Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schoolland (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schoolland
Afbeelding van SchoollandToon afbeelding van titelpagina van Schoolland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.31 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schoolland

(1926)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

November, Zaterdagavond.

Och, och, wat was ik gisteravond optimisties en lichtzinnig! De oorlog afgelopen? De twee vijandinnen gearmd het school doen verlaten? Maar ik heb buiten de moeders gerekend, die er óók nog zijn! Vanochtend was Hilletje absent, en Marietje de Boer kwam met veelzeggend-samengenepen lipjes naar me toe, en overhandigde 'n brief. Deftig, in een dichtgeplakte enveloppe. 'k Leg die brief als ‘bijlage’ in m'n dagboek:

[pagina 94]
[p. 94]

Mijnheer!

Wij verzoeken u met hoogachtend. Om Marie een andere plaats te geven en het kind van de Boer eens te verbieden, dat ze niet de heele klas opsteekt tegen haar, want uit te schelden voor beesten op het Hoofd komt niet te pas, en nog erger dingen die nog erger zijn wat wij niet nemen zooals u begrijpt als ouders.

Ook namens mijn man, die zich noemt, met groeten, haar moeder.

als er geen eind aan komt, begint het ons te vervelen, bij de juffrouw kwam zoo iets niet voor, nooit geen last, zij wordt zenuwachtig nu al een week lang dat geplaag. Verbied uw ze maar eens flink met straf daar heef dat soort respek voor.

 

'k Heb zwijgend dat briefje in m'n zak gestoken. Hilletje absent, dacht ik, dan zal die straks wel met d'r moeder komen aanzetten, ik zal het mens d'r hart laten luchten, en dan wel verder zien. Maar hoe kan die ruzie nu weer in-eens uitbreken? Ik keek Marietje de Boer eens aan. ‘'k Dacht dat jullie weer goed waren, gistermiddag zijn jullie samen gearmd weggegaan toch?’

Ze schudde van neen. Ik werd opeens nijdig.

‘Zeg er 'es, nou moet je me niet gaan zitten liegen, ik heb jullie met m'n eigen ogen zien weggaan, hier uit het raam heb ik jullie nagekeken nog, wat is dat nou?’

Ze kreeg een kleur en gaf geen antwoord.

‘Nou?’ vroeg ik weer.

Met een tikje brutaalheid haalde ze d'r schouders op. ‘'k Mag niet van me moeder.’ Ik begreep dat brutale wel: ze stond sterk met dat moederlike verbod, ook tegenover mij. Maar zwak stond ze met d'r leugentje, met d'r ontkennen, dat ze met Hilletje gearmd was weggegaan, en daarom negeerde ik voorlopig dat ‘'k mag niet,’ en zei bars:

‘Zijn jullie gisteravond gearmd weggegaan of niet?’

Ze knikte toestemmend, en de klas gonsde: ‘O-o!’

[pagina 95]
[p. 95]

‘En heb je dat thuis verteld?’

Tot m'n verrassing schudde ze verlegen van neen. Dat viel mee: dan was het moederlike verbod niet een heropening der vijandelikheden, en heel streng sprak ik:

‘Zo. Nou, dan vertel je dat eerst 'es aan je moeder, en dan zeg je d'r maar dat het hier geen poppenkast is van om het uur goed en kwaad, dat zal je moeder ook wel begrijpen, zeg maar dat ik het gezegd heb hoor.’

 

Hilletje kwam de hele morgen niet; 'k heb een verzuimbriefje bij d'r thuis laten bezorgen. Eén ogenblik heb ik er over gedacht, Marietje de Boer dat op te dragen - maar 't leek me toch te gewaagd; ik ken Hilletje d'r moeder niet, wie weet hoe die dat opgenomen zou hebben!

Bij 't naar huis gaan liep ik een eindje met Kraak op, en vertelde hem in 't kort van de oorlog en 't ingrijpen van moeder de Boer. En toen liet ik hem het typiese briefje even lezen. Maar wat mìj hinderde: dat nu mijn verzoening, die toch wel aardige oplossing van gistermiddag, zo gesaboteerd werd, dat scheen hem niet te interesseren. Hij had meer oog voor de grappige dingen in 't briefje. ‘Hij is goed, hij is goed: mijn man die zich noemt haar moeder! En de juffrouw al een week lang zenuwachtig, ja ja; moppig. O man, je krijgt soms zulke komieke nonsens te lezen. Ik heb een vent gekend, die had een verzameling aangelegd van zulke briefjes - hij kon je daar een héle avond mee bezighouden. En op alle soorten papier: koffiezakjes, huurkwitanties, stukjes bordpapier van dozen....’ Hij las het briefje nog eens door, en lachte alweer: ‘Als er geen eind aan komt, begint het 'er te vervelen, ja dat zul je méér zien. En verbieden met straf, die is óók goed.’ Toen werd hij ernstig: ‘Maar wat taalfouten aangaat, is het nog zo beroerd niet. Opsteekt is bij voorbeeld een schrijffout voor opstookt, moet je niet eens rekenen. Nou, dan kon het wel erger.’ Hij deed een poging om de taalfouten te tellen, maar schoot toen weer in een lach: ‘Beesten op

[pagina 96]
[p. 96]

het Hoofd; Hoofd met een hoofdletter, dat is dus het hoofd der school! Dat ben ìk, goed beschouwd; nou, daar heeft ze gelijk aan, dat kómt niet te pas....’ En grinnikend gaf hij me het briefje terug.

Ik lachte maar zo'n beetje mee, ofschoon, eerlik gezegd, het komieke en de fouten van 't briefje me nog niet zo geinteresseerd hadden; ik probeerde dan ook, Kraaks opinie te krijgen over de inhoud van het briefje, over het vervelende, dat nu mijn verzoening helemaal ongedaan gemaakt werd: ‘Ja, maar ondertussen, wat doe je nou tegen zo iets?’

‘Niks,’ antwoordde hij droog, ‘niks, je laat dat zaakje op z'n beloop, en als die twee meiden je nog langer vervelen, dan hou je ze 'es een dag of wat achter mekaar een half uurtje na, zal je zien, hoe gauw het uit is. Als je maar niet zo stom bent, om het te willen uitzoeken, wie de schuld is, wie begonnen is of zo, want dàn is je leed niet te overzien.’

‘Dat geloof ik ook,’ zei ik.

En ik geloof het nog. 'k Zal nu Maandag 'es afwachten, of misschien Hilletje ook met een epistel komt aanzetten. En dan moeten allebei die moeders maar 'es komen, en zal ik ze zeggen, dat ze toch verstandiger moeten zijn, en zich niet zo dik moesten maken om dat kinderengeklets.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken