Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria (1628)

Informatie terzijde

Titelpagina van Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria
Afbeelding van Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende MariaToon afbeelding van titelpagina van Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

Scans (30.08 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria

(1628)–Augustinus van Teylingen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V. Psalm. 101. Domine exaudi oratiunem.

Heere verhoort mijn gebedt, ende mijnen roep laet tot u comen.

En keert u aensicht van my niet: in wat dach dat ick ghequelt worde, soo neycht uwe oore tot my.

In wat dach ick u aenroepen sal, verhoort my haestelijck.

Want mijne dagen zijn vergaen, als eenen roock: ende mijne beenderen zijn als eenen verbranden roest verdort.

Ick ben gheslaghen als hoy, ende mijn herte is dorre gheworden, om dat ick vergheten hebbe mijn broodt te eten.

[pagina 136]
[p. 136]

Van de stemme mijns suchtens, is mijn ghebeente aen mijn vleesch ghekleeft.

Ick ben ghelijck gheworden den pellicaen der woestijnen: ende ick ben gheworden als eene nacht-rave in ’t huys.

Ick hebbe ghewaeckt, ende ben gheworden als eene mussche, alleen woonende in’t dack.

Den gheheelen dach beschimpten my mijne vyanden: ende die my presen, swoeren teghen my.

Om dat ick asschen als broodt adt: ende mijnen dranck met weenen menghde.

Van d’aensicht der verbolghentheyt uwer gramschap: want opheffende hebt ghy my ghestooten.

Mijne dagen zijn als een schaduwe geweecken: ende ick ben als hoy dorre gheworden.

Maer ghy Heere blijft in der eeuwicheydt: ende uwe ghedencke

[pagina 137]
[p. 137]

nisse van gheslachte tot gheslacht.

Ghy Heere, sult opstaende Sions ontfermen: want het is tydt haers te ontfermen, want den tydt is ghekomen.

Want uwen dienaren hebben haer steenen behaecht: ende haerder aerden sullen zy ontfermen.

Ende de Heydenen sullen Heere uwen naem vreesen, alle Koninghen van aertrijck uwe glorie.

Want den Heere heeft Sion opgetimmert: ende hy sal ghesien worden in zijne glorie:

Hy heeft ghesien tot de ghebeden der ootmoedigher: ende hy en heeft hunlieden ghebedt niet versmaedt.

Laet dese dinghen schryven tot ee andere gheboorte: ende het volck dat geschapen sal worden, sal den Heere loven.

Want hy heeft neder ghesien van zyne hooge heylige plaetse: den Hee

[pagina 138]
[p. 138]

re heeft van den Hemel op de aerde ghesien.

Om dat hy hooren soude het suchten der ghevanghene: dat hy de kinderen van de ghedoodde ontbinden soude.

Om dat zy verkondighen souden in Sion den naem des Heeren: ende zijnen lof in Ierusalem.

Als de volcken versaemden in een: ende de Koninghen om den Heere te dienen.

Heeft hy geantwoort in den wech zijnder kracht: de kortheydt mijnder daghen verkondicht my.

En roept my niet wederom in de helft mijnder daghen: van gheslacht tot gheslachte zijn uwe jaren.

Van eerst hebt ghy Heere de aerde gefondeert: ende uwer handen wercken zijn de hemelen.

Sy sullen vergaen, maer ghy blijft altijdt: ende zy sullen alle gelijck een kleedt verouderen.

[pagina 139]
[p. 139]

Ende ghelijck een decksel-kleedt, sult ghyse veranderen, ende zy sullen verandert worden: maer ghy zijt den selven, ende uwe jaeren en sullen niet vergaen.

De kinderen uwer knechten sullen woonen: ende hunlieder saedt sal beklyven inder eeuwicheydt.

Glorie zy den Vader, ende den Sone, etc.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken