Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het vogeljaar (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het vogeljaar
Afbeelding van Het vogeljaarToon afbeelding van titelpagina van Het vogeljaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

plaatwerk / prentenboek
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het vogeljaar

(1904)–Jac. P. Thijsse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Nederlandsche vogels in hun leven geschetst


Vorige Volgende
[pagina II]
[p. II]


illustratie
Foto A. Burdet.          Bloemendaal, 17 Mei 1910.
IJSVOGEL.


[pagina V]
[p. V]

Inleiding.

Ik heb dit boek geschreven, om u in de gelegenheid te stellen in den loop van het jaar de voornaamste Nederlandsche vogels te leeren kennen en onderscheiden en al naar den graad van uw sympathie en belangstelling hun heerlijk bestaan mee te leven.

Het lijkt een heele onderneming, menigmaal heb ik dan ook al moeten hooren ‘hoe houdt men al die dieren en al die geluiden uit elkaar?’ En als dan nog een op en top ornitholoog u komt vertellen, dat er in ons land niet minder dan 325 vogelsoorten voorkomen, dan kon het u licht te moeilijk lijken en zoudt ge maar liever niet willen beginnen aan een zoo omvangrijken arbeid.

Maar gij kunt het met minder af. Ik heb den Renvogel en den Scharrelaar ook nog nooit in 't wild gezien en ben er niet eens zoo heel erg benieuwd naar. De vogels, die landelijkheid geven aan de stad, leven aan het strand, die u in lente en zomer verrukken en verteederen door hun lied en door hun ouderzorgen, in herfst en winter bemoedigen door hun groote kracht en weerstandsvermogen, het zijn er niet meer dan een goede tachtig. En als gij de huiselijke roeken en duiven, de kluchtige uiltjes, de dartele meezen, het blijde zangersgild van vinken en leeuweriken, lijsters, nachtegalen, rietzangers en boomzangers, de luidruchtige steltloopers van de weide en de

[pagina VI]
[p. VI]

wilde jacht van het strandgevogelte hebt leeren kennen, dan komt al het overige vanzelf.

In mijn jeugd heb ik de vogels leeren kennen op de Brabantsche hei, langs de oevers van de Maas en in de dichte doornhaag rondom een vestingwal, later in de bosschen en beemden en boomgaarden langs den Ouden Rijn, daarna moest ik mijn troost zoeken in Amsterdam en ik heb die gevonden langs de Zuiderzee en het Nieuwe Meer, in het Vondelpark en zelfs in de kleinere plantsoenen en tuintjes midden in de stad, totdat ik opeens verplaatst werd te midden van den overweldigenden vogelrijkdom van het onvergetelijke Texel. En na dien tijd hebben de vogels mij door heel Nederland gelokt, naar de Geul en de Dommel, naar de plassen langs de Vecht, de heuvelen van de Veluwe, de beekjes van den Achterhoek en de onafzienbare vlakten van de Drentsche hei.

Nu zit ik dit te schrijven in Bloemendaal, tusschen de Liede en de Noordzee, een plekje, welbekend bij de vogelen, en als ik 's nachts de wulpen of de wilde ganzen hoor en overdag de vinken en meezen zie trekken, dan kan mijn logge menschenlichaam wel niet mee, maar mijn herinneringen en mijn plannen vliegen voort van den Dollard naar de Schelde en in een enkel oogenblik zie ik weiden en akkers, heiden en bosschen, boerderijen, schuilend in hun geboomte, scheepjes op de zee en de gevels en daken en torenspitsen van zoo menig mooie stad en aardig dorp.

Maar nu ben ik al aan 't doorslaan en het boek is nog niet eens begonnen. Meen ook niet, dat de vogels u al aanstonds al die mooie dingen zullen vertellen; dat komt eerst na jarenlangen omgang, doch van het eerste oogenblik af zal de kennismaking u stellig wel behagen.

En het gaat gemakkelijk genoeg. Van alle dieren, die in 't veld leven, zijn de vogels het minst schuw. Er zijn stellig meer muizen dan meezen in Nederland, maar voor één muisje, dat ge in den loop van 't jaar ziet weghuppelen tusschen 't

[pagina VII]
[p. VII]

hooge gras, kunt ge honderd meezen te zien krijgen. Vertrouwend op de gemakkelijkheid, waarmee ze zich uit de voeten kunnen maken, wagen zij het, ons tot op zeer korten afstand te naderen, als gij u maar rustig genoeg weet te bewegen, of zoo noodig roerloos stil te staan. Dat, en een paar goede oogen zijn de eerste vereischten voor het doen van vogelwaarnemingen. Den verrekijker kunt ge vooreerst wel thuis laten, als ge daar te vroeg mee begint, leert ge nooit voorzichtigheid en dan houdt ge letterlijk en figuurlijk de vogels op een afstand.

Hiermee bedoel ik dit. Het is niet alleen aardig, dat gij de vogels leert kennen, maar de vogels moeten van hun kant ook u leeren kennen en hoogschatten en vertrouwen. De kleine schavuiten weten binnen korten tijd zeer goed, voor wie ze uit den weg moeten gaan en voor wie niet, en er zijn er zelfs onder, die uw gezelschap even goed zoeken, als gij het hunne en die u bij uw werk in den tuin of uw wandeling in 't bosch komen begluren en begroeten. Ik heb wel menschen gekend, die de goudhaantjes in 't Vondelpark uit hun hand lieten eten, of die bij hun komst begroet en ingehaald werden door een groote bende bonte kraaien. Dat lijkt u misschien onwaarschijnlijk of goochelachtig, maar 't is toch de zuivere waarheid.

Hoeveel tijd u die kennismaking met de vogels kosten zal? Ja, hoeveel tijd hebt ge? Voorloopig vraag ik niet meer van u dan iedere week een enkel morgenuur en een paar avonduren, mits ge mij belooft, ook van tijd tot tijd eens een flinke wandeling te doen en dan geen luidruchtig gezelschap mee te nemen. 't Beste is natuurlijk, in uw eentje er op uit te gaan, ik heb ook op eenzame tochten altijd het meeste gezien, overdacht en genoten, en ik weet stellig, dat mijn aanleg voor gezelligheid er niet onder geleden heeft.

Ik zou altijd maar grauwe kleeren aandoen, waar weinig aan te bederven is en goede, dichte, warme schoenen. Ook is het soms gewenscht, een lapje oliedoek of guttapercha mee te nemen, om daarop te kunnen zitten of knielen, zonder last

[pagina VIII]
[p. VIII]

van den vochtigen bodem te krijgen. Zorg steeds een aanteekenboekje of schetsboek bij de hand te hebben, dan kunt ge ook anderen van uw ervaringen laten profiteeren of zelf in later jaren u nog eens verkneuteren bij de herinnering aan uw allereerste vogelexpedities.

In de volgende bladzijden zal ik u vertellen, waar en wanneer en hoe gij in den loop van elke maand bepaalde vogelsoorten kunt waarnemen. Van de meeste bezitten wij al goede afbeeldingen en een welbekende meesterhand heeft de ontbrekende voor u er bij geteekend, zoodat ge met de herkenning weinig moeite zult hebben. Over een jaar wil ik wel eens hooren, hoe het u bevallen is.

 

Jac. P. Thijsse.

 

Bloemendaal, Oudejaar 1903.

[pagina IX]
[p. IX]

Bij den tweeden druk.

In de tien jaren, die sinds het verschijnen van den eersten druk van dit boek zijn verloopen, is over de geheele wereld de belangstelling in vogelstudie en vogelbescherming belangrijk toegenomen, ook in ons land. Ik heb daarom gemeend, mijn boek te moeten uitbreiden, want het aantal vogelsoorten, die men gemakkelijk kan leeren kennen, is veel grooter dan voorheen, doordat belangrijke broedplaatsen en doortrekstations thans veel gemakkelijker te bereiken zijn. Men heeft den weg geleerd naar de Noordzee-eilanden, naar 't Naardermeer, naar Schouwen en onderzoekers uit verschillende deelen van ons land hebben ons gewezen op de schatten, die daar verborgen lagen.

Het boek is dus dubbel zoo groot geworden, maar ik hoop, dat het aan eenvoud niet heeft verloren. Jan van Oort heeft nieuwe gekleurde platen geteekend en het aantal zwarte illustraties is belangrijk vermeerderd, doordat de heer Burdet ons de beschikking heeft gegeven over een aantal van zijn wereldberoemde fotografieën. Ook heb ik hem te danken voor menige belangrijke aanwijzing of mededeeling, waarmede de tekst is verrijkt. Zeer hartelijk dank ik tevens de vele bekenden en onbekenden, die mij hebben gesteund met hun aanmoedigingen, inlichtingen en terechtwijzingen. Ik behoef niet te zeggen, dat ik mij bij voortduring houd aanbevolen.

 

Bloemendaal, October 1913.

Jac. P. Thijsse.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken