Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schoolland (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schoolland
Afbeelding van SchoollandToon afbeelding van titelpagina van Schoolland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.31 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schoolland

(1926)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

December. Dinsdagavond.

Gisterochtend was de hele oogst aan schoolgeld... 21 cent. Bijna de helft van de ‘betalenden’ is dus al ‘vrijgesteld’ van betaling. Heel officiëel: de ouders hebben een mededeling gekregen, Kraak heeft ook een mededeling gekregen dat die en die van af die datum tot en met die datum vrij is gesteld van het betalen van 3 cent of 6 cent. Daarvoor hebben die ouders geloop gehad, daar is natuurlik aan geadministreerd, daar administreren wij weer aan, en dan wordt er op 't stadhuis wéér aan geadministreerd. Wat is op ons soort scholen dat schoolgeld toch een onzin; zou het z'n administratiekosten wel opbrengen?

Mina Helm, de rijkaard die anders zes cent meebrengt, is ook onder de vrijgestelden, en ik heb niet kunnen nalaten, naar de reden te informeren. ‘M'n vader is weggelopen,’ heeft ze kleintjes geantwoord, en toen heb ik in m'n verlangen, om haar niet nog onaangenamer te behandelen dan ik het door m'n vraag al gedaan had, op volslagen-idiote wijze, alsof 't een kleinigheid betrof, die elkeen wel 'es kan gebeuren, gezegd: ‘Juist ja, en toen heeft je moeder vrijstelling gekregen, in orde.’

Met het ‘spaargeld’ was het ook misère. In de zes weken dat we nu sparen waren er al ‘achter’ geraakt, maar gisteren ontving ik maar 51 cent van de 84; het was maar telkens: ‘Volgende week dubbel’, en ‘Moeder had geen klein-geld.’ Er heerst een geduchte malaise, want wat is nou twee centen in de week. Trouwens, ik kan me zo'n toestand toch niet indenken, geen twee centen te hebben. Wij zitten ook wel

[pagina 108]
[p. 108]

'es krap, m'n vrouw en ik, maar dan lopen we toch niet op cènten vast; dan stellen we iets van guldens uit....

Nog een teken van malaise: Kris Beekbergen was Maandag jarig, maar hij heeft niet getrakteerd. 's Morgens lag er geen zakje uitdeel-lekkers op het tafeltje, en 's middags ook niet. 'k Had Zaterdags toevallig in m'n klasseboek gezien, dat-ie jarig zou zijn, wat 'n geluk dat ik toen maar niet zoals ik anders wel doe, 'n vrolike toespeling heb gemaakt.

Maandagmiddag om vier uur heb ik Kris eventjes teruggeroepen bij 't aflopen, om hem onder vier ogen te hebben, en daar op de trap heb ik hem toch nog gefeliciteerd. Hij heeft een kleur gekregen, en 'n beetje krampachtig gelachen. Onder 't naar huis gaan heb ik er over nagedacht, dat het voor mij betrekkelik 'n kleinigheid zou zijn geweest, hem iets te geven; die felicitatie onder vier ogen had me sentimenteel gemaakt. Maar als je daaraan begint, kun je geen uitzonderingen maken, daar zijn 't kinderen voor, en een meester die twee-en-veertig cadeautjes per jaar geeft, is óók nog nooit vertoond.... 't Is bij de opwelling gebleven. Trouwens: is er geen zéé van armoede en misère? En wat kan ik als eenling daar tegen doen? Ik kan alleen maar alles begrijpen, en dan trachten met wat kiesheid en wat menselikheid de kinderen de beroerdigheid te sparen, elkáár hun armoede te moeten tonen.

 

Maar toch was die Maandagmorgen niet opwekkend van begin, en zó moest ik gaan lezen. Ik zag er geen kans toe, ik was werkelik te zwak en te moedeloos, om wéér de klas en mijzelf te gaan vervelen en martelen met het oude boekje; weer te gaan lezen van die gruwelike oude kater en die slimme muizen. Het is heel aardig, zo fris en opgewekt als zo'n auteur daar literatuur voor 't kind van maakt, het is werkelik enigermate bewonderenswaardig, maar ik weet zeker dat de kinderen dat aardige lesje al dagen lang even hartgrondig haten als ik.

[pagina 109]
[p. 109]

En ik ben maar weer eens verkwistend geweest, en heb alweer een ander deeltje uit de kast gehaald. Nu heb ik voor 't volgende halfjaar nog één leesboekje in voorraad, eigenlik een verschrikkelik idee. En ik durf niet eens te hopen, dat we vóór die tijd nog nieuwe krijgen: het stapeltje presentexemplaren dat Kraak zou aanvragen en rondzenden, is nog niet eens bij mij geweest; v.d. Lee schijnt er zo lang over nodig te hebben. 'k Zal hem eens aanporren.

Enfin, het lezen is tenminste nu om te doen geweest. Maar me toch niet meegevallen. 't Boekje is een tikje te zwaar; bovendien wou ik het niet te spoedig uit lezen, om er tenminste nog 'n stuk van over te houden voor ná de Kerstvakantie; en zo ben ik heel solide gaan bespreken en uitleggen, om niet te zeggen: uitspinnen. En daarbij kon ik die klas maar niet mee-krijgen. 't Is alsof de kinderen loden hersens hebben. De helft laat me gemoedereerd aanpraten, en suft weg, en de andere helft toont wel belangstelling, maar precies voor de lesjes waar we niet mee bezig zijn. 'k Ben 'n paar keer hels geworden, en eindelik heb ik de boekjes dicht laten doen en heb een algemeen-verwijtende speech gehouden. Dat ik grote zin had om weer van voren af aan met het eerste boekje uit de kast te beginnen, want dat ik duidelik merkte, dat ze nog te kinderachtig en te klein waren voor 'n moeilik boekje, waar wat aan uit te leggen was. 'k Zat werkelik maar zo'n beetje raak te praten; ze zullen er alleen van begrepen hebben dat ik ze een standje zat te geven, en niemand behoeft mij aan 't verstand te brengen, dat zo'n speech weinig uitwerking heeft. De kinderen geven je volkomen gelijk, en zijn bereid mede verontwaardigd te zijn tegen de dom-oren en de suffers, maar zolang je geen namen noemt of je niet tot één in 't biezonder richt, trekt niemand persoonlik er zich iets van aan; van je grief tegen de hele klas voelen ze niets. Het is ze volkomen onbewust, dat ze als klas onhandelbaar zijn.

En toch hield ik de prekerij vol, dat was me een soort genot. Waarbij ook de klas vol weemoed scheen te genieten.

[pagina 110]
[p. 110]

Met de armen netjes over elkaar gekruist, zaten ze zoet te luisteren; alle ondeugendheid was verre, ze waren allemaal braaf, en ik was natuurlik de braafste van allemaal, dat ik zo ernstig preekte....

 

Gistermiddag 't laatste half uur zang. Ze waren behekst, ik kan er geen ander woord voor vinden. De jongens raakten telkens hun ‘tweede stem’ kwijt, en zongen de wijs van de eerste stem mee, al spraken ze de namen van de noten goed uit. En als ik ze dan te hulp schoot, en in mijn verontwaardiging de tweede stem ging mee brullen (dat zou voor een buitenstaander ook weer 'n schone genieting zijn geweest) - dan raakten de meisjes in de war, en alles zong tweede stem. Anders slagen we er de eerste les al in, aan 't eind de woorden van 't liedje voorzichtigjes-aan te proberen, nu kon ik daar niet aan denken. Op 'n gegeven ogenblik wou ik de meisjes weer te hulp schieten; mijn stem is toch al niet veel moois, maar schijnt toen wel heel mal te hebben geklonken, want plotseling barstte de hele klas in lachen uit. Geen uitlachen was het, geen kwaadwillige lach, neen, ze meenden dat ik geestig was, en hun nà-blèrde, bij wijze van kritiek.

Anders doen we wel eens met z'n allen net, of we de bel niet horen, als we fijn aan 't zingen zijn. Maar gisteren was ik dankbaar, toen de bel ging, ik lei gauw m'n stokje neer en ging m'n kast sluiten. Aan dat gebaar van kast-sluiten zien de kinderen altijd, dat ik dadelik naar huis ga, en niet na-blijf. Het was weer inkonsekwent en lichtzinnig, want eigenlik had ik heel wat ‘af te rekenen’ met zondaren, er was weer lief straf gevallen. Maar ik wou d'r uit, d'r uit, 'k had er genoeg van, de dag was al lang genoeg geweest. Bij 't aflopen waren er ook ongerechtigheden - maar ik zag ze maar door de vingers, 'k gaf er de brui van. 'k Wou weg.

 

En vandaag is 't weer hetzelfde geweest. Weer aldoor dat gevoel: te moeten hardlopen met een blok aan m'n been.

[pagina 111]
[p. 111]

Weer veel te veel laten passeren. En toch eindelik weer in straffen vervallen. En om vier uur was de bel weer een verlossing - en 'k heb weer de boel laten waaien, en bij wijze van vergeten 'n stilzwijgende amnestie gegeven.

Wel had ik behoefte om 'es tegen iemand te klagen, en daarom ben ik opgelopen met Koning. Wat liepen we daar kalm als twee rustige kerels, met onze wandelstokken en onze sigaren. Niemand zou gezegd hebben, dat ik eigenlik me te zwak en te moedeloos voelde, om morgen weer te beginnen op school.

‘'t Schijnt geen winter te worden,’ zei Koning, en een ogenblik had ik neiging, om op deze neutrale konversatie in te gaan; maar toen zei ik:

‘Och, dat kan me een schijntje bommen. Weet jij geen ander baantje voor me dan schoolmeester?’

‘Voor jou?’ vroeg Koning lachend.

‘Ja voor mij. Vind je dat zo gek?’

‘Nou, eerlik gezegd - ik dacht dat jij d'r nogal lol in had.’

‘Gehad misschien. Maar tegenwoordig heb ik er m'n bekomst van. Mijn klas is gewoon gek, en ik word het óók als ik niet oppas.’

‘Nou, pàs dan op, da's nogal eenvoudig.’

‘Makkelik gezegd; en 't zal wel aan mij liggen, maar waarachtig zeg, die klas van me gun ik je.’

‘Merci,’ zei Koning, lachend weer, ‘ik heb genoeg aan m'n eigen stel.’

Ik bleef even zwijgend naast hem lopen. Zou 'k het durven zeggen, dat 'k dat wel wist, dat de hele school tegenwoordig één brok misère was? Vooruit maar, dacht ik:

‘Ja, jij had ze óók liever met houten koppen en vastgeschroefd, en innemen op kommando....’

Koning schoot weer in een lach:

‘Ja, dat was een kolossale droom. Was het eigenlik wel een droom, of heb ik dat zo maar 'es in bed liggen denken?’

‘O,’ zei ik voorzichtig.

[pagina 112]
[p. 112]

‘'k Zal je 'es wat zeggen,’ zei Koning. ‘Weet je wat het is? Om deze tijd zijn de kinderen óp, èn wij zijn óp, da's de hele beroerdigheid. Het stomme is, dat we dat nooit willen toegeven, maar eigenlik konden we veel beter het bijltje d'r bij neer leggen. Over veertien dagen hèbben we vakantie, maar de jongens zijn verstandiger dan wij, en ze zijn al lang met vakantie begonnen. Die hele maand December is geen cent waard voor de school, je vreet je eigen op van ergernis; ik ook hoor, ze hebben het niet lekker bij me de laatste weken, maar het is feitelik nonsens van me.

Enfin, dat zijn zo de donkere dagen vóór Kerstmis, hè. Doorsukkelen maar, jong, tot we de Kerstvakantie halen. We hebben het allemaal hoor.’

En 'n beetje plechtig reikte hij me de hand tot afscheid.

Ik heb daar, toen ik in m'n eentje verder liep, nog eens over nagedacht; dàt zou het dus zijn, wat ons die laatste weken zo behekst heeft. De klas is ‘óp’. Maar, vraag ik mezelf af, hebben we dan van de grote vakantie af zó enorm gezwoegd, zo ongemerkt-weg? En ik ben geneigd, om te zeggen: Och kom.... Als 't Koning niet geweest was, die het beweerd had, maar iemand als v.d. Lee, zou ik hatelik hebben gelachen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken