te kerk te gaan. De Hr. Bek ter kanssel zijnde geklommen, nam tot zijn text de woorden die men in Joannes Openbaaringboek int 2e hoofddeel opt laaste van vers 10 leest. Na 't eijndigen der godsdienst zijn we met elkanderen na huijs gestapt. Des namid-

[pagina 51]
[p. 51]

Valley we fortified ourselves with a cup of wine. While there Mr. van der Heijden arrived in a horse-chaise, intending to drive us to his homestead, also Arij van Wijk in a horse-chaise with the Hon. Jannetje aboard. After some discourse we rode on from there and arrived home towards evening, where we found all things well.

Sunday the 21st.

Sunday the 21st. Pleasant morning. This morning I walked to Stellenbosch in the company of Rev. Mr. Simonis and sister Barbara to attend divine service. Mr. Bek, in the pulpit, chose as his text the words at the end of verse 10 of the second chapter of the Book of Revelations of St. John. After the service we walked home in company. In the afternoon we went to visit Mr. van der Bijl, and at his house encountered Messrs. van der Heijden and Pretorius. We fell into a brisk discourse over a glass of wine and a pipe of tobacco, and left for home in the evening.

[pagina 52]
[p. 52]

dags zijn we na 't huijs van Mr. van der BeijlGa naar voetnoot50. gewandeld om den selven eens te bezoeken. Wij vonden daar ten huijze de messrs. van der Heijden en Pretorius.Ga naar voetnoot51. Wij geraakten wacker aan 't keuvelen onder 't storten van een glaasje roode wijn en een pijpje smooks en zijn in den avond na huijs vertrocken.

Maandag den 22n.

Maandag den 22n. 's morgens tamelijk weer. Desen morgen ben met Mr. Simonis na Stellenbosch gewandeld om Mr. Mahieu te besoeken, dan hij was niet thuijs, maar in de vergadering van landdrost en heemraaden. De Hr. Bek was daar in huijs bij juffrw. MahieuGa naar voetnoot52. en de oudste dogter van de hr. van der Lit.Ga naar voetnoot53. De hr. Bek nam ons mede in huijs alwaar men aan 't keuvelen geraakten, onder 't drinken van coffij en 't smooken van een pijpje dampkruijd. Na dat we daar een wijl tijds hadden geweest, zijn we weder na huijs gestapt, des namiddags quamen t' onsen huijze juffw. van der Bijl en Gildenhuijs,Ga naar voetnoot54. neevens nonjeGa naar voetnoot55. Geertuij van der Beijl. Zij geraakten met elkanderen aan 't kaart speelen, en zijn tegens den avond vertrocken; ik ben

[pagina 53]
[p. 53]

Monday the 22nd.

Monday the 22nd. Fair morning. I walked to Stellenbosch this morning in the company of Mr. Simonis to visit Mr. Mahieu, but found him not at home as he was attending a meeting of the landdrost and councillors. Mr. Bek was with Mrs. Mahieu and Mr. van der Lit's eldest daughter. Mr. Bek invited us in and over a cup of coffee and a pipe of tobacco we fell to talking. After a while we went home again. In the afternoon we had a visit from Mrs. van der Bijl and Mrs. Gildenhuijs, accompanied by Miss Geertrui van der Bijl. They had a game of cards and left towards evening. After supper this evening I had a long talk with Mr. Simonis, and then we went to rest.

[pagina 54]
[p. 54]

desen avond na den eeten een langen tijd met Mr. Simonis in gesprek geweest en toen zijn we onze rust gaan neemen.

Dingsdag den 23n.

Dingsdag den 23n. 's morgens goed weer. Desen morgen hebbe een briefje aan oom Husing geschreven, en 't oorlogspel van de slag van HochstettGa naar voetnoot56. nevens 't briefje van de gevangens en dooden &a. is aan hem wederom gezonden; ik hebbe 't aan Mr. Simonis ter hand gesteld, met wien na 't huijs van Mr. van der Beijl ben gewandeld, alwaar de heer Bek ook quam. Denselven was van meening om mede na de Caab te rijden, zijnde Mr. van der Heijden met Do. Simonis met de paardewagen desen voormiddag weggereeden en de hr. Bek te paard.Ga naar margenoot+ Voorts ben ik met de messrs. van der Bijl en Pretorius na Stellenbosch gewandeld alwaar we in de Mole zijn geweest;Ga naar voetnoot56. (a) nadat we daar een wijnig getoeft hadden, zijn we na 't raadhuijsGa naar voetnoot56. (b) gewandeld met monsr. du Toijt;Ga naar voetnoot57. wij dronken daar eenige glaasjes wijn en smook-

[pagina 55]
[p. 55]

Tuesday the 23rd.

Tuesday the 23rd. Fine morning. I wrote a letter to uncle Husing this morning, returning the plan of the battle of Hochstett with the list of prisoners, dead, etc., and handed this to Mr. Simonis, with whom I walked to Mr. van der Bijl. Mr. Bek also put in an appear-

[pagina 56]
[p. 56]

ten eenige pijpjes tabak. Toen gingen we na huijs, alwaar we wat eeten en drinken nuttigden; na den eeten speelde men tot tijdkorting in de kaart tot in den avond. Toen zijn de vrinden vertrocken.

Op dato is onse knegt Jacob na de Caab gereeden, omGa naar margenoot+ van daar na de GroenekloofGa naar voetnoot58. te rijden met een briefje van oom Husing om de twaalf veersen dik met kalf voor JantjeGa naar voetnoot59. vandaar te haalen; vorder om eenige beesten voor ons aldaar te laaten wijden; zijnde op dato 54 trekossen van hier na de Groenekloof gebragt om aldaar (door ordre van Oom Husing eenigen tijd te wijden. 3 oude ossen zijn opt pad na de Groeneklooff blijven leggen.

Woensdag den 24en.

Woensdag den 24en. 's morgens betogen lugt met N.Wt.Ga naar margenoot+ wind. Op dato isser door drie onser slaaven een begin met wijngaardsnijden gemaakt; de resteerende zijn bezig geweest met de muur off walGa naar voetnoot60. op zommige plaatsen wat te repareeren.

Donderdag den 25n.

Donderdag den 25n. 's morgens betrocken lugt, de wind als boven; heden zijn onse slaaven met wijngaardsnijden weder bezig geweest; andere hebben aan de rivier hout wesen kappen; desen dag zijn door Mr. PleunesGa naar voetnoot61. off zijn macker hier laaten brengen twee paarden onse

[pagina 57]
[p. 57]

ance there. He likewise intended to ride to the Cape. Accordingly Mr. van der Heijden and Rev. Mr. Simonis set off this forenoon with the horse-chaise and Mr. BekGa naar margenoot+ on horseback. Further I walked to Stellenbosch with Messrs. van der Bijl and Pretorius, where we visited the mill; having tarried there a while, we walked to the council house with Mr. du Toit, and there drank some glasses of wine and smoked a pipe or two of tobacco. Then home, where we had something to eat and drink. After the meal we passed the time by playing cards until evening, when the friends left.

To-day our manservant Jacob set off for Cape Town with the intention of riding from there to Groene Kloof with a letter from uncle Husing to fetch the twelveGa naar margenoot+ heifers in calf for Jantje; also to let some of our cattle graze there, 54 draught oxen being this day brought over from here to Groene Kloof to graze there for some time. Three old oxen were left lying by the wayside on the trek to Groene Kloof.

Wednesday the 24th.

Wednesday the 24th. Overcast sky in the morning withGa naar margenoot+ N.W. wind. This day three of our slaves began pruning the vineyard; the others busy repairing the wall or bank in several places.

Thursday the 25th.

Thursday the 25th. Cloudy morning with wind as before. Our slaves were again busy pruning the vines, others were chopping wood at the river. This day Mr. Pleunis or his partner had two horses be-

[pagina 58]
[p. 58]

knegt toebehoorende. Zij wilden ze op haar plaats niet langer dulden.

Vrijdag den 26n.

Vrijdag den 26n. 's morgens was de lugt nog al betrocken; de rivier was desen morgen vrij hoog; 't scheen den voorigen nagt braaf gereegent te hebben. Met wijngaardsnijden isser weder voortgevaaren, ook isser stroo in de hocken gereeden. Wijders is 't oude pershuijsGa naar voetnoot62. wat opgeruijmd. Heden heeft Juffrw. van der Bijl aan ons wat hutspotGa naar voetnoot63. van een dood swijn gezonden. Des namiddags ben ik eens na 't koornland gewandeld en bevond het coorn meerendeels zeer groen te staan. God geve tot den verderen groeij zijnen zeegen. Desen avond viel er een zwaare mist neer die zeer stinckende was.

Saturdag den 27n.

Saturdag den 27n. 's morgens goed weer, dan 't duurde niet lang of de lugt begon eenigsints te betrecken, ook begon de N.W. wind helder op te blaasen; met wijngaardsnijden is nog al voortgang gemaakt; de resteerende slaven zijn met hout aan de rivier te hacken bezig geweest; des namiddags begon het wacker te regenen.

Sondag den 28n.

Sondag den 28n. 's morgens betogen lugt; 't hadde de gepasseerde nagt weder gereegent. Op dato isser niemand van ons na de kerk geweest, gemerkt de Hr. Bek desen dag dienst aan Drakensteijn moeste doen, en voor iemand die leezen kan is 't niet raadzaam om wat leezen te hooren, na de kerk te wandelen. Weshalven mijn tijd met leezen en een psalm te zingen desen dag hebbe doorgebragt.

Maandag den 29en.

Maandag den 29en. 's morgens aangenaam weer, dog koeltjes met Z.Ot. wind. Met wijngaardsnijden is ons volk op dato weder bezig geweest; desen morgen ben nevens mijn vrouwtje op 't koornland wesen wandelen; nadat we aldaar een wijltje herom geslenterd hadden zijn we wederom na huijs gestapt. Des namiddags quam t'onsen huijze de Hr. Bek, de Hr. Stamhorst en Mr. Mahieu; gem. Stam-

[pagina 59]
[p. 59]

longing to our manservant brought over; they were not prepared to have them on their farm any longer.

Friday the 26th.

Friday the 26th. Somewhat cloudy in the morning. The river has risen very high. It evidently rained heavily last night. Pruning of the vineyard was resumed and straw carted into the pens. The old presshouse was also cleaned out. Mrs. van der Bijl sent us some stew to-day, having killed a pig. In the afternoon I walked to the cornlands and found the corn standing very green. May God grant his blessing for further growth. This evening a heavy mist, which was very foul, came down.

Saturday the 27th.

Saturday the 27th. Fine weather in the morning, but not for long for it began to cloud over somewhat. The N.W. wind also began to blow hard. Progress was made with the pruning of the vineyard. The rest of the slaves have been cutting wood at the river. In the afternoon it began to rain heavily.

Sunday the 28th.

Sunday the 28th. Overcast sky in the morning. More rain had fallen in the night. None of us went to church to-day as Mr. Bek had to take the service at Drakenstein, and for those who can read, it is not worth the effort to walk to church to hear a little reading. Therefore I passed the time this day with reading and singing a psalm.

Monday the 29th.

Monday the 29th. Pleasant morning, but somewhat cool with S.E. wind. Our servants were again busy pruning the vineyard. This morning my wife accompanied me to the cornlands, and after walking about a while, we returned home. In the afternoon Mr. Bek,

[pagina 60]
[p. 60]

horst is een soon van den Amsteldamschen Dr. Stamhorst; de vrinden zaten hier een wijl en keuvelden. Zij bleven des avonds bij ons ten eeten; na den eeten was men, onder 't dampen van een pijpje met smookkruijd, met zoete zamenkoutingen nog bezig totdat de vrunden eijndelijk vertrocken. Heden is onse knegt Jacob uijtGa naar margenoot+ de Groene Kloof weder thuijs gekomen; ook zijn de 12 veerzen van oom Husing voor onse Jan hier gebragt, alle dik met kalf; zijnde dit een pillegift,Ga naar voetnoot64. die wel een dubbelde dankzegginge waardig is. Ook hebbe een brief van Jan KuijpermanGa naar voetnoot65. bekomen, die mij schrijft als dat hij 51 onzer trekossen heeft ontfangen.

Dingsdag den 30n.

Dingsdag den 30n. 's morgens lieffelijk weer. Met weijngaardsnijden is nog al voortgevaaren. Des voormiddags ben nevens mijn vrouw, suster en Jantje na 't huijs van Willem NelGa naar voetnoot66. gewandeld; ik ben daar ter plaatse met vermaak geweest; de vrunden hebben agt kindertjes bij elkanderen en leeven soo 't schijnt in haar hutje vergenoegt en wel te vreeden. Na dat we aldaar eenige uurtjes stil waren geweest, zijn we met ons geselschap weder na huijs geslenterd. Thuijs komende vond ik daar Claas Vegtman,Ga naar voetnoot67. de Kreupele Vulkaan die twee wijngaardmessen op onse slijpsteen hadde gescherpt, waarvoor de man zig zeer dankbaar thoonde en presenteerde onse paarden de becken schoon te maaken enz. Nadat de man eenige glaasjes wijn hadden binnen geslapt, is hij vertrocken.

[pagina 61]
[p. 61]

Mr. Stamhorst and Mr. Mahieu paid us a visit. The said Stamhorst is the son of Dr. Stamhorst of Amsterdam. The friends sat talking and stayed for the evening meal. After supper we engaged in pleasant conversation over aGa naar margenoot+ pipe of tobacco until our friends left.

To-day our manservant Jacob returned from Groene Kloof, and the 12 heifers in calf for our son Jan arrived here, this being a christening gift, which deserves a double measure of thanks. I also received a letter from Jan Kuijperman informing me that he had received our 51 draught oxen.

Tuesday the 30th.

Tuesday the 30th. Beautiful morning. Progress was made with the pruning of the vines. In the forenoon I walked to the home of Willem Nel in the company of my wife, sister and Jantje, and found it entertaining there. The friends have eight children in all, and they seem to live happily and contended in their cottage. After spending a few quiet hours there, we strolled home together. On arriving home, I found there the cripple Vulcan, Claas Vegtman, who had been busy sharpening two pruning knives on our grindstone, for

voetnoot1.
Ingesluit by die Overgecomen Brieven van de Kaap de Goede Hoop, 3de deel, Ao. 1706. (Koloniaal Archief No. 4032.) Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage.
In die voetnote by die teks van die Dagboek word verwys na Leibbrandt se Précis of the Archives of the Cape of Good Hope, Letters Despatched, 1696-1708 en Defence of W.A.v.d. Stel; A. Bogaert, Historische Reizen; P. Kolbe, Caput Bonae Spei Hodiernum; Adam Tas, Contra Deductie en ander gedrukte bronne en verder na die onuitgegewe stukke in die Kaapse Argief. 'n Paar maal word ook verwys na die Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
[Alle toevoegings tot die voetnote is tussen tekshakies geplaas en voorsien van die voorletters van die persone wat verantwoordelik is vir die toevoeging. Sien verder inleiding by die herdruk.]
Die oorspronklike afskrif van die Dagboek berus in die Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Prof. Fouché sê hy gee die voorkeur aan die Haagse Afskrif, omdat daar oor die herkoms van hierdie afskrif volkome sekerheid bestaan. Hy het egter die twee afskrifte sorgvuldig vergelyk (d.w.s. sy gekollasioneerde kopie van die Haagse handskrif met die oorspronklike Kaapse handskrif) en slegs onbeduidende afwykings in skryfwyse ens. gevind.
[By die heruitgawe is die fotokopie van die Haagse handskrif met die Kaapse handskrif vergelyk. Die Haagse kopie is, soos prof. Fouché meedeel, meer betroubaar. Die verskille in spelling is onbeduidend, maar daar is sinne in die Haagse handskrif wat in die Kaapse handskrif ontbreek. Daarop word in voetnote die aandag gevestig. (A.J.B.)]
voetnoot2.
Albei handskrifte, die Haagse en die Kaapse, begin met hierdie woorde, sonder vermelding van dag of datum. Dit is baie onwaarskynlik dat Tas se Dagboek so sou begin het, omdat hy elders altyd die dag en die datum vermeld. Die verklaring van hierdie abrupte begin moet ons dus soek in die gebeurtenisse wat gelei het tot die inbeslagneming van die papiere deur die landdros, Johannes Starrenburg. Starrenburg, wat voorheen 'n vryburger en 'n goeie vriend van Tas was, het geweet dat daar onder Tas se papiere ook briewe van hom moes wees wat dalk in sy nuwe rol van landdros en boerevervolger vir hom gevaarlik kon wees. Daarom het hy die dag na Tas se gevangeneming, sonder om hom te raadpleeg, sy lessenaar laat oopmaak en al sy papiere deursnuffel, terwyl hy die papiere wat vir hom nadelig kon wees, verduister het. Hy het ook volledige bladsye uit die Dagboek geskeur omdat daarin dinge oor hom geskryf was wat hy liewer nie bekend gemaak wou hê nie. (Sien Contra Deductie, bl. 23 en A. Bogaert, Reize, bl. 517.) Uit die inhoud kan 'n mens aflei dat ons hier te doen het met van die aantekeninge geskryf op 13 Junie 1705.
voetnoot3.
Dit was Hans Jacob Conterman, vrysmid en heemraad van Stellenbosch, in die wandeling Hans Jacob of Hans de Smit genoem. ‘Mr.’ is 'n afkorting vir ‘Monsieur’. [Hans Jacob Conterman(n), van Hessen-Nassau, aan die Kaap gekom as soldaat in 1696, was in 1705 'n man van 50 jaar (Hoge, Personalia of the Germans at the Cape). Hy was in 1700 te Stellenbosch getroud met Anna Catharina Cleef, dogter van Nicolaas Cleef (q.v.), boer van ‘Groote Salze’. In 1705 het die egpaar gewoon in 'n huis op die suidelike hoek van Kerkstraat en Drostdystraat (vlak teenoor die huidige N.G. Kerk), met 'n wynkelder aan Ryneveldstraat (1703-1710). Conterman het 'n vermoënde man geword en was o.a. eienaar van die plaas ‘Jonkershoek’ (1707-1710), ‘Groote Salze’ (1713-1722), ‘Cloetenburg’ en ‘Vredenburg’ in Hottentots Holland (1715-1719), en verskeie erwe op die dorp. Hy is in 1734 in sy 78ste jaar oorlede (Kasboek Stell. Diakonie), en is begrawe in graf no. 88 in die Stellenbosse kerk. (A.M.H.)]

voetnoot4.
[Sara Wilhelmina Tas, suster van die skrywer, gebore te Amsterdam in 1670 - dus twee jaar jonger as haar broer Adam - het in 1691 met verlof van Here XVII na die Kaap geëmigreer en by haar oom Henning Husing, wat getroud was met hul tante aan moederskant, Maria Lindenhovius, in hul huis in Strandstraat gaan woon. (Vgl. C 503 Uitg. Br. 29 Junie 1691, bl. 114.) Na 'n sestienjarige verblyf in die huis van haar oom en tante is Sara Wilhelmina getroud met die 55-jarige wewenaar Claas Hendrik Diepenouw (volgens Hoge Claus Heinrich Diepenow), boer van die plaas ‘D'Eensaamheit’ by Klapmuts. Diepenouw is in 1712 oorlede en het sy weduwee goed bemiddeld agtergelaat. In 1714 het sy ‘D'Eensaamheit’ aan haar broer Adam Tas verkoop en die twee aangrensende plase ‘Joostenberg’ en ‘De Waarburg’ aan haar swaer Mensink verhuur. In 1718 is sy terug na Amsterdam, vergesel van die wed. Husing (Maria Lindenhovius) en haar susterskind Margrieta Mensink. Ons besit nog 'n oorspronklike brief wat deur Sara in April 1722 uit Amsterdam aan haar swaer Willem Mensink aan die Kaap geskrywe is (M.O.O.C. 3/5 Weeskamer: Inkomende Brieven, no. 23). Die brief is besonder lewendig en onderhoudend geskryf en toon dat Sara heelwat van die verbeeldingskrag en skryftalent van haar broer Adam besit het. (Sien Die Huisgenoot 24 September en 1 Oktober 1926: ‘Adam Tas en sy Familie’ deur prof. J.L.M. Franken met volledige verwysings.) (A.M.H.)]
voetnoot5.
Paran het kort tevore uit Nederland gekom. Sien wat Tas oor hom skryf op Woensdag, 17 Junie 1705.
voetnoot6.
Ons sien hier dat Tas 'n liefhebber van boeke was en tewens dat Starrenburg toe nog nie sy vyand was nie. Sien verder voetnote 73 en 91.
voetnoot7.
Willem van Putten was die Kompanjie se pakhuismeester, lid van die Politieke Raad en van die Raad van Justisie. Hy was een van die twee afgevaardigdes wat later gestuur is om Tas gevange te neem. Bogaert beskryf hom as iemand wat ‘van aart bars, verwaant en bitter’ was en dat hy beskou is as ‘een der grootste opruiers en raadgevers van den Gouverneur, en mogelijk niet zonder reden bekent onder den naam van d'IJzerkramer.’ (Reize, bl. 527.) Die vryburgers het geglo dat hy dikwels van die Kompanjie se yster vir sy eie rekening verkoop het.
voetnoot8.
[Met moeder word hier bedoel Margarieta Geertruyd Lindenhovius, weduwee van wyle Jan Tas, wat na die vertrek van haar kinders (sien voetnoot 56) in Amsterdam bly woon het. Sy was in 1714 nog in lewe, maar toe die kinders en kleinkinders in 1722 teruggekom het, was sy - na dit voorkom - reeds oorlede. (Die Huisgenoot, 24 September 1926, ‘Adam Tas en sy Familie’, p. 39. 'n Uitvoerige stamboom van die Lindenhovius-familie van daardie tyd word deur Franken verstrek, ibidem, p. 41.) (A.M.H.)] (Vgl. verder brief van Goewerneur en Raad aan Here XVII, 31 Aug. 1705 en St. 18/4 Testamente, 1715-1720: Testament van Tas 4 Mei 1718, no. 12.)
margenoot+
Van Pfeijffer 3 kannen met genever en 6 lb. hop.
voetnoot9.
Dit was die bekende vrysinnige predikant, die skrywer van De Betoverde Wereld en baie teologiese werke, waaronder 'n versameling van ‘Predicatiën’ (Amsterdam, 1694). Tas bedoel waarskynlik hierdie laaste werk. Bekker is in 1698 oorlede. Sien verder Van der Aa: Biografisch Woordeboek.
voetnoot10.
Katje, 'n Oos-Indiese gewig, die honderdste deel van 'n pikol of 0,617 K.G.
voetnoot11.
Elias Kina, 'n assistent van die Kompanjie se soldykantoor, was 'n goeie vriend van Tas, wat danksy sy posisie in die kantoor kennis gedra het van die geknoei wat gedurig aan die gang was tussen die Goewerneur en die hoëre amptenare. Hy het hieroor aan Tas geskryf en toe laasgenoemde gevange geneem is, het hulle Kina se briewe in Tas se lessenaar gevind. Daarna is Kina ‘door particuliere ordre’ van die Goewerneur in hegtenis geneem, maar hy is na ses weke weer op vrye voete gestel. (Contra Ded., bl. 33.) Kina se verhoor (C.J. 310 Criminele Processtukken, 1706, 8 April 1706, bls. 212-215 verso) is interessant en baie belangrik. Dit bring naamlik baie voorbeelde van die geknoei van die Goewerneur en sy vriende aan die lig.
voetnoot12.
Johannes Phijffer was toe een van die wynpagters. Hy was een van die vertrouelinge van die Van der Stels, wat hom gebruik het om hulle produkte onder sy naam teen hoë pryse aan die Kompanjie te verkoop. (Sien verhoor van Kina, vraag 22.) Die oud-Goewerneur, Simon van der Stel, het Phijffer ook gebruik om sake vir hom te doen. Volgens Kolbe (bl. 838) is hy in sy huis oorlede.
voetnoot13.
Hierdie skeepsberigte stem volkome ooreen met die offisiële aantekening wat in die Dagregister van die Kaapse Kasteel gehou is.
voetnoot14.
Onder 3 Junie word in die Kaapse Dagregister geskryf oor ‘de ontlossinge der goederen en masten uijt Hemert en Flora.’ Moontlik was Kina hiermee belas.
voetnoot15.
[Seun (geb. 1686) van Willem ten Damme van Oldenzeel, opperchirurgyn in diens van die Kompanjie. Willem ten Damme is in 1682 getroud met Helena Gulix. Hul oudste kind, Engela (1683), is in 1728 met Johannes Swellengrebel getroud; die jongste kind, Helena Wilhelmina (geb. 1706), is in 1727 met Hendrik Swellengrebel, seun van Johannes, getroud. (De Villiers - Pama, Geslagsregisters van ou Kaapse Families.) (A.M.H.) Hendrik ten Damme het in 1700 as adelbors in diens van die Kompanjie getree met 'n salaris van ƒ12 per maand. (A.J.B.)]
Willem ten Damme en sy vrou, wat onder die burgers bekend was as Leen de Schout, was besondere vertrouelinge van die Goewerneur. Dikwels word vermeld dat hy by die Van der Stels besoek afgelê het en selfs skryf Tas hoe hulle met hom na en van ‘Vergelegen’ gaan. Leen de Schout was tewens een van die invloedrykste raadgewers van die Van der Stels. (Vgl. Bogaert, bl. 516.) Kolbe sê dat Ten Damme ‘sehr schöne Töchter hatte, und ihm (Van der Stel) offenbahr Schuld gegeben wurde, dass er mit denselben buhlete’ (bl. 750). Wat ook al die waarheid hiervan mag wees, dit is 'n feit dat Ten Damme tussen 1701 en 1706 drie maal grond gekry het van W.A.v.d. Stel. (Vgl. Old Cape Freeholds, deel I, bl. 220, en deel II, bl. 13 en 58, in die Kantoor van die Landmeter-generaal, Kaapstad.) in 1705 was hy een van die grootste amptenaar-boere aan die Kaap. (Bogaert, bl. 476.)
voetnoot16.
In die Contra Deductie (bl. 223) word beweer dat ene Paulus Seleins die ‘eerste soete Wijne hier aan de Caab’ gemaak het en dat hy baie sleg deur die Van der Stels behandel is. [Paulus Seleins van Amsterdam is in 1693 getroud met Geertruyd de Beer, dogter van Jan Dirkse de Beer. Die egpaar het drie kinders in Kaapstad laat doop; miskien was klein Paulus (ged. 10 Okt. 1706) die kind waarvan hier sprake is. (De V. - Pama.) (A.M.H.)]
voetnoot17.
[Henricus Beck V.D.M., gebore in Arnhem, Gelderland, circa 1669, en vanweë sy kennis van die Franse taal deur Classis Amsterdam in 1701 uitgestuur as opvolger van ds. Pierre Simond te Drakenstein. (Spoelstra, Bouwstoffen I, bl. 33.) Na die dood van ds. Van Loon in Julie 1704 is hy oorgeplaas na Stellenbosch (ibid. bl. 42), maar met veertiendaagse preekbeurte in Drakenstein, iets waarna Tas herhaaldelik verwys. Ten tye van hierdie gebeure (1705-1706) het ds. Beck nog as vrygesel in die pastorie op die hoek van die huidige Kerk- en Ryneveldstraat gewoon met alleen sy suster Aletta om hom geselskap te hou. (Lidmateregister, Stellenbosch, 1705.) Beck is eers 13 Feb. 1707 getroud, sy suster 29 Des. 1709. (Huweliksregister, Stellenbosch.) Herhaaldelike klagtes oor ds. Beck se gemaksug en pligsversuim kom van soveel verskillende kante dat dit wel gegrond moet gewees het (vgl. bv. die interessante opmerkings van ds. Le Boucq, Spoelstra I, bl. 63 vv.; die ernstige briewe van Goewerneur De Chavonnes in C. 511, deel I Uitg. Br., 1714-1717, 12 Desember 1714, bls. 234-235, 29 Jan. 1715 bls. 261-262 en 19 Febr. 1715 bls. 264-266; ook die hele onverkwiklike saak tussen Beck en die Stellenbosse Kerkraad in notule 1727 en 1728 passim); maar in hierdie bepaalde saak is Tas beslis onbillik teenoor die predikant. In 'n uitvoerige brief aan Klassis Amsterdam, 15 Mei 1707, verduidelik Beck waarom hy in 'n tydperk van 10 weke slegs twee of drie keer in Drakenstein gespreek het. (Sien Spoelstra, I, bl. 62.) (A.M.H.)]

voetnoot18.
[Jan Mahieu (sy naam word in De V. - Pama aangegee as Johannes Matthieu, wat beslis foutief is) van Amsterdam het in 1699 aan die Kaap gekom. (In Kol. Arch. 3193, no. 8 word hy Jan Mahieu Aarnouts genoem en volg die mededeling dat hy met die skip De Liefde aan die Kaap gekom het. (A.J.B.) In 1700 is hy aangestel as sieketrooster-voorleser van Stellenbosch en sedert Desember 1700 ook as sekretaris van die Kollegie van Heemrade. (Stell. 1/1, bl. 131). Hy was goed geletterd en presies, maar as voorleser het Tas hom omslagtig en vervelend gevind (vgl. Dagboek, 27.12.1705, 18.1.1706). Sy integriteit as sekretaris was meermale onder verdenking. Landdros Mulder het hom openlik ‘een valsaris’ genoem en heemrade Van Brakel, Coetsee, Pretorius en Appel het prontweg geweier om saam met hom in vergadering te sit (Stell. 2/1, Jan. 1713). Tot sy eer moet egter gesê word dat die Notule van Landdros en Heemrade soos deur hom gehou (deel II, 1709-1713) 'n model van orde en netheid is in vergelyking met die slordigheid van sy voorgangers; dat hy die sedelike moed gehad het om, waar hy dit nodig geag het, selfs die mees vooraanstaande lede van die Stellenbosse samelewing oor hulle openbare gedrag te berispe (Res. Kerkraad, 19 Sept. 1714) en as sekretaris sy integriteit onverskrokke teenoor dieselfde mense verdedig het (Res. Landdros en Heemrade, 10 Jan., 31 Maart, 3 Junie 1713). In die stryd rondom Van der Stel was hy aan die Goewerneur se kant. Hy het die landdros gehelp om Tas gevange te neem en sy kiste en kaste help verseël. (Bogaert, bl. 517.) Die huis waarin Mahieu sedert 1702 gewoon het, het hy in 1704 vir 900 gulden van die Kolonie gekoop. (Res. L. & H., 19 Mei 1704.) Hierdie huis het gestaan op die westelike hoek van Dorpstraat en Ryneveldstraat (tans Hofmeyrsaal en Tegniese Kollege) en het gegrens aan die erf van die predikantswoning. Die Becks was dus sy naaste bure. Teen die einde van dieselfde jaar (4.12.1704) het hy ook Erf J in Dorpstraat (waar die Mankadan-woonstelle vandag staan) van Maria Engelbrecht, wed. van ds. Hercules van Loon, gekoop. Daar het hy na alle waarskynlikheid die nuwe langwerpige huis laat bou, waarna Tas in sy Dagboek verwys onder 27 Des. 1705. Later was hy in Kaapstad as sieketrooster werksaam en het Goewerneur De Chavonnes hom hoë lof toegeswaai en aangestel as opsigter oor al die Kampanjie se tuine. (C. 13 Res. van die Politieke Raad, 3 Mei 1718, bls. 44-48.) Hy is in 1742 oorlede. (Kasboek, Stell. Diakonie.) (A.M.H.)]
voetnoot19.
[Jannetje van Heyningen, wed. Barend van den Brink, vryburger, in lewe eienaar van die plaas ‘De Oude Molen’, byna 45 morge groot, wat alles ingesluit het tussen die huidige Markstraat en die Plankenburgrivier, en tussen Bergzicht en Dorpstraat. Van den Brink het die plaas (toe nog naamloos) in 1687 van Douwe Gerbrandtsz Steyn gekoop (sien Familia VI (1969), 2, bl. 43), maar 'n nuwe toekenning is na sy dood op naam van sy weduwee, Jannetje van H., uitgemaak. (OSF I, 1,145, dat. 2 Okt. 1701.) Die weduwee het met haar seun Barend van den Brink gewoon in die ou plaaswoning wat tot 1924 bly staan het in Alexanderstraat, regoor die huidige Selford Motors en waarvan 'n foto deur Elliott in Stellenbosch 1679-1929 te sien is, met die foutiewe onderskrif ‘Hahn-huis, Markstraat’. Die Van Staden-tekening van 1710 gee 'n baie aanskoulike beeld van hoe die Van den Brinks se plaaswerf daar uitgesien het in die dae van Adam Tas. (A.M.H.)]
voetnoot20.
[Jacobus van den Berg was getroud met Jacomina Caartenier of Cardeniers. Die egpaar het van 1704 tot 1713 gewoon in die huis wat hulle self laat bou het op erf H in Dorpstraat (tans no. 157) as bure van die Duitse vryburger Pieter Andriesz Sax (Peter Andreas Sachse, volgens Hoge). Hulle huis is duidelik te sien op die Van Staden-tekening van 1710. Die geld wat V.d. Berg van die Stellenbosse kerkraad geleen het (Res. Kerkraad 27 Okt. 1704) om hierdie huis te bou, het hy nie terugbetaal nie. Dit het 'n lang uitgerekte saak geword, wat ten slotte deur Landdros De Meurs opgeneem is. Adam Tas het die arme ongeletterde skoenmaker in sy verdediging gehelp (vgl. Fouché, Inleiding, bl. xxxiv) (A.M.H.)] Die stukke in verband met die vegtery wat hierbo deur Tas beskryf word, kan weergevind word in Crim. Processtukken, 1705-1725, bls. 31, 33-34, 36. Verklarings van ooggetuies kom presies ooreen met wat Tas hier beskrywe.
voetnoot21.
[Ferdinandus Appel was die enigste kind van die stamvader Jurriaan Appel van Amsterdam. Hy was meermale heemraad van Stellenbosch. In 1705 was hy 'n man van omtrent 40 jaar, vader van vier kinders, getroud met Lavina (Fijtje) Cloete, dogter van Gerrit Cloete van Idas Vallei. Appel het geboer op die plase ‘Geduld’ en ‘Vergenoegd’ naby die mond van die Eersterivier. (A.M.H.)] Hy was een van die leiers in die stryd teen W.A.v.d. Stel en is saam met Husing, Van der Byl en Meerland na Nederland gestuur. Sien verder sy verklaring in Contra Deductie, bl. 118.

voetnoot22.
[Lourens Verbrugge word reeds in 1692 genoem as inwoner van Stellenbosch (Stell. 1/1, bl. 39); in 1707 staan vermeld ‘nu ondertrouwd met d' wed. Harmen Jansz van Noorthoorn’ (Stell. 1/2, bl. 74). Sy was Isabella (Beeltje of Belletje) Frederiks, wed. van Claas Vechtman (q.v.), hertrou in 1672 met Herman Jansz Potgieter van Nordhorn in Wesfale, gebore in 1635. Herman en Belletje het in 1680 met hul gesin van die Kaap na Stellenbosch verhuis en was een van die eerste huisgesinne wat die plaas bewerk het wat later deur Aletta Beck, suster van ds. Beck ‘Voorgelegen’ genoem is. Die woonhuis en werf was aan Dorpstraat geleë, ongeveer waar Louwstraat vandag loop. Op die Van Staden-tekening sien 'n mens dit duidelik. Na Harmen Jansz Potgieter se dood omstreeks 1705 het Isabella in 1708 in die huwelik getree met Lourens Verbrugge. Sy is in 1711 oorlede, en op 16 Feb. 1712 is die eerste wettige grondbrief van die plaas uitgemaak op naam van Lourens Verbrugge vir die erfgename van wyle Beeltje Frederiks. (OSF I. 213.) Die plaas is dieselfde jaar ten bate van haar erfgename verkoop aan Aletta Beck. (A.M.H.)] As kwartiermeester van die burgerkavallerie van Stellenbosch en Drakenstein (Letters Despatched, bl. 272) het hy 'n paar keer oor die tou getrap (Res. van die Pol. Raad, 13 Des. 1695 en 30 Aug. 1702).
voetnoot23.
[Waarskynlik Jan Harmensz Potgieter, seun van Harmen Jansz en Beeltje Frederiks. Hy is in 1674 gebore en was getroud met Clara Herbst. (A.M.H.)]

margenoot+
Op dato gezaaijt 2 mudde Siciliaaner koorn. 1¾ mud tarw.
voetnoot24.
In die Kaapse Dagregister van 14 Junie 1705 word ook spesiale vermelding gemaak van die feit dat vier skepe uit Seeland ‘alle nog eenige daagen binnen de drie maanden de reyze uijt Engeland tot hier toe’ afgelê het. Hulle het oor Portsmouth na die Kaap geseil.
voetnoot25.
[Abraham Hartog van Frankfurt aan die Main is in 1644 gebore. Hoewel oorspronklik van Joodse afkoms is hy op 23 Des. 1678 in Kaapstad gedoop en aangeneem. Hy was eers ‘geweldiger’ in diens van die Kompanjie en het later burger van Stellenbosch geword, waar hy egter geen eiendom besit het nie. In 1683 is hy getroud met Maria Bellardy en na haar dood is hy in 1704 hertroud met Anna Elisabeth Henning, dogter van Christoffel Henning. Sy oudste seun, Johannes, ged. 30.5.1684, het in 1703 die toekenning ontvang van die plaas ‘Onverwacht’ (nou ‘De Bos’) in Hottentots-Holland, (OCF I, 474.) Hy was toe hooftuinier van die Kompanjie. (A.M.H.)] Hartog was een van die eerstes wat die Attestasie ten gunste van W.A.v.d. Stel onderteken het.

margenoot+
Sowed this day: Sicilian corn, 2 muids; wheat 1¾ muids.
voetnoot26.
Hendrik Lussing was reeds in 1701 sieketrooster aan die Kaap. (Letters Despatched, bl. 173.) [In die Kol. Arch. 4025, Tweede deel der Brieven en Papieren van de Caab gekomen, bl. 629, staan vermeld dat hy van Kleef afkomstig was. (A.J.B.)]
voetnoot27.
Behalwe Willem ten Damme, wat reeds genoem is, was daar nog Hendrik ten Damme, wat op 7 September 1693 grond in eiendom gekry het (OCF I, bl. 208) en Simon Petrus ten Damme, wat op 16 Aug. 1698 eweneens 'n plaas gekry het (OCF I, bl. 438). [Waarom praat Tas van ‘Oom ten Damme’? Die man was op geen enkele manier aan hom verwant nie. Ons kan alleen maar aanneem dat hy met die ‘oom’ wil aandui dat hy van die ‘oubaas’ Willem, die chirurgyn, praat en nie van Hendrik nie. (A.M.H.)]

voetnoot28.
Nicolaas Oortmans, Meester in die Regte en Advokaat, het later burgerraad aan die Kaap geword. [Hy was van Amsterdam afkomstig en getroud met Johanna Rosendael, dogter van Jacob Cornelis Rosendael. Hy was in besit van die plaas ‘Ongegunt’ in die Tygerberge en van ‘Oortmanspost’ aan die Mosselbankrivier. Sien Kaapse Grondbriewe, 1703-1746, bl. 28 en bl. 30, asook C.J. 2650 Testamenten, 1709-1715, no. 71. (A.J.B.)]
voetnoot29.
[Valentijn (Valentin) Kleinveld (Cleynveldt) van Oos-Pruise, burgerraad en lid van die huwelikshof, is in 1703 getroud met Judith Christina Kling van Swede, weduwee van Christian Kotze. Hy het in 1725 gerepatrieer. (A.M.H.)] Vgl. sy attestasie ten gunste van die burgers in die Contra Deductie, bl. 31.
voetnoot30.
Matthijs Wiegman of Matthias Wichmann van Lübeck het in 1690 sy burgerregte aan die Kaap gekry en is in 1691 getroud met Jannetje Hendriks Verschuur (Hoge). (A.M.H.)] Vgl. ook Leibbrandt se Journal (1699-1732), bl. 63.
voetnoot31.
[Henning Husing. Sien Hoge, Personalia, bl. 177. As Stellenbosse burger was hy eienaar van die plase ‘Welmoed’ (1680-1696) en ‘Meerlust’ (1693-1716). In Oktober 1687 is hy onder die eerste offisiere van Stellenbosch deur Van der Stel benoem as Luitenant van die Infanterie. (V.C. 11 Dagregister, 14 Okt. 1687.) In 1690 het hy burgerraad geword. (C. 6 Resolusies van die Politieke Raad, 29 Desember 1690, bl. 331.) Hierdie betrekking het hy herhaaldelik beklee, en in 1695 is hy ook tot Weesmeester verkies. (Ibid. p. 546). Sy dogter Cornelia was getroud met Bastiaen Cheval, onderwyser te Stellenbosch. (Stell. Doopboek, 18 Jan. 1705.)]
voetnoot32.
Soldaat in diens van die Kompanjie, wat die burgers toegelaat het om soldate en matrose te leen en as knegte te gebruik. Remkes was op daardie tydstip eintlik in diens van Henning Husing. Hy is later, omdat hy 'n goeie gesindheid teenoor die burgers geopenbaar het, kwaai deur Van der Stel vervolg en na Robbeneiland verban. (Vgl. Contra Deductie, bl. 51 en Bogaert, bl. 549.) Sien verder J. Hoge: Personalia, bl. 76, en Bogaert, bl. 548.
voetnoot33.
[Nicolaas Meijboom, vrybakker aan die Kaap, geb. in 1666 te Meppel, later burger van Amsterdam. Sy vrou en drie kinders het in 1702 na die Kaap gekom. Hy was van 1701 tot 1710 eienaar van die plaas ‘Blomkooltje’ (tans ‘Fairview’), Agter-Paarl, en is in 1721 oorlede. (A.M.H.)] Hy was een van die ondertekenaars van die Klagskrif teen die Goewerneur en het daardeur in moeilikheid geraak en later in die gevangenis beland. (Vgl. Contra Deductie, bl. 76, en Bogaert, bl. 548.)

voetnoot34.
Waarskynlik die vryburger Fred van der Lint, wat later een van die 240 ondertekenaars ten gunste van die Goewerneur was. (Vgl. Defence of W.A.v.d. Stel, bl. 71.)
voetnoot35.
Jacobus de Wet, Keldermeester van die Kompanjie. (Vgl. Defence of W.A.v.d. Stel, bl. 178.) [Jacobus de Wet het in Augustus 1693 aan die Kaap gekom en is in 1705 getroud met Christina Bergh, dogter van Oloff Bergh. Net soos die meeste amptenare het hy ook 'n plaas van omtrent 60 morg besit. (A.J.B.) In 1708 het hy vryburger geword en woon dan aan die Liesbeeck. Hy was die vader van drie kinders en is in 1711 oorlede. (A.M.H.)]
voetnoot36.
Dit was Johannes Phijffer, die wynpagter. Die geld het Tas waarskynlik vir die wyn gekry wat hy aan Phijffer gelewer het. [Johannes Pfijffer, soos sy van ook gespel word, het in 1673 as soldaat na die Kaap gekom. Hy was van Erfurt afkomstig en het eers as kneg by Willem van Dieden gewerk. Weens diefstal het hy op Robbeneiland beland, maar nadat hy 'n deel van die straf uitgedien het, het hy vryburger geword. In Desember 1690 het Simon van der Stel hom 'n huiserf in die tweede Bergdwarsstraat gegee en het hy met Maria Hendriks in die huwelik getree. Hy was ook grondbesitter en is deur sowel Simon as Willem Adriaan van der Stel met gunste oorlaai. Sien Simon van der Stel en sy kinders, bls. 215-218. (A.J.B.)]
voetnoot37.
[Christoffel Hasewinkel van Braunschweig het in 1686 aan die Kaap gekom en was sedert 1699 bode van die Raad van Justisie. In 1707 het hy vryburger geword. Hy was sedert 1695 met Margaretha Michels, dogter van Matthias Michels of Matthys Michiels, getroud. Hierdie Michiels was boer van ‘Joostenberg’. Hasewinkel was eienaar van die plase ‘Hasendal’ (voor 1701 gekry), ‘Bottelary’ (1706) en ‘Rozendal’ (1712), almal tot 1718, toe hy weer na Europa vertrek het. (A.M.H.)]
voetnoot38.
Vryburger, wat later die getuigskrif ten gunste van W.A.v.d. Stel onderteken het. (Vgl. Defence, bl. 71.) [Volgens J. Hoge was hierdie Christoph Lüders van Grotenburg afkomstig en was hy vanaf 1695 tot 1700 'n plaasarbeider. In 1708 was hy vryburger in diens van Henning Husing. (Personalia, bl. 251.)]
voetnoot39.
Steven Vermeij was vryburger aan die Kaap. Weens sy aandeel in die Klagskrif-beweging is hy gevang, op 'n skip geplaas en gedreig met deportasie na Mauritius as bandiet, indien hy sou bly weier om sy beskuldiginge terug te trek. (Contra Deductie, bl. 45.) [Hy was van Rotterdam afkomstig en was in Simon van der Stel se tyd pagter van brandewyn en arak. Hy was getroud met Aletta van Es. Sien Res. van die Politieke Raad, deel III, bls. 279-280, 311, 322, 351, asook C.J. 2650 Testamenten, 1709-1715, no. 122. (A.J.B.)]

voetnoot40.
Hendrik Trip was onderkoopman van die skip Unie, wat onder 13 Junie deur Tas vermeld word. Volgens Kolbe, wat ook met die Unie na die Kaap gekom het, het hy briewe vir die Goewerneur na die Kaap gebring. (Sien Kolbe, bl. 43.)

margenoot+
Op dato gezaaijt ½ m. garst, ½ schepel erten. Heeden is het ploegen en zaijen ten eijnde gebragt.
voetnoot41.
Dit was Nicolaas Witsen (1641-1717), die beroemde Hollandse staatsman en geleerde. Hy was dertien maal burgemeester van Amsterdam, ook ambassadeur by die koning van Engeland, wat hom die titel van baron aangebied het, 'n aanbod wat deur Witsen geweier is. Hy was 'n groot beskermer van die Franse vlugtelinge in Amsterdam. Na 1693 het hy as bewindhebber van die V.O.C. ontdekkingstogte en wetenskaplike ondersoeke aangemoedig. W.A.v.d. Stel was ook baie dank aan hom verskuldig en het die Witsenberge in die Tulbaghkom na hom genoem. (Vgl. Letters Despatched, bl. 137.)
voetnoot42.
Dr. Theal het prof. Fouché daarop gewys dat reeds op 26 Oktober 1705 'n ondersoek deur die Bewindhebbers ingestel is na die gedrag van die Goewerneur. (Vgl. Theal se Belangrijke Historische Dokumenten, III, bl. 3). Dit het gebeur ten gevolge van die burgers se klagte. Volgens Tas, in die Interrogatorium, vraag 104, het Husing daardie Klagbrief geskryf. (C.J. 310 Criminele Processtukken, 1706: Ondervraging van Tas, 8 Maart 1706, vraag 104, bls. 17-36).
voetnoot43.
Die Roggebaai, tussen die hawehoof en die Vismark, was destyds die gewone landingsplek. Die koloniste het gekla dat die Goewerneur daar wagte geplaas het om hulle te belet om met die skepe in die baai handel te dryf.
voetnoot44.
Willem Corssenaar was die Kompanjie se winkelier en lid van die Politieke Raad. (Vgl. par. 36 van die Klagskrif oor die beskuldiging dat W.A.v.d. Stel hom sou mishandel het, die Deductie, bl. 172, vir die ontkenning, en die Contra Deductie, bl. 296, vir die her-ontkenning met verdere besonderhede.) [Willem Corssenaar was van Amsterdam afkomstig. Hy het in 1689 met die skip Bantham as adelbors na die Kaap gekom. Hy het in die huwelik getree met Catharina Cruse, dogter van Hieronimus Cruse van Bielefeld, en na haar dood met Aaltje Elberts van Nieuwenhuys. Sien Res. van die Politieke Raad, dele 3 en 4, passim (A.J.B.)]

voetnoot45.
Hierdie woord was in die XVIIde eeu algemeen in gebruik aan die Kaap en het ons die Afrikaanse woord ‘bottel’ gegee. (Vgl. Du Toit, Afrikaanse Studies, bl. 43, 44, is van mening dat dit afkomstig is van die Portugese woord ‘botelha’. [Oor die herkoms van Afr. bottel sien nou J. du P. Scholtz, Afrikaans uit die vroeë tyd, bls. 158-160. (A.J.B.)]
margenoot+
Sowed this day: ½ muid barley, ½ bushel peas. Ploughing and sowing finished to-day.

voetnoot46.
Jacobus van der Heiden was heemraad en later ouderling van die gemeente Stellenbosch. Hy was een van die hoofaanvoerders in die beweging teen die Goewerneur en saam met Tas die opsteller van die Contra Deductie. [Hy was van Haarlem afkomstig en getroud met Abigael Vroom, weduwee van Hendrik Sneewind. Hy was eienaar van verskeie plase. Sien C.J. 2649 Testamenten, 1686-1709, bls. 423-434; C.J. 2650 Testamenten, 1709-1715, nos. 14 en 116. Ook Grondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein, 1689-1722, bls. 268-269; daarvolgens het hy 60 morg in die ‘land Overveen bij Drakenstein, bewesten de Bergrivier’ besit, en volgens bls. 505-506 ook ‘De Voorspoet’, 'n plaas van 60 morg wat hy op 26 September 1704 gekry het. (A.J.B.) Vanaf 1696 het hy die plaas ‘Welmoed’ besit en 'n deel van ‘Vergelegen’ vanaf 1711. In 1723 woon hy self op ‘Vergelegen’ en sy seun Jacobus van der Heiden op Rondebosch. Sy dogter, Hester, was eers getroud met Izaak Scheepers van die plaas ‘Laatste Gift’ in Hottentots-Holland; na sy dood in 1724 is sy hertroud met Andries Schutte, boer van ‘Welmoed’ aan die Eersterivier. Sien Kerk van Stellenbosch, bls. 74, 231, 233. (A.M.H.)]
voetnoot47.
Arien, Arie, Arij (Adriaan) van Wijk, vryburger van Stellenbosch, wat ook die Klagskrif onderteken het. Sien klagtes van landdros Starrenburg in die Resolusies van 1 Maart 1707. [Hy was van Amsterdam afkomstig en het omstreeks 1693 met Cornelia Helm (Helmers, Helmes), die weduwee van Johs. van den Bosch, in die huwelik getree. In 'n brief van 8 Oktober 1707 kla Johannes Bockelberg oor sy skoonvader Arie van Wijk. Sien C. 429, deel II Ink. Br., 1707-1708, bls. 609-610. (A.J.B.) In 1692 boer Arie van Wijk in Groot Drakenstein, naby Babylons Toren. Hy was ook boer op die plaas ‘Kuiken Vallei’ (tans Raithby), in Moddergat, Stellenbosch, 1699-1705. In 1707 neem hy met sy gesin intrek in 'n Kolonieshuis in Ryneveldstraat, Stellenbosch. (Res. L. & H., 2 Mei 1707). By die doop van sy seun Gerrit op 14.12.1707 was Adam Tas en Elisabeth van Brakel getuies; by die doop van Katrina, 20.7.1710, was dit Pieter van der Bijl en Hester ter Winkel. Arie van Wijk is waarskynlik 1714/1715 oorlede. (A.M.H.)]
voetnoot48.
Wie met hierdie bynaam bedoel is, kon prof. Fouché nie vasstel nie. Hy meen dat dit 'n baie gepaste bynaam sou gewees het vir Johannes Starrenburg, wat 'n parmantige grootprater was.

voetnoot49.
Do. Simonis en suster Barbara. Eersgenoemde was die sieketrooster wat hier ‘Dominee’ genoem word. Ons vind deurgaans in hierdie tyd dat dit die titel is waarmee sieketroosters en onderwysers aangedui word (vgl. ‘Do. van Hoorn’ - laaste par. Dagboek, 17 Junie 1705). 'n Predikant was ‘De Eerwaarde Heer’ of ook eenvoudig ‘De predikant’, Suster Barbara was Barbara van Brakel, ged. 14 November 1688, die dertiende kind van die veertien kinders van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal. Sy was die jongste van die vyf wat skynbaar in lewe gebly het, veertien jaar jonger as haar suster Elisabeth (1674), die vrou eers van Hans Jurgen Grimp en daarna (1703) van Adam Tas. Blykens sy Dagboek het Tas 'n besonder sagte plekkie gehad vir hierdie liewe ‘suster Barbara’ wat by hulle ingewoon het. Sy is in 1709 getroud met Johannes Craaij (of Kraa), geboortig van Dresden, 'n man wie se naam meermale aangetref word i.v.m. skilderwerk wat hy in Stellenbosch en Drakenstein gedoen het. Daar het 'n hegte band van vriendskap tussen hom en Adam Tas ontstaan. (Sien artikel van prof. J.L.M. Franken in Die Huisgenoot, 1 Oktober 1926, bl. 31.) (A.M.H.)]

voetnoot50.
Pieter van der Bijl was 'n buurman van Tas en saam met hom en Van der Heiden die leier van die beweging teen die Goewerneur. [Hy is gedoop te Overschie naby Rotterdam, 1 Jan. 1661, en was die enigste kind van die stamvader Gerhard. In 1705 was hy 'n man van 44 jaar, getroud met sy tweede vrou, Hester Terwinkel (ter Winkel, te Winkel), vader van ses kinders en woonagtig op die plaas ‘Vredenburg’ by Stellenbosch, wat in 1680 aan sy vader toegeken was. Die plaas grens aan ‘Oude Libertas’, Albei plase lê aan die noordoewer van die Eersterivier, met ‘Oude Libertas’ naaste aan die dorp. Hul oudste dogter, Gertruida (nonje Truitie, soos Tas haar noem), was in 1705 'n nooi van 16 jaar. Die tweede, Emma, 12 jaar oud, was saam met haar suster by die verjaardagsparty waar Juffr. Robberts moles gemaak het (Dagboek, 23 Julie 1705). Gertruida is in 1708 getroud met Tas se swaer, Hermanus van Brakel. (Sien verder Kerk van Stellenbosch, bl. 232). Pieter van der Bijl het ook twee veeposte gehad, naamlik ‘Babylons Toren’ (Drakenstein) en ‘Vyffontein’ (Riebeeks Kasteel). In Oktober 1687 is hy benoem tot vaandrig van die Stellenbosse Dragonders; hy was meermale heemraad en op die Kerkraad het hy vanaf 1701 gereeld gedien, as ouderling in 1712 en 1716. Hy is oorlede op 9 Oktober 1723. (A.M.H.)]
voetnoot51.
[Wessel Pretorius, wat die Klagskrif teen die Goewerneur onderteken het, was aan die Kaap gebore en is deur sy ouers, Johannes Pretorius van Goeree en Geertruijda Meintjes van Hasselt, op 3 Junie 1674 ten doop gehou. In 1681 is hy getroud met Geertruy Elberts, dogter van Heinrich Elberts van die plaas ‘Vredenburg’ (naby Vlottenbug). Hy was eienaar van die plaas ‘Rustenburg’ en ‘Berg Sinaï’, albei naby die huidige Firgrove, 1703-1715. In 1705 het hy saam met Adam Tas as diaken in die kerkraad gedien; hy was ouderling in 1707 en 1711 en word heemraad in 1713. Later het hy 'n welvarende skaap- en beesboer geword. (Vgl. Contra Deductie, bl. 41; Bogaert, bl. 524; Grondbriewe Stellenbosch en Drakenstein, 1689-1722, no. 86; M.O.O.C. 8/3: Inventarisse, 1714-1719, nos. 56, 57, 58 en 59; Stellenbosch 13/1 Notulen van Krijgsraad, 1688-1714, en C.J. 310 Criminele Processtukken, 1706, bl. 39. (A.M.H. & A.J.B.)]

voetnoot52.
Haar naam Lucia van den Bogaard kom voor in Letters Desp., bl. 176.
voetnoot53.
[Anthonie van der Lith, voormalige kaptein ter see, het waarskynlik in 1704 burger van Stellenbosch geword. In daardie jaar het hy die plaas ‘Koelenhof’ van ds. Beck gekoop en in dieselfde jaar word ook sy vrou en dogter as nuwe lidmate van die gemeente vermeld: ‘Antonette Theodora Schagen en Geertruyt Elisabeth van der Lith, met attestasie van Leyderdorp’ (bl. 26). Die egpaar met hul twee kinders het op ‘Koelenhof’ bly woon. In die Resolusie van 14 Augustus 1706 word Van der Lith saam met Dirk Mol, Johannes Bokkelberg en Jan Botma aangewys as heemraad van Stellenbosch en terselfdertyd aangestel as ritmeester van die burgerkavallerie. Anthonie is in 1734 oorlede, en sy seun Daniel het die plaas oorgeneem en daar bly woon. (A.M.H.)]
voetnoot54.
[Arend Gildenhuys, oudste seun van die stamvader Albert Gildenhuys, is circa 1670 in Leiden gebore. In 1700 het hy hom met sy 17-jarige vroutjie Judith Smit op die plaas ‘Dwars in den Weg’ in die Stellenboschkloof gevestig. Hy het gereeld in die Kerkraad gedien en is oorlede Sept. - Okt. 1721. (C. 438 Ink. Br., bl. 503.) Sy suster Elsie was die eerste vrou van Jacobus van der Heiden sr. (A.M.H.)]
voetnoot55.
Nonje is 'n ouer vorm van die Afrikaanse woord nôi (nooi). Sien oor die afleiding Veth: Uit Oost en West, bl. 376, Hesseling, 't Afrikaans, bl. 97, en Du Toit, Afrikaanse Studies, bl. 54).

voetnoot56.
Die Spaanse Suksessie-Oorlog het destyds in Europa gewoed. Dit was dus waarskynlik 'n ‘rekonstruksie’ van die groot slag wat die vorige jaar (1704) te Höchstädt (Hochstett) gelewer is tussen die troepe van die Groot Alliansie en die leërs van Frankryk en Beiere, waarby eersgenoemdes die beslissende oorwinning behaal het. Gevegte het op dieselfde plek reeds in 1703 plaasgevind.
margenoot+
Op dato zijn 51 onser trekossen na de Groene Cloof gezonden.
voetnoot56. (a)
[In 1705 was die meul van Stellenbosch geleë naby die boonste (oostelike) punt van die eiland van Stellenbosch op die oewer van die binnearm van die Eersterivier, baie naby die Drostdy. Op die Van Staden-tekening van 1710 sien ons die meulhuis as 'n klein geboutjie wat skuins staan aan die uiterste bo-einde van Dorpstraat. Hierdie ligging verklaar waarom Tas en sy vriende so direk van die meul ‘na 't raadhuijs’, dit wil sê na die Drostdy, gewandel het; dit verklaar ook waarom die meulenaar in 1706 Hendrik Biebow en sy besope vriende gewaarsku het om nie so 'n lawaai in die meulhuis te maak nie, omdat die landdros dit sou hoor en hulle terdeë sou straf. (J.L.M. Franken, Taalhistoriese Bydraes, Kaapstad 1953, en Die Huisgenoot, 21.9.1928). Die eerste meul was in 1686 gebou aan die verre onderloop van die ‘molenwater’ op die plaaswerf van Barend van den Brink. Om die een of ander rede, waarskynlik waterkrag, is circa 1700 'n nuwe meul gebou op die plek soos hierbo verduidelik; daarom dan ook dat Van den Brink se plaas, toe dit in Oktober 1701 amptelik aan sy weduwee toegeken is, die naam ‘De Oude Molen’ ontvang het (O.S.F. I, 1, 145). Die nuwe meul het tot die einde van 1749 in gebruik gebly, toe dit vervang is deur 'n derde meulgebou wat landdros Van Schoor en sy heemrade opgerig het ‘ter zijde van de soogenaemde Stellenbosche Braek of Exercitieplaets’ (Res. L. & H., 3.2.1749), waar dit in werking gebly het tot omtrent 1960 en in April 1963 gesloop is. (Sien Kerk van Stellenbosch, Bylae II, ‘Die Eiland van Stellenbosch’ en art. deur A.M. Hugo, ‘Die Ou Meule van Stellenbosch’, Die Burger, 11.3.1963.) (A.M.H.)]
voetnoot56. (b)
[‘'t Raadhuijs’ was destyds die algemene benaming vir die gebou wat in later jare as ‘Drostdij’ bekend geword het; vgl. bv. die brief van Van der Stel aan die Kamer van Amsterdam, 18 April 1687, waarin hy onder meer aan hulle berig dat die ‘Raadhuijs en bekwame woning voor den Landdrost’ voltooi is. (C. 501, p. 647, en Kerk van Stellenbosch, hoofstuk I, passim.) Die raadhuis waarvan Tas hier praat, was die eerste van sy soort wat in Suid-Afrika gebou is; dit is in April 1687 voltooi en op 17 Desember 1710 deur brand vernietig. Dit was 'n groot U-vormige gebou onder 'n strooidak, wat met sy voordeur reg op die ‘beplante plein’ (Drostdystraat) uitgekyk het, maar deur die binne-arm van die rivier van die dorp afgesny was. Om van die meul na die raadhuis te kom, moes Tas en sy vriende dus die brug voor die raadhuis oorsteek. (Vgl. plattegrond, teenoor bl. 16) (A.M.H.)]
voetnoot57.
Daar was twee Du Toits met wie Adam Tas bevriend was: die broers Guillaume en François. Laasgenoemde was inwoner van Drakenstein en boer op die plaas ‘De Kleine Bosch’, (Grondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein, 1689-1722, no. 23, bls. 507-508 en bls. 411-412). Hy was getroud met Susanna Seugnet. [Eersgenoemde het naby die dorp Stellenbosch gewoon op die plaas ‘Aan 't Pad’ (later bekend as ‘Cloetesdal’), waar hy van sy aankoms in 1687 tot aan sy dood in 1710 gewoon het. Dit is dus waarskynlik dat ons hier met Guillaume du Toit te doen het. Hy was ook eienaar van die plase ‘Watergang’, grensend aan ‘Aan 't Pad’ en ‘Valley Lustre’ (‘Val de Lustre’?) geleë langs die pad na Hottentots-Holland, 1700-1710. Guillaume en sy vrou Sara Couchet het drie dogters gehad: die oudste, Helena, was in 1705 vyftien jaar oud en dus 'n geskikte vriendin vir nonje Truitje van der Bijl, wat toe sestien jaar oud was. Ons kan dus veilig aanneem dat dit haar verjaarsdag was waarvan Tas op 23 Julie 1705 melding maak. Sy is gedoop op 6 Augustus. Sy is in 1706 getroud met Jan Oberholster (q.v.). Die twee jonger dogters is getroud met Pierre Rousseau en Willem Elberts, seun van Hendrik Elberts (q.v.). Sara Couchet het na haar man se dood op die dorp kom woon in die huis op Erf F in Bo-Dorpstraat, waar later die huis Eendrag gestaan het. (A.M.H.)]
margenoot+
12 ossen zijn bij huijs gebleeven.
voetnoot58.
Husing, wat die kontrak vir die lewering van vleis aan die Kompanjie gehad het, het op 17 Feb. 1700 die ‘Groenekloof’ gekry as weiding vir sy vee. (Vgl. Leibbrandt, Précis, Journal, 1699-1732, bl. 25.) [Volgens 'n latere grondbrief 'n oppervlakte van 4,606 morge bekend as Mamre. (Vide Krüger, The Pear Tree Blossoms, History of the Moravian Church in S. Africa (Genadendal, 1966, bl. 128.) (A.M.H.)]
voetnoot59.
[In die doopboek van Stellenbosch staan hy ingeskryf as Joan ‘soon van Adam Tas en Elisabeth van Brakel, getuygen Henning Husing en Helena Gulik, huisvrouwe van Willem ten Damme, den 11den May 1704’, Kolbe (deel II, bl. 381) vertel van die droewige oorlyde van hierdie arme seuntjie: ‘Wanneer Adam Tas, welkers zoontje Johannes in 't vuur gevallen was, en zich zoo deerlyk gebrant had, dat hy daar aan quam te sterven, verzocht, onder borgtocht te worden ontslagen, om 't zelve te helpen ter aarde te bestellen, zoo wierd hem zulks op eene onmenschelyke wys afgeslagen.’ (A.H.M.)] Die 12 versies was 'n ‘pillegift’ of doopgeskenk. Sien aantekening onder Maandag, 29 Junie 1705 in die Dagboek.

margenoot+
Op dato een begin met wijngaardsnijden gemaakt.
voetnoot60.
Die wingerd was dus met 'n wal of sloot omring, soos teen die einde van die vorige eeu nog hier en daar by Bolandse wynboere gesien kon word.

voetnoot61.
[Jacob Pleunes van Orsoy het saam met sy maat (‘macker’) Pieter Malmer of Malmoer van Danzig op die plaas ‘Zeven Rivieren’ oorkant die Banghoekberge geboer. Die grondbrief van die plaas is eers op 2 Oktober 1708 aan Pleunes en Malmer toegeken (O.S.F. I, bl. 193). Enkele jare later het Pleunes die volle eienaar geword (T 850), nadat Malmer oorlede is. Malmer is in 1701 met Ariaantje Jansz getroud, terwyl Pleunes getroud was met Wilhelmina Ariens de Wit, wat in 1710 egskeiding aangevra het op grond van mishandeling, maar in 1711 nog saam met haar man ingeskryf is as nuwe lidmate van die gemeente Stellenbosch. Pleunes se oudste seun, Johannes, was sekretaris van Stellenbosch, 1720-1726, maar is deur landdros Bergh en sy heemrade in 1726 aangekla van grootskaalse oneerlikheid, roofsug, korrupsie en bedrog. (Vide C. 440 Ink. St., bls. 871 v., met Pleunes se antwoord bls. 891 v.) (A.M.H.)]
margenoot+
This day 51 of our draught oxen sent to Groene Clooff.
margenoot+
12 oxen left at home.

margenoot+
This day vinepruning began.

voetnoot62.
[‘Pershuys’ of parshuis was die algemene woord vir wat later aan die Kaap as 'n kelder bekend geword het. Toe die gemeente van Stellenbosch na die vernieling van hul kerkgebou deur die brand van 1710 genoodsaak was om jarelank kerk te hou in die wynkelder van Jacob Botma, het hulle in 1716 gekla oor die ‘onnosel Pershuijs’ (Rekwes, 3.2.1716). (A.M.H.)]
voetnoot63.
Schotel en Rogge (Het Oud-Hollandsch Huisgesin) gee op bl. 435 die volgende ou resep vir hutspot: ‘Neemt schape- of kalfsvleesch, wascht het schoon en hackt het fijn, en doet daar groen cruijt of pinksternakelen of gestoofde pruimen en de sap van limoenen, of orrangien of citroenen toe, oft een pint stercken en claren azijn, mengtse te samen en steltse op 't vier en laet se sieden, en doet er gingember en smeer toe, ende ghy sult eenen schoonen hutspot beryden.’ Hierdie gereg het nog nie in onbruik geraak nie. Mevrou Kaatje van Tonder het aan prof. Fouché meegedeel dat haar moeder die volgende resep vir hutspot gehad het: ‘Gemaalde vleis met uie (bruin gesmoor), blomkool, nuwe aartappels, suurlemoen en naeltjies of ook in die plek van suurlemoen, suur appels. Voordat die hutspot bedien is, is vierkantige stukkies wit brood daarin gesit.

margenoot+
Heeden zijn 12 vaarssen uijt de Groene Clooff hier gebragt, zijnde de pillegift voor Jantje.
voetnoot64.
Die ‘pillegift’ of doopgeskenk is deur die peetoom en peettante van die baba volgens 'n baie ou gewoonte by die doop aan die kind geskenk. In Nederland sou Jantje waarskynlik 'n goue of silwer klokkie, ketting of ander speelgoed gekry het. (Vgl. Schotel en Rogge, op cit., hoofstuk ‘De Pillegift’,) Hier het die ‘pillegift’ dus reeds 'n Suid-Afrikaanse vorm aangeneem en kry Jantje 12 versies, presies soos kinders nou nog van hul ouers op die plaas versies of ooie kry.
voetnoot65.
Blykbaar was Jan Kuiperman Henning Husing se kneg in ‘Groenekloof’.

voetnoot66.
[Willem Nel, Guillaume Niel van Rouen, gebore in 1663, was 'n Franse vlugteling wat met sy vrou Jeanne la Batte (Jannetje Labat) en hul agt kinders, van wie twee in Frankryk gebore was, op die plaas ‘Blaauwklip’, Moddergat, gewoon het. Die plaas is in 1690 aan hom toegeken (OSF I, 121). Willem Nel is waarskynlik in 1721 oorlede, want in Jan. 1722 is die plaas getransporteer op naam van sy skoonseun Barend Pietersz van Wesel. Sy oudste seun, Jean, algemeen bekend as Jan Nel, was 'n gesiene inwoner van die distrik en het op die plaas ‘Rustenburg’, tans ‘Stellenberg’, in Moddergat geboer. Hy het 'n leidende aandeel in kerklike en burgerlike sake geneem. (A.M.H.)]
voetnoot67.
Claus Vechtmann, burger en houtkapper, was 'n Oostenryker uit die Tirol afkomstig. In 1667 is hy tot 3 jaar harde arbeid veroordeel omdat hy 'n man met 'n mes gesteek het. Uit sy huwelik met Beeltje Frederiks in 1670 is Claas Vegtman jr. gebore. Hy is die man na wie hier verwys word. Sy vader is kort daarna oorlede en die seun het waarskynlik grootgeword in die huis van sy moeder se tweede man Harmen Jansz Potgieter (q.v.). Die plaas ‘Helderenberg’, Moddergat, is in 1692 aan hom beloof, maar hy het dit nooit ‘gepossedeert’ nie. In plaas van boer te word, het hy smitswerk gedoen. Tas se spotnaam ‘Vulkaan’ was derhalwe dubbel toepaslik, omdat Vechtman bowendien ook nog kreupel was, net soos die god Vulcanus. Vechtman is skynbaar nooit getroud nie, want elke keer wanneer hy as getuie gestaan het by die een of ander doop, verskyn sy naam saam met 'n ander dogter van die Potgieter-gesin (Maartje Harmense, Beatrix Harmens, ens.) (A.M.H.)] In 1705 het hy in Stellenbosch in die burger-kavallerie diens gedoen. (Vide Monsterrolle, 1705.)
margenoot+
This day 12 heifers arrived here from Groene Kloof, being Jantje's christening gift.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Zuid-Afrika


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • juni 1705

  • 14 juni 1705

  • 15 juni 1705

  • 14 juni 1750

  • 15 juni 1705

  • 16 juni 1705

  • 17 juni 1705

  • 16 juni 1705

  • 17 juni 1705

  • 18 juni 1705

  • 19 juni 1705

  • 20 juni 1705

  • 21 juni 1705

  • 22 juni 1705

  • 23 juni 1705

  • 24 juni 1705

  • 25 juni 1705

  • 24 juni 1705

  • 25 juni 1705

  • 26 juni 1705

  • 27 juni 1705

  • 28 juni 1705

  • 29 juni 1705

  • 26 juni 1705

  • 27 juni 1705

  • 28 juni 1705

  • 29 juni 1705

  • 30 juni 1705