Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ach, de kleine stad... (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ach, de kleine stad...
Afbeelding van Ach, de kleine stad...Toon afbeelding van titelpagina van Ach, de kleine stad...

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

Scans (9.42 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ach, de kleine stad...

(1936)–Antoon Thiry–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 159]
[p. 159]

V

Gelukkig, 't zakte niet rap trap-af bij den Ballon.

Hij weerde zich wat hij kon en hij dankte God dat Polintje nogal heel dikwijls 't een en 't ander kon loskrijgen bij kennissen, om hem een handje te helpen bij zijn remmen. Want alleen van aardappelen, wortelen, rapen, gekapt-stroo-brood, havervlokken, kunsthonig en Amerikaansch spek, was 't een hopeloos werk geweest.

Af en toe trok hij nog wel eens naar Antwerpen om te zien hoe de mannen op de Paardemarkt het stelden. En als hij zichzelf dan in den spiegel bekeek, en zich vergeleek bij hen, voelde hij zich weer voor een tijdeke getroost.

Zekers, hij verloor. Hij zakte naar de honderd-en-tien. Doch lijk een spook, met holle oogen en holle wangen zooals zijn clubgenooten, zoover kwam het niet met hem. Zelfs niet toen hij, met een krop in de keel tot de ontdekking kwam, dat hij nog maar amperkes boven de honderd stond.

Hij liet er aan geen mensch een woordeke over los, loog aan Monne Missoorten dat hij nog rond de honderd-twintig draaide en bleef toen maar uit Antwerpen weg, uit vrees dat ze 't er voor de aardigheid gecontroleerd zouden willen hebben.

Droevige jaren waren dat voor Gust Ballon! Zoo dicht bij uwen roem staan, en dat alles zoo stillekensaan moeten zien vervliegen, waar dat ge uw heel leven hebt zitten naar snakken!

[pagina 160]
[p. 160]

Doch, God-zij-geloofd! zoo pardoes als de oorlog op de wereld gevallen was, zoo pardoes was hij ook uit.

De Duitsch trok op, de eigen soldaten keerden terug, heelder treinen en schepen met eten kwamen aan, de winkels kropten zoo vol dat het er uitpuilde en alleman zette zich aan 't schransen lijk dol.

De Ballon natuurlijk nog het meest van allen!

‘En avant marche nu!’ sprak hij gewichtig. ‘Niet getreuzeld!’

Geen vier, maar zes, zeven keeren per dag zat hij in hun keuken met de beenen onder tafel, en pas was 't een binnen of hij was met Polintje, die niets anders te doen had dan te koken en te smoken, aan 't overleggen wat ze best voor 't volgende zouden nemen. Hij verwaarloosde er zoowaar zijn winkel voor, dien hij aan zijn uit Holland teruggekeerden knecht overliet, en waarin het meer rook als in een hotel dan als in een drogisterij!

Men zag het hem goed aan. Hij zwol. Zijn kleeren fladderden hoe langer hoe minder en op Nieuwjaarsdag stond hij reeds op honderd-twintig.

Bij de mannen te Antwerpen, die nochtans ook dapper met vork en mes aan den arbeid waren getogen, was er geen enkele die 't hem nadeed. De zwaarste bleef nog acht kilo achter hem.

Ze maakten hem dan ook tot hun president. Want de andere was, eenige weken na zijn terugkeer uit Engeland, gestorven en ze moesten toch een president hebben.

[pagina 161]
[p. 161]

't Was feest in Den Postiljon op de Paardemarkt. Er was een diner, een koffie en een souper, en de gevel was verlicht met kleurige vetpotjes en papieren guirlanden.

Alleman was er in een blijgezind humeur, er werd verteld, gelachen en gezongen zoowat den heelen nacht door.

Alleen Gust Ballon was niet tevreden.

‘'k Ben nu wel president,’ zei hij, ‘en toch ben ik het niet! Tenminste in mijn eigen oogen niet. Eerst als 'k de honderd-vier-en-vijftig van mijn voorganger-zaliger zal hebben gehaald, zal ik content zijn! Eer ken ik geen rust!’

‘Bravo!’ riepen de mannen. ‘Da's uw plicht verstaan! Excelsior, President!’

En met verdubbelden moed werkte hij verder, liet zelfs een doktoor komen om te weten hoe hij er 't best zou geraken, zonder zich te riskeeren. Want ge begrijpt, hij wou kunnen genieten van zijn triomf en dat hoe langer, hoe liever!

't Ging van toen af wel een beetje langzamer, maar 't bleef toch excelsior.

Met Paschen woog hij er honderd veertig en op den avond van Half-Oogst. toen hij op zijn baskuul stapte, was hij er. Honderd-vier-en-vijftig! Een titske er over zelfs!

Vroeger had de Ballon gestraald. Nu schitterde hij, vlamde. Men had er zijn sigaar kunnen aan aansteken.

Hij haalde er zijn geburen bij om te komen zien,

[pagina 162]
[p. 162]

liet Monne naar 't Groenhuis loopen om Krist en al de anderen, opdat ze 't zouden nawegen.

Ze deden het. 't Was juist.

‘Kolossaal!’ zegden ze en ze zongen van ‘Leve onze Gust, en hij mag er wezen!’

Op een sibot was de stad er vol van en een met de rapte saamgeroepen harmonie bracht hem een serenade.

't Kwam in de gazetten, in de Fransche zoowel als in de Vlaamsche, met zijn portret er bij en doktoren schreven er artikels over.

Te Antwerpen in hun lokaal werd er den Zondag daarop een feest gegeven lijk er nog nooit een was gegeven geweest. Niet alleen omdat het eigen rekord geklopt was, maar ook dat van Brussel!

Ach! was de Ballon nu maar verstandig gebleven, hoeveel plezier had hij van zijn leven nog niet kunnen hebben!

Maar ja, wat doet ge er aan als 't in iemand zijnen bol slaat, verloren zijn ze! Zelfs in de politiek gebeurt het, laat staan in 't dik-zijn, waarmee nochtans geen verstand gemoeid is.

Een stomme brief van de dikken uit Brussel was er de oorzaak van. Ze feliciteerden de mannen van de Paardemarkt en ook Gust Ballon met het schoone succes, maar meldden tevens dat ze niet zouden rusten of de kroon moest weer bij hen zijn!

Waarom konden ze dat nu niet verdragen, die uit Brussel, zonder te dreigen? Altijd dezelfden, niet waar?

[pagina 163]
[p. 163]

‘Dat?’ riep Gust Ballon uit. ‘Zij de kroon? Nooit ofte nooit! Laat ze komen! Antwerpen boven!’

‘Bravo!’ riepen de mannen. ‘Onze president verstaat zijn plicht!’ En ze zongen van: ‘En vivan ons en van geen andere!’ en klonken op 't verder succes.

En ja, toen gebeurde het fatale.

Op een keer dat hij weer op zijn waag stapte en fier in zijn notaboekske honderd-zeven-en-vijftig-en-half noteerde, trof hem een bloedsopdrang. Zijn armen sloegen een molentje, 't boekske vloog in 't groen-zeepvat, 't potlood in den bak met boonen, en daar sloeg de boom met een doffen plof neer.

De knecht en Polintje kresten de straat bijeen en alleman kwam toegeloopen. Ze s man waren noodig om hem op te heffen, doch de trap op kregen ze hem niet. Matrassen werden naar beneden gehaald en men bedde hem in de kamer nevens de keuken. Dokters kwamen er bij, deden ijs leggen, veel ijs. Doch 't hielp niets. In den avond werd hij bediend en 's nachts stierf hij.

Drie dagen later werd hij begraven.

't Was een schoone uitvaart. De dikken uit Antwerpen - rond de zestig man - en ook een delegatie van die ongeluk-zaaiers uit Brussel waren present, elk met de omfloersde vlag. Heel de stad en ook menschen van buiten de stad kwamen er naar zien.

[pagina 164]
[p. 164]

De lijkstoet werd gefilmd toen hij uit de kerk kwam, en heel het land door vertoond.

En op zijn graf, op 't nieuw' kerkhof ter Kloosterhei, lieten ze een groot, blauw-steenen kruis plaatsen met zijn portret er op en onder zijn naam, met geboorte- en sterftedatum, dat hij hun geliefde president was geweest en 't had weten te brengen tot honderd-zeven-en-vijftig-en-half, 't rekord van 't land.

Zijn notaboekske werd met veel piëteit in hun archieven geborgen...

Waarnaar Gust zijn heel leven gesnakt had, hij bereikte het eindelijk toch. Meer zelfs, na zijn dood nog bleef hij primus. Want noch die van Antwerpen, noch die feilen uit Brussel, haalden er tot nu toe het fabuleuze cijfer van den Ballon. En vermits de vette, na-oorlogsche jaren wel nooit meer zullen terugkeeren, komt er ook geen enkele meer aan!


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken