Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scheepswerf Wanders & Zoon (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon
Afbeelding van Scheepswerf Wanders & ZoonToon afbeelding van titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

Scans (11.02 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Illustrator

Annelies Kuiper



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scheepswerf Wanders & Zoon

(1953)–Anno Teenstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

Hoofdstuk XIII

Willem Wanders, die zich per taxi van het Rotterdamse ziekenhuis naar Lekdam heeft laten brengen, stapt vlak voor de poort van de werf uit. Portier Nieland komt zo snel als zijn éne been hem dragen kan naar hem toe strompelen, om hem te vragen, hoe het met mevrouw Wanders is.

‘Dank je, naar omstandigheden is het redelijk, Nieland. Wel heel zwakjes natuurlijk, maar de dokters hebben moed.’

‘Gelukkig,’ zegt Nieland tevreden. ‘Als meneer eens wist, hoe ik met mevrouw heb meegeleefd... en met u ook! Want ik weet best dat meneer en mevrouw mekaar niet missen kunnen, dat is het onbegrijpelijke van de liefde, als ik dat zo zeggen mag. Maar de proletaren hier achter,’ en hij gebaart met zijn hoofd in de richting van de werf - ‘de proletaren zijn ondankbare kletsmeiers. Die ondankbare honden - meneer moet me verexcuseren - strooien onder elkaar het praatje rond dat u naar 't buitenland gaat terwijl mevrouw nog ernstig ziek is!’ Er gaat een schok door Willem heen. Het is hem of hij een klap midden in het gezicht krijgt. - Zo, denkt hij ontdaan, - nemen ze het zó op? Ik heb vanuit Rotterdam de bedrijfsleider telefonisch op de hoogte gesteld met mijn plannen en het is op de werf dus al bekend. Maar dat ze 't zó opnemen is heel erg.

‘Kijk's Nieland, ik vertrek vanavond inderdaad naar Portugal,’ zegt hij moeilijk. ‘Ze hebben gelijk, wat dit betreft. Het is een ongelukkige samenloop, ik was liever bij mijn vrouw gebleven. Maar er hangt van die reis naar Lissabon veel af. Het gaat om een order en als we die krijgen, kunnen we heel wat mensen aan werk helpen. Mijn vrouw wilde zelf ook dat ik ging...’

‘Dat verandert de zaak, meneer Wanders. Dat volk hierachter wauwelt maar raak,’ zegt Nieland, - maar het ontgaat Willem niet dat er in zijn stem iets van teleurstelling te horen is.

Terwijl hij haastig naar zijn huis loopt, komt er weer tweestrijd in hem op. Zal hij toch maar thuisblijven en Van Bergen nogmaals op-

[pagina 167]
[p. 167]

bellen om hem dit te vertellen? De arbeiders hebben gelijk, als ze er afkeurend over praten. Alleen... ze weten niet wat er achter zit en dat het ook voor hun eigen bestwil is. Dan denkt hij weer aan de woorden van Jeanne: ‘De mensen moeten werk hebben, vecht jij maar voor hen...’

Thuisgekomen, wordt hij door Karel en Heleentje bestormd met vragen over moeder, terwijl ook Titia, die hem uiterst hartelijk begroet, alles over Jeanne wil weten. Maar als een koude douche vallen zijn woorden op de kinderen, als hij vertelt dat hij vanavond naar het buitenland moet vertrekken en dat hij even thuisgekomen is om zich gereed te maken voor de reis. Als een verzachting voor deze teleurstelling voegt hij er aan toe dat hij straks eerst nog weer naar het ziekenhuis gaat om afscheid te nemen van moeder en dat ze dan allemaal mee mogen in de auto. Ze mogen dan heel even moeder zien. Titia, die chaufferen kan, zal de auto dan wel terug willen rijden naar hier? Zijn schoonzuster is daartoe dadelijk bereid en Alie vraagt vriendelijk of ze ook mee mag, want ze wil zo graag haar mevrouw zien. Ja, dat mag, maar onder één voorwaarde: dat ze 't niet te lang maken, want Jeanne is erg zwak en dus gauw vermoeid.

Een paar uur later rijdt Willem met Titia, zijn kinderen en Alie naar het Diaconessenhuis in Rotterdam. Jeanne is verrast haar kinderen te zien; ze huilt tranen van blijdschap. En het doet haar ook goed Titia te ontmoeten. Zij is dankbaar dat haar schoonzuster haar huishouding wil waarnemen tijdens haar afwezigheid. Maar dat Willem nu tevens afscheid komt nemen voor zijn reis naar Portugal, valt haar toch wel heel zwaar, al tracht ze dit te verbergen. Titia, de kinderen en Alie blijven ongeveer twintig minuten bij haar: het is eigenlijk te lang, het vermoeit haar te veel. Willem zal nog anderhalf uur aan haar bed blijven zitten alvorens hij zich naar Schiphol zal begeven.

Lange tijd zit Willem zwijgend bij haar. Jeanne sluit zo nu en dan de ogen, maar houdt onafgebroken zijn hand vast.

Onverwacht komt een zuster met een bezoeker op de kamer. Tot grote verwondering van Willem treedt dominee Verheul uit Lekdam binnen. Hij begroet de zieke vriendelijk, neemt ook een stoel en zegt:

‘Ja, Zondag zag ik u geen van beiden in de kerk, maar ik wist nog nergens van. Gisteren hoorde ik wat er aan de hand was. U bent me

[pagina 168]
[p. 168]

eigenlijk ontsnapt... en daarom kom ik u hier even opzoeken. Hoe gaat het er mee, mevrouw Wanders?’

‘Niet zo erg goed, dominee,’ antwoordt Jeanne zacht.

‘Wat zegt u? Maar alles is toch naar wens verlopen, als ik goed ben ingelicht?’

‘Ja, dat wel, maar... Ik ben soms zo bang dat het toch niet goed zal gaan,’ bekent Jeanne.

- Dat ken ik, denkt de predikant. - Het typische verschijnsel na een operatie. De patiënt houdt zich flink tot alles achter de rug is en daarna komt de inzinking, de twijfel.

Willem schrikt van de woorden van zijn vrouw. Waarom heeft Jeanne dat niet tegen hem gezegd? Tegenover hem heeft zij gedaan of zij zich uitstekend voelde, ze heeft er immers op aangedrongen dat hij naar Lissabon zou gaan.

‘Jeanne,’ zegt hij, ‘als het niet goed is met je, dan blijf ik toch bij je...’ ‘Nee, Willem, je moet gaan. Zal je om je tijd denken?’ En tot de dominee, die weinig van dit gesprek begrijpt, zegt ze: ‘M'n man moet vanavond op reis naar Portugal, ziet u. Voor de werf, voor zaken...’ ‘O, juist. En eh... u voelt zich niet zo goed, mevrouw Wanders?’

‘Ik heb soms geen moed meer, dominee. Mijn man doet alles om z'n mensen weer aan 't werk te krijgen, maar 't wil steeds niet lukken. Ik heb er over liggen piekeren, hoe erg het zou zijn, als het daar in Portugal weer op niets uitlopen zou.’

‘O, kwelt u dít? Dat heeft dus niet met de operatie te maken.’

Willem krijgt tranen in de ogen. - Lieve, lieve vrouw, denkt hij. - Heb jij daar in deze critieke dagen óók je zorgen al over?

‘Reken er op dat ik daar zal praten als Brugman, Jeanne! Ik zal er voor vechten, vertrouw daar maar op!’

‘Ik weet het wel, Willem. 'k Zal hier elk uur van de dag aan je denken.’

‘Ja,’ zegt dominee Verheul langzaam, ‘de crisis van deze tijd eist veel slachtoffers. U moest eens weten wat ik allemaal te zien en te horen krijg als ik op huisbezoek ben. De mensen worden zwaar beproefd, er zijn er die 't niet dragen kunnen. Gods wegen zijn voor ons dikwijls zo onbegrijpelijk. Ook u wordt beproefd, maar weer op een andere manier, mevrouw Wanders. Onverwacht ligt u hier in 't Diaconessen-

[pagina 169]
[p. 169]

huis. En u, mijnheer Wanders, zit ook tussen twee vuren, als ik het goed begrepen heb. U moet naar Portugal en u wilt graag bij uw vrouw blijven in deze situatie.’

Willem knikt.

‘Zulke beslissingen zijn moeilijk,’ gaat de dominee verder. ‘God wil ons in dit leven louteren, daar heeft Hij duizenden manieren voor. Als wij geen vertrouwen hebben in Hem, lopen we vast. Dan zien we alleen maar duisternis. We zijn dat vertrouwen weleens kwijt, ik weet het wel. Dat heb ik zelf ook. Het lijkt soms zo hopeloos. Maar we moeten naar boven zien en bidden om dat vertrouwen.’

 

Tot grote verbazing en vreugde van Willem staat de oude Van Bergen hem bij het vliegveld op te wachten.

‘Ja, ik wist hoe laat je zou vertrekken en ik dacht: We zullen onze gevolmachtigde gezant uitgeleide doen,’ lacht de oude heer. ‘Maar allereerst moet je me vertellen hoe het op 't ogenblik met je vrouw gaat.’

‘Dank je, vrij goed,’ zegt Willem. ‘Ze is nog zwak, maar even voor ik het ziekenhuis verliet heb ik de dokter nog gesproken en die is goed over haar te spreken.’

Van Bergen grijpt zijn hand.

‘Jongen, Wanders,’ zegt hij met warme stem, ‘ik weet best dat het je heel wat gekost heeft om tot deze reis te besluiten. Het is een offer om te gaan. Maar des te meer bewonder ik je en ben ik je dankbaar. Als Van der Hagen of Vlooten dit had moeten opknappen, dan weet je zelf ook wel dat er niks van terecht zou komen. Dan wisten we bij voorbaat dat we geen succes zouden hebben. Ze voelen zo weinig dat ze als hoofd van een werf ook bijzondere verplichtingen hebben. We kunnen wel bidden of de werklui, dat wil dus zeggen onze naasten, hun dagelijks brood zullen krijgen, maar dan moeten wij ook ons best doen er aan mee te werken dat ze 't krijgen, is 't niet?’

‘Precies, zo denk ik er ook over,’ beaamt Willem. ‘Ik ben niet vrij van mijn arbeiders die nu stempelen moeten, als ik niet al het mogelijke doe om hun werk te verschaffen. Maar Van der Hagen wil daar niet aan en Vlooten evenmin. Die denken alleen maar in cijfers van bankrekeningen.’

[pagina 170]
[p. 170]

‘Je slaat de spijker op de kop, Wanders. Daarom ben ik dankbaar dat jij je disponibel gesteld hebt om in Lissabon je best te gaan doen. En ik hoop van harte dat je resultaten boekt, kerel!’

De woorden van de oude Van Bergen doen Willem goed, ze zijn een stimulans te meer voor hem.

Hartelijk wuivend neemt hij ten slotte afscheid van zijn zo veel oudere collega. Er is vrede en vertrouwen in het hart van Willem. Maar dit neemt niet weg dat hij tranen in de ogen krijgt als het vliegtuig loskomt van de grond, van de goede Nederlandse grond, waar Jeanne en zijn kinderen op achterblijven. En dan denkt hij een ogenblik: - Had ik het toch maar niet gedaan, was ik maar bij haar gebleven...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken