Sprokkelingen uit ons hedendaagsch proza

[p. 251]

Bio- en bibliographica

Antoon Coolen, in 1897 te Wijlre (Limburg) geboren uit brabantsche ouders, woonde vrijwel altijd in Brabant. Was als journalist werkzaam en woont thans te Hilversum. Van hem verschenen de novellen: ‘Peerke dat manneke’ (1926), ‘Jantje den schoenlapper en zijn weensch kiendje’ (1927) en de romans: ‘De rauwe grond’ (1926), ‘Hun grond verwaait’ (1927), ‘Kinderen van ons volk’ (1928), ‘Het donkere licht’ (1929).

Jan Feith, geboren te Amsterdam in 1874, deed eindexamen Openbare Handelsschool, was eerst in den handel, daarna in de journalistiek. In 1921 richtte hij op de ‘Indische Post’ en is nu o.a. hoofd-redacteur van ‘De Kampioen’. Hij schreef romans, tooneelstukken en jongensboeken, waarvan de volledige lijst te vinden is in ‘Genealogie Familie Feith’ (aanvangende bij zijn betovergrootvader Rhynvis Feith). Hij woont in Den Haag.

D.Th. Jaarsma, te IJlst in 1878 geboren, was werkzaam in verschillende betrekkingen bij het onderwijs, het laatst als Directeur van Onder-

[p. 252]

wijs der gemeente Amersfoort. Hij woont thans te Zeist. Hij schreef, behalve een drama ‘Floret Sylva’ (1916) en kritieken (o.a. ‘Vierzig Jahre holländischer Dichtung’), romans, o.a. de cyclus in 12 deelen ‘Thiss’, en ‘Bekentenissen van een bruidegom’, ‘Hoe het bloesemde’, ‘Het gelukkig Jaar’. Daarnaast gaf hij een vertaling van Goethe's ‘Faust’.

A.M. de Jong werd in 1888 geboren te Nieuw Vosmeer, bezocht de Normaalschool te Delft, werd onderwijzer, tot '19, kunstredacteur van ‘Het Volk’ tot 1925. Redigeerde 1918-'19 ‘De Nieuwe Stem’ en '27-'28 ‘Nu’ en is medewerker van talrijke tijdschriften. Hij reist veel, bezocht vrijwel geheel Europa, Noord-Afrika en de Levant. Hij schrijft kritieken, schetsen en romans, waarvan er vertaald zijn in Duitsch, Fransch, Zweedsch en Deensch. Verschenen o.a. ‘Marcus van Houwaert’ (1920 Van Dishoeck), ‘Het Evangelie van de Haat’ (1923, Querido), de cyclus ‘Merijntje Gijzen’ (1925, 1926, 1927, Querido), ‘Frank van Wezels roemruchte Jaren’ (1928, ‘Ontwikkeling’). Hij woont te Nieuw Borgvliet.

Agnes Maas-van der Moer werd in 1889 te Grave geboren, woonde lang te Amersfoort, waar de natuur haar een bron van geluk werd. Zij streeft vóór alles naar eenvoud en beperking in haar werk, dat dikwijls op muziek geinspireerd is. Ze woont thans te Bennekom. Behalve novellen in verschillende tijdschriften schreef ze een aantal romans, o.a. ‘De Zwervers’ (1918,

[p. 253]

Zonnebloem), ‘De Bittere Kelk’ (1920, Querido), ‘De Kunstclowns’ (1925, Brusse), ‘Pan’ (1926, Morks), ‘Doolhof’ (1928, W.B.).

Siegfried van Praag, in 1899 te Amsterdam geboren, bezocht daar de Openbare Handelsschool en studeerde daarna Fransch. Vooral de joodsche letteren hebben zijn belangstelling (‘De West-Joden en hun letterkunde sinds 1860’ in 1926 en ‘In eigen en vreemden Spiegel’, 1928). Hij schreef novellen en romans: ‘De Weegschaal’ (1925), ‘Sam Levita's Levensdans’ (1927), ‘Langs de paden der Liefde’ (1928), ‘Tusschen Goed en Kwaad’ (1929). In de N. Rott. Ct. o.a. schrijft hij kritieken. Hij woont in Amsterdam.

Marie Verhoeven-Schmitz, in 1883 te Haarlem geboren, woonde haast altijd te Dordrecht, waar ze de 5-j. H.B.S. voor meisjes bezocht en nu nog woont, gehuwd met den kunstschilder Verhoeven. Ze leverde bijdragen aan een aantal tijdschriften en publiceerde in boekvorm o.a. het proza: ‘Uit Uren van Verlangen’ (1912), ‘Het duurzaam Geluk’ (1920), ‘Marietje’ (1921), ‘De donkere Tocht’ (1923), ‘Moeders’ (1928), ‘Het groote Heimwee’ (1929) en een bundel ‘Verzen’ (1913).

Johan Wilhelm Schotman werd in Hoogeveen geboren in 1892, bezocht de H.B.S. en werd in Leiden medisch student. Naast deze studie trokken letterkunde en wijsbegeerte hem aan. In 1921 werd hij medicus in China, vanwaar hij in 1927 moest wegvluchten. Hij is nu genees-

[p. 254]

heer aan ‘Maasoord’ bij Rotterdam. Zijn werk is sterk philosofisch gekleurd, zooals: ‘Het Vermolmde Boeddhabeeld’ (drie boeken over China) 1927, '29 en... ‘De Schone Gave’ (1927). Schreef daarnaast verzen, o.a.: ‘Van de Wankele Morgen’ (1919) en vertaalde Boethius': ‘Vertroosting der Wijsbegeerte’ (1924).

Theo J. Thijssen, geboren in 1879 te Amsterdam, was tot 1921 onderwijzer; daarna in dienst van de Bond van Nederl. Onderwijzers. Hij is o.a. redacteur van ‘School en Huis’ en woont te Amsterdam. Hij schreef: ‘Barend Wels’ (1908), ‘Jongensdagen’ (1908), ‘Kees de Jongen’ (1923), ‘Schoolland’ (1925), ‘De Gelukkige Klas’ (1926), ‘Het grijze Kind’ (1928), ‘Egeltje’ (1929), allemaal verschenen bij Van Dishoeck.

Johan Theunisz, te Stadskanaal in 1900 geboren, gymnasiast te Groningen en Assen. Promoveerde in 1927 te Amsterdam tot doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, en thans leeraar aan het gymnasium te Sneek. Hij schreef o.a.: ‘Het Klare Dagen (1923, verzen), ‘Vloed’ (1925, roman), ‘Op een Punt van Muziek’ (1925, dansstudies en verzen), ‘Het Eenzaam Hart’ (1927), ‘De Diepste Drift’ (1927, roman), ‘Cyclus’ (1927, verzen), ‘Keerstroom’ (1928, roman). Hij is proza-criticus aan ‘Den Gulden Winckel’.