Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Een en dertigste hoofdstuk.
(Dat men het geschapene minder moet achten om den Schepper te kunnen vinden.

1. O, Heer, ik heb nog méér genade noodig, indien Gij wilt, dat ik er toe komen zal om te leven, ongehinderd door een mensch of door eenig sterflijk ding. Want zoolang iets mij terughoudt, kan ik niet

[pagina 169]
[p. 169]

vrijelijk tot U uitvliegen. Hij begeerde tot U uit te vliegen vrijelijk, die sprak: Wie geeft mij vleugelen, zooals de duiven hebben, dan zal ik vliegen, totdat ik rust vind. Wat is rustiger dan een eenvoudig en open oog, en wie is vrijer dan hij, die niets op aarde begeert? Daarom moet men al de geschapenen links laten liggen, ja, zichzelf geheel en al verlaten, en in verrukking des geestes blijven, en zien, dat Gij, die al het geschapene in het aanzijn hebt geroepen, in niets gelijk zijt aan hen die Gij schiept. En een mensch, indien hij niet van alle schepselen is losgeraakt, kan zich niet vrijelijk toeleggen en richten op het goddelijke. Daarom juist worden er zoo weinig contemplatieve naturen gevonden, omdat weinig menschen de kunst verstaan, zich van het vergankelijke en geschapene geheel en al terug te trekken.

2. Daarom is groote genade noodig, omdat deze de ziel verheft en boven zich zelve omhoog tilt. En als iemand niet hoog verheven is van geest, vrij gemaakt van alle schepselen en geheel en al met God vereenigd, dan is alles wat hij weet, en ook alles wat hij mag hebben, niet van veel belang. Wie iets anders hoog in waarde houdt, behalve 't al-eenige, matelooze eeuwige goed, die zal klein zijn, en blijven liggen in de laagte. En al wat God niet is, is niets en behoeft heelemaal niet meegerekend te worden. Een groot verschil bestaat er tusschen de wijsheid van een geestelijk verlichten en vromen man, en de menschelijke wetenschap van een geletterde en geleerde. Veel edeler is de kennis, die door goddelijken invloed van boven-af neervloeit, dan die welke met veel inspanning door het menschelijk verstand verkregen wordt.

3. Velen vindt men, die naar een beschouwend leven verlangen; maar zij beijveren zich niet om in

[pagina 170]
[p. 170]

praktijk te brengen wat daarvoor noodig is. Een groote hinderpaal is ook, dat men stil blijft staan bij teekenen en zinnelijke dingen, en dat er weinig waarde gehecht wordt aan de algeheele afsterving. Ik weet niet wat het is, welke gezindheid ons leidt, en wat wij beweren te willen, daar wij geestelijk-levenden genoemd schijnen te worden, en toch zooveel arbeid en grootere zorg voor het voorbijgaande en minderwaardige in het werk stellen, en toch over onze inwendige dingen nauwelijks een enkele keer, met bijeenroeping van al onze vermogens, ten volle nadenken.

4. Helaas en nogmaals helaas, en jammer! Als wij er ons een oogenblik in begeven hebben met denken, breken we er toch dadelijk weer uit, noch gaan wij na en onderzoeken, met strenge onderscheiding, alles wat wij gedaan hebben. Wij worden niet gewaar, waar onze begeerten schuilen, en betreuren het niet, dat alles van ons zoo onzuiver is. De groote zondvloed kwam, omdat alles wat vleesch was, op den verkeerden weg was gekomen. Naardien dus onze innerlijke gesteldheid verdorven is, kan het niet anders of ook de daaruit volgende daad moet verdorven zijn, als een teeken dat 't het inwendige aan gezonde kracht ontbreekt. Uit een zuiver hart komt als vrucht een goed leven.

5. Men vraagt slechts, wat iemand gedaan heeft: maar krachtens welke deugd hij iets doet, dat wordt niet zoo nauwkeurig gewogen. Men onderzoekt of iemand krachtig, rijk, schoon, bekwaam is, of hij een goed afschrijver, een goed geestelijk zanger, een goede arbeider of naspeurder is: maar de meesten zwijgen er over, of hij arm aan geest, geduldig, zachtmoedig, vroom en innig is. Van nature let men op dat wat zichtbaar is aan den mensch: maar de genade

[pagina 171]
[p. 171]

keert zich tot het inwendige. De natuur wordt dikwijls bedrogen; maar de genade hoopt op God, dat zij niet bedrogen worde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken