Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
[Boekbeoordelingen, 1907] (1907)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.19 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

[Boekbeoordelingen, 1907]

(1907)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

Over de ‘brievenbussen’.

Ik houd er niet van, kinderen lastig te vallen met zedelijke opvoeding; en als ik anderen, zooals Nelly van Kol en Ida Heyermans en de tallooze mode-lieve-dolten gadesla in haar wee bedrijf, dan spot ik daar graag mee.

De kinderbonden zijn géén geleuter, zegt Jan Ligthart.

Maar ik beweer, dat een gezond mensch in deze tijden walgen moet van al de vieze zedelijkheid, die verkocht wordt. Daar is verband tusschen de malle ‘smoelen’ van de lui op Walden en de ‘Met-wie-mogen-wij-trouwens’ van pantoffel-vegetariërs, en de Manchester loodgieter-pakkies en rare hoedjes, en bloote nekken en groote dassen en plotselinge kin-baarden, en het partijgenootje spelen van achttienjarige Marxisten, en het brochure-venten van zestienjarige vrijen; en het eten van rauwe dingen en krummelige sport-beschuiten.

Het eten van bruinbrood is in deze dagen een principe, waarmee gegeurd wordt, net zoo goed als met geheel-onthouding; en er is verband alweer, tusschen dat bruinbrood en Penzig's boek over ‘Eerlijke antwoorden op kindervragen’, en die juffrouw uit een boek van Top Naeff, die in al d'r meubels hetzelfde krulletje wil hebben.

Het is een soort moderne Aufklärungs-decadentie.

 

Wij, gewone doorsnee-schoolmeesters, moeten werkelijk van al dat geleuter niet veel hebben; zóó sterk is onze afkeer van al de woordenverkooperij, dat menigeen vreemd zal op-kijken als-ie mij hier in ‘De Nieuwe School’ over ‘zedelijke opvoeding’ een ernstig woord hoort zeggen: ‘Gaat me nou Thijssen óók alweer over die dingen

[pagina 75]
[p. 75]

aan 't zaniken?’ Ach, wees maar gerust; ik wou alleen maar beweren: een kind moet een zoo goed mogelijk mensch worden, en een behoorlijke schoolmeester doet daar het zijne voor. Hoe? Op de manier die hij voelt dat voor een kind de beste is; zoo weinig mogelijk door opzettelijke praterij. Gewoon door omgaan met de kinderen; door leven met de kinderen; door 't scheppen van een opvoedend milieu.

 

Er is een oneindige afstand tusschen deze vertrouwende, geloovende manier van opvoeden, en de pratende. Als iemand uit de kliek der pratende opvoeding zegt: ‘Zingen kan zoo opvoedend werken’ dan zal-ie dat willen bewijzen met liedjes waarin medegevoel ‘spreekt,’ of dierenbescherming, of liedjes die ‘liefde voor de natuur’ kweeken, zooals Ligthart ze maakt over bladknoppen. Dat is, al komt er honderdmaal het woordje ‘teer’ bij te pas, au fond een grof handwerk.

Voor ons, gewone menschen, die 't land hebben aan ‘Uit de klasses,’ is het veel moeilijker te beredeneeren, dat wij de kinderen beter maken, als we met ze zingen. We gelooven dat enkel maar; wij gevoelen het.

'k Nam nu zingen tot voorbeeld; zonder bedoeling echter.

 

En voor deze opvoeding is de eerste eisen: echtheid, waarheid, eerlijkheid; deze opvoeding is wèg, als er maniertjes komen.

‘Zie je wel’ - zegt nu een maniertjes-mensch, ‘waarheid in de opvoeding. Daarom mijn manier om de ooievaarskwestie te behandelen’.

En dat is weer gròf. Want als ik me gegeneerd voel, om over die dingen met kinderen te praten, dan ben ik onwaar, als ik de ‘waarheid’ vertel.

En dat ik nu de ooievaarskwestie nam, was weer zonder bedoeling. Ik zou waarachtig wel eens het sujet willen zien, dat de geheele waarheid over geslachtszaken aan kinderen vertelde; maar dat bedoel ik niet eens.

Dit alles is m'n inleiding tot wat ik zeggen wou over kinderkranten. Het is eigenlijk een beschouwinkje over de persoonlijkheids-

[pagina 76]
[p. 76]

paedagogiek, waar de heer Lem met z'n hoofd niet bij kan, omdat het niet ‘geleerd’ genoeg is.

Nu eindelijk de kinder-kranten.

 

Als iemand kans ziet, elke week wat goede lectuur voor kinderen bijeen te krijgen, dan zou 'k niet weten, waarom de kinderen daar niet van mochten profiteeren. De beste manier voor een krant, om op die manier z'n lezers te gerieven is: behoorlijk honoreeren van de kopy. ‘Belanglooze’ medewerking, zooals ‘De Telegraaf’ die aanneemt, is meestal niet veel soeps. Toch, over het literair gehalte van de kinderkranten wou ik op 't oogenblik niet spreken; als eenmaal die blaadjes wat opvoedkundiger ingericht zijn, is de tijd gekomen, ze ook literair op hooger peil te brengen.

En och, opvoedkundiger? - Een raadsel oplossen is wel 's aardig voor een kind - maar alle weken de namen van de goede oplossers af te drukken, om aan de ijdelheid te voldoen, en de kinderen uit te lokken tot bedrog, en dit bedrog nog beloonen met prijzen - het is een bedenkelijke zaak. En het plaatjes-gescharrel en geruil per advertentie om eindelijk een horloge cadeau te kunnen krijgen van een havermout-firma - het is toch eigenlijk een gevaarlijk bedrijf, omdat de redacteur nooit controle genoeg kan houden. Deze week bijvoorbeeld zag ik in het jeugdnummer van ‘de Telegraaf’ in verscheidene advertenties gevraagd: een rhinoceros, kameel, paard of konijn; in de eene werd daarvoor geboden: 75 havermout-beestjes in 6 soorten; in de tweede: ‘een fraai boek, in prachtband’; in de derde: 5 andere verschillende beestjes. In dit geschacher vind ik niet veel goeds, en kans op véél slechts.

Maar zelfs over die on-opvoedkundige rubrieken wou ik zwijgen. 'k Wil het alleen hebben over de ‘correspondentie.’

En na m'n lange inleiding zal iedereen begrijpen wat ik bedoel als ik zeg: de fout van deze correspondentie is de onwaarheid.

Kolom na kolom wordt daar volgeschreven met briefjes aan kinderen; met veel vertoon van ruim hart; met listiggeveinsde belangstelling voor wild-vreemde schapen, als d'r lui papa maar abonné is. Daar wordt maar raak gezwetst over ‘ons kringetje’, en welkom

[pagina 77]
[p. 77]

geheeten; en bedankt, vooral veel bedankt voor aardige cadeautjes. Honderd uitvluchten worden bedacht, om niet, of niet-spoedig antwoorden goed te praten; er raken brieven weg, zal je vooral je mama van me groeten, wel, wel, dat is met recht een aardige dag geweest. Is zus nog aldoor ziek, natuurlijk heb ik je vorigen brief gelezen; om je dat te bewijzen, zal ik hier even vertellen wat er in staat - heb ik het niet goed onthouden? Moet je papa maar gauw abonné worden ...

 

Zie, tegen dit walgelijke soort journalistiek moeten we protesteeren; er schijnen menschen te zijn, die er hun beroep van maken, wekelijks een dergelijke comedie te vertoonen; en het eene blad volgt, om de concurrentie, het andere na. Ze hebben het maniertje te pakken, de raadseltantes, de kindervrienden, en pennen nu de kolommen van hun ‘brievenbus’ maar vol met allerlei leege praatjes. Er is bijv. een zekere ‘Marie van Amstel’, die al op allerlei manieren geld heeft trachten te verdienen aan de kinderen; die is nu ook weer zoo'n zaakje begonnen in een Leidsch en een Haagsch dagblad. Misschien ook nog in andere bladen. In het tijdschrift ‘Op de hoogte’ schrijft ‘tante Lize’ geregeld een ‘brievenbus’; zij stelde er onlangs prijs op in de Nieuwe School te verklaren, dat zij niet de sshrijfster was van ‘Kleine bengels’, maar haar ‘brievenbus’ is niet veel beter dan dat malle boek. In ‘De Telegraaf’ staat elke week 'n 1200 regels ‘brievenbus’. Wat 'n genie eigenlijk, die ‘R.R.’

 

Ach, wij gewone schoolmeesters maken niet veel drukte over paedagogiek, en scheiden niet graag de menschen, die toch bijna allemáál kinderen hebben, in ‘leeken’ en ‘paedagogen’: en zeer waarschijnlijk zitten er in die kinderkranten dikwijls menschen van ons gilde; maar we moesten de brievenbussen voor de jeugd toch zoo langzamerhand weg zien te krijgen.

 

Eén goed middel zou 'k al aan kunnen geven: Als al die raadsel-redacteurs, raadsel-tantes, kindervrienden eens géén pseudoniemen gebruikten, en dus verantwoordelijk waren voor hun lievigheid, en ze er op straat voor konden worden nagewezen - licht dat ze véél van hun tot-nu-toe-getoonde vrijmoedigheid kwijt raakten!

 

Amsterdam.

TH. J. THIJSSEN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken