Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
[Boekbeoordelingen, 1908] (1908)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.35 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

[Boekbeoordelingen, 1908]

(1908)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Eduard Kerner, door M.C. van Doorn. Met Teekeningen van J.B. Midderigh-Bokhorst. Haarlem - Vincent Loosjes - 1907. Geb. ƒ1.90

In het eerste hoofdstuk plaagt Eduard Kerner de meid, de oue trouwe meid, door haar even in de provisiekast te sluiten; de vader komt thuis, en aan tafel, als ze zoo met hun tweeën zitten te eten (moeder is verleden jaar gestorven) bekent Eduard de plagerij. Uit zichzelf gaat-ie dan de meid een hand geven. Hm, zeg je, wat kunstmatig-braaf, dat laatste.

In het tweede hoofdstuk helpt de vader den jongen aan een som

[pagina 21]
[p. 21]

- en vertelt, dat ie voor vier maanden op reis moet naar Indië. Lam vooruitzicht voor Eduard. Hij doet beloften van goed oppassen. Hm, zeg je weer, ik krijg dit boek al in de gaten.

Maar in het derde hoofdstuk komt een meneer op bezoek - en Eduard is kwaad, want nou is-ie den laatsten middag niet met vader alleen. Hij gaat spelen - en verrast glimlach je bij dit zinnetje.

‘Eduard had intusschen ergens op straat een steentje ontdekt en was daar nu zoo vlug als hij op zijn stelten vooruit kon komen naar toe gegaan om in zijn eentje wat te voetballen.’

Juist - en als Eduard weer in huis komt, is-ie vervelend en koppig tegen z'n vader. Wel, het boek is toch echter dan je dacht...

In het vierde hoofdstuk wordt je precies de regeling uitgelegd hoe het met Edu z'n goed gaat - en hoe het huis verlaten wordt: de vader gaat op reis. Eduard gaat naar school, en dan uit school naar een tante, waar-ie de vier maanden logeeren zal. En je kijkt blijverwonderd, hoe iemand er in slaagt, je al die uiterlijkheden zoo te vertellen dat je met Eduard gaat meevoelen.

In de volgende hoofdstukken wordt E's leven in het drukke gezin van Tante beschreven. Echt, allemaal echt.

‘Edu,’ begon Tante Lina, ‘vertel eens, zit je in een prettige klas?’
‘Jawel, Tante.’
‘En heb je aardige vrinden?’
‘Theo de Beer is een leuke jongen, en Meertens ook wel, die zit achter me.’
‘Is dat die jongen met die kalfsoogen?’ vroeg Piet.
‘Meertens heeft geen kalfsoogen!’ begon Eduard verontwaardigd, maar Tante Lina viel hem in de rede: ‘Och, hij plaagt maar wat, hij kent die jongen niet eens!’ En verder vragend: ....

E's neven gaan op de H.B.S., en vertellen veel moppen, met bijnamen van leeraars enz. De jongens gaan schaatsenrijden, op de ijsbaan, spelen Indiaantje enz. Piet plaagt Eduard nogal. Eduard kan 't erg best vinden met z'n kleine nichtje Bep. Ik kan 't niet laten, een tooneeltje met die Bep, 'es heelemaal af te schrijven; de lezer kan dan meteen zien, hoe bekwaam heel het leventje in dit drukke huishouden geteekend is. Eduard speelt dikwijls met de kleine Bep - maar nu heeft -ie 't land, en grauwt haar af. De kleinen moeten naar bed.

[pagina 22]
[p. 22]
‘Beppie gaat nog niet mee,’ vertelde 't kleine meisje, ‘Beppie gaat eerst spelletjes doen met Ee.’
Piet begon te lachen; Eduard zag het toen hij zijn stoel opnam om die tegen den muur te zetten. Zijn humeur werd er niet beter op, want Piet had hem al eenige malen met die kinderachtige spelletjes geplaagd en 't klonk dan ook onvriendelijker dan hij zelf wel bedoelde toen hij kortaf zei: ‘Op mij hoef je niet te rekenen, ik doe vanavond niet mee.’
‘En daarnet zei je dat je 't nog niet wist?’
‘Toen wist ik 't ook nog niet, maar nu weet ik 't wel.’
De tranen kwamen bij Bep voor den dag. ‘Maar ik wou spelletjes doen!’ huilde ze.
‘Kind, zeur niet zoo, ik heb geen tijd.’ En Tante Lina voegde er bij: ‘Maar Bep, wat is dat nu, je begrijpt toch wel dat Edu niet altijd zin heeft om spelletjes met jou te doen! Kom, droog gauw je tranen af.’
‘Ik heb geen zakdoek,’ snikte Bep, ‘en ik vind Ee een nare jongen.’
‘Dank je voor 't compliment!’ zei Eduard, maar Tante Lina wenkte hem dat hij nu maar liever verdwijnen moest.
Eduard ging naar de leerkamer, gooide met een ontevreden gezicht zijn boeken en schriften op tafel, schoof met een ruk een stoel aan en begon te rekenen. En hij keek zelfs niet op toen Hugo en Piet even later ook binnen kwamen en aan 't werk gingen.
Van uit de huiskamer drong nog het huilen en dwingen van Beppie tot Eduard door; dan weer hoorde hij tante Lina's stem; en terwijl hij haastig voortschreef aan zijn sommen, verstond hij opeens toen de huiskamerdeur openging: ‘Beppie is stout!’ Daarna hoorde hij de juffrouw, die met Lineke en de kleine jongens naar boven was gegaan, weer beneden komen; hij hoorde haar praten in de kamer en met Bep de trap weer oploopen; 't kleine meisje snikte nog steeds, en ‘Ee was ook niets lief!’ meende hij nog te verstaan. - Toen werd het stìl in de gang. En Eduard schreef weer verder, telkens gapend, met een akelig stijf gevoel in zijn armen en ijskoude voeten.
Lineke vertrok naar het partijtje, en Eduard hoorde de stem van den oppasser, die haar zou brengen. - Met een slag viel de huisdeur achter hen dicht.
Heel stil was 't in de leerkamer, en half soezend luisterde Eduard naar 't suizen van 't gas en 't krassen van Hugo's pen, en even keek hij naar Piet, die vanavond bij uitzondering ook zoo heel rustig doorwerkte. En weer ging hij aan 't rekenen, totdat eindelijk om kwart over acht de twee oude sommen overgeschreven en vier van de nieuwe af waren. - Eén zou wel fout zijn, en de vijfde kende hij niet, maar er was geen tijd meer om langer te probeeren. - Waar was dat vervelende Fransche boek nu? Eduard zocht op tafel en in zijn tasch, maar 't was niet te vinden, en toen bedacht hij dat 't boven was blijven liggen. - In een vlijtige bui had hij 's ochtends onder 't aankleeden
[pagina 23]
[p. 23]
woordjes willen leeren, maar 't was bij 't goede voornemen gebleven en hij had van morgen 't heele boek vergeten.
En Eduard liep naar boven om 't te halen. - 't Zou zeker wel ergens op zijn kamertje liggen, op tafel of zoo. Maar hij vond het niet dadelijk, en toen hij licht wilde maken schenen de lucifers ook al verdwenen te zijn. Waar waren die lamme dingen nu toch? 't Maakte hem woedend, dat gezoek voor niets in 't donker, en eindelijk liep hij 't portaal weer over naar de meisjeskamer, om daar 't brandende nachtlichtje te halen.
Bij de deur bleef hij opeens staan. Wat was dat voor een geluid? Hij luisterde even. - Was dat Bep die daar huilde?
Op zijn teenen liep hij naar binnen, zijn oogen op Beppie's ledikantje gevestigd. Bij 't flauwe schijnsel van 't nachtlichtje was van zijn kleine nichtje niet anders te ontdekken dan een verwarde blonde krullebol. Maar toen hij voor 't bed stond, waar de dekens half uithingen, hoorde hij heel duidelijk dat ze huilde.
‘Beppie, slaap je niet?’ vroeg Eduard, fluisterend om de kleine jongens in de kamer er naast niet wakker te maken.
Een hevig gesnik volgde.
‘Bep, lieve kleine Bep, wat is er toch?’ en Eduard boog zich over zijn nichtje heen.
Bep draaide zich half om, en even keken de groote blauwe oogen hem aan.
‘Ik heb 't zoo vreeselijk warm,’ snikte een schor stemmetje, ‘en mijn dekens zijn aldoor weg.
‘Wil ik ze dan weer goed leggen?’
‘Dat geeft toch niets, ze zijn telkens wéér weg!’
Eduard begreep niet wat hij met haar beginnen moest. - Arme kleine Bep! Had hij maar met haar gespeeld, of was hij tenminste maar niet zoo onvriendelijk geweest! En wat moest hij nu toch doen? Hij kon nu toch maar zoo niet weer naar beneden gaan! En heel zacht vroeg hij: ‘Wil ik je dan even uit bed nemen, Bep en alles weer over instoppen?’
‘Ja,’ huilde Bep, en voorzichtig sloeg Eduard een deken om haar heen. Ze was eigenlijk te zwaar voor hem, maar met veel moeite tilde hij haar toch op den stoel naast 't bed.
‘Ik wou wat drinken!’
Eduard ging naar de waschtafel en schonk een glas half vol water, telkens schrikkend als hij tegen iets aanstootte. En toen Bep gedronken had begon hij aan 't bed; eerst gooide hij de dekens er af; hij legde het laken recht en stopte het aan de kanten zoo stevig mogelijk in, en daarna zwoegde hij met de deken, tot zijn vingers er pijn van deden. Maar eindelijk was 't toch klaar. En voor dat hij Bep weer in bed tilde ging hijzelf nog even op den stoel zitten, en zijn kleine nichtje voorzichtig op zijn knieën nemende vroeg hij zacht dicht
[pagina 24]
[p. 24]
bij Beppie's oor. - ‘Vind je me nu nog zoo'n nare jongen, Bep?’ en even streek hij met zijn wang over het zachte haar.
‘Nee, maar vanmiddag was je niets lief!’
‘Dat weet ik wel, het spijt me erg.’ En stil bleef hij met haar zitten tot ze heelemaal bedaard was, toen hielp hij haar weer in bed kruipen en dekte haar toe.
‘Nacht Bep!’


illustratie


‘Nacht Eetje!’ klonk 't heel slaperig; ‘ik houd nu weer heel veel van je!’
Eduard draaide zich om, zijn oogen vol tranen, en met de lucifers in zijn hand liep hij op zijn teenen 't portaal weer over: 't nachtlichtje wilde hij nu liever maar niet meenemen.
In zijn kamertje stak hij de kaars aan; 't Fransche boek lag op zijn bed en zijn lucifers waren op de waschtafel verzeild geraakt. - En voor hij de kaars weer uitblies maakte hij zijn koffer nog even open,
[pagina 25]
[p. 25]
en nam uit de chocoladoos van Vader een flik, die hij bij Bep bracht en met een zacht ‘mond open!’ in Beppie's mond duwde.
‘Lekker!’ fluisterde Bep half slapend, ‘hoe kom je daaraan?’
‘Van Vader gekregen voor dat Vader wegging,’ legde Eduard uit, ‘ga nu maar gauw slapen!’
Toen holde hij de trap weer af. 't Was over half negen toen hij weer op zijn stoel in de leerkamer zat en op de klok keek.
‘Wat heb je toch uitgevoerd?’ vroeg Hugo, ‘ik dacht dat je al naar bed was!’
‘Ik had jullie toch nog niet goeienacht gezegd!’
‘Nee, maar je bleef zoo lang weg.’
‘Kon m'n Fransche boek niet vinden, en m'n lucifers waren weg, en...’
‘Och,’ viel Piet hem in de rede, ‘hij heeft natuurlijk vast een dutje gedaan! Heb je niet gezien dat hij de heele avond al heeft zitten gapen? En kijk z'n oogen eens raar staan!’

Al maar door gaat zoo de beschrijving van het drukke gezin - en van E's verlangen naar z'n vader. Erg vlijtig werken, daar kan-ie niet toe komen, ook al door de omgeving. Hij krijgt door een onvoorzichtigheid een ongeluk, valt van z'n fiets - en moet met een gebroken arm in bed liggen. Dan begint-ie al heel erg naar z'n vader te verlangen...

En als de vader terug is - dan blijkt het dat E. een slecht rapport van school heeft. Nou zal het boek toch nog braaf worden, denk je. Maar 't blijft echt. Bijvoorbeeld:

E. besluit, maar er 'es uit fietsen te gaan.

‘Vader, wilt u m'n fiets even oppompen?’ riep Eduard.
‘Waarvoor?’ vroeg Vader, zijn sigaar uit zijn mond nemend.
‘Nou ik wilde wat gaan fietsen,’ zei Eduard, ‘en m'n banden zijn zoo slap!’
Vader keek hem even zwijgend aan. ‘Wat dacht je nu eigenlijk?’ vroeg hij toen, ‘dacht je dat ik nu met je naar beneden zou gaan om je fiets op te pompen en dat ik dan zou zeggen: “Dag Pepi, veel plezier.”?’
‘Waarom niet, Vader?’
‘Omdat er geen kwestie van is dat je fietsen gaat zoo lang je arm in dat verband hangt,’ en Vader schreef weer verder.
‘Maar ik kan best met één hand fietsen!’ mopperde Eduard, maar hij kreeg geen antwoord, en stil pruttelde hij verder: ‘Bij tante Lina mocht je altijd doen wat je wou.’
‘Maar bij mij niet.’
Met een boos gezicht bleef Eduard op de punt van de schrijftafel
[pagina 26]
[p. 26]
zitten, maar Vader werkte rustig door en Eduard keek er naar hoe vlug de zwarte lettertjes op 't witte papier kwamen.
Wat moest hij nu gaan doen? Nu mocht hij niet fietsen ook, en dan dat akelige rapport; hoe moest dat nu gaan met 't toelatingsexamen? Als 't zoo doorging mocht hij 't zeker niet eens doen en toch bleef 't vast zoo gaan als Vader er zich niet mee bemoeide.’

Dan volgt een ernstig gesprek, en Eduard zal weer probeeren te werken. Z'n vader helpt hem wat. Maar net, als je dan je prepareert om te gaan lezen hoe ontzettend-braaf Eduard nu zal worden - dan wordt E. afgehaald door 'n vriendje, en

‘Ja, ik kom,’ antwoordde Eduard, ‘'t mag immers Vader?’
Zijn vader knikte.
En Eduard liep de kamer uit en holde de gang door met een daverend: ‘Hallo!’
Met een dreunenden slag viel de voordeur dicht.

En het boek is uit. Lees nu nog eens dat lange citaat... Deze schrijfster kan schrijven. Het is me een vreugd dit te kunnen vaststellen. En het is maar niet zoo'n beetje 'n handigheid van haar, maar het is echtheid. Als het een ordinaire handigheid geweest was, dan zou zij alles veel ‘mooier’ en ‘edeler’ hebben gemaakt; veel groffer, om zekerder het kind te pakken. Maar alle trucjes heeft ze versmaad, en eerlijk en nauwgezet geschreven, in haar vertrouwend geloof aan de macht van het goede woord. Zúlke menschen moeten we hebben in de kinderlectuur. Véél zullen ze niet schrijven; maar wel goed.

 

Ik beveel Eduard Kerner van harte aan. Het is mooi geïllustreerd óók. Zie maar 't plaatje van Eduard en Bep.

 

Amsterdam.

TH. J. THIJSSEN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken