Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Thorbecke op de romantische tour (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Thorbecke op de romantische tour
Afbeelding van Thorbecke op de romantische tourToon afbeelding van titelpagina van Thorbecke op de romantische tour

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (15.95 MB)

ebook (3.71 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Editeur

Gerard J. Hooykaas



Genre

proza

Subgenre

briefroman
reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Thorbecke op de romantische tour

(1991)–Johan Rudolph Thorbecke–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

Nawoord

Op een dag in de maand oktober van het jaar 1820 reisden twee mannen, vader en zoon, van Zwolle naar Osnabrück. Ze verbleven er enige dagen bij familie, waarna de zoon oostwaarts verder trok richting Göttingen en de vader naar zijn gezin in de stad aan het Zwarte Water terugkeerde. Die zoon was de later als jurist, politicus en staatsman zo bekend geworden Johan Rudolf Thorbecke.

Rudolf, zoals hij in de familiekring werd genoemd, was in 1798 geboren. Zijn ouders waren beiden een Thorbecke. De moeder kwam uit Osnabrück, de vader was een telg uit de Zwolse tak van de familie. Hij was als zakenman niet geslaagd en probeerde tevergeefs een betrekking als ambtenaar te krijgen. Veel geld en verwachtingen investeerde hij in de opleiding van zijn intelligente oudste zoon. Onder financieel moeilijke omstandigheden kreeg Rudolf privé-onderwijs in Amsterdam, volgde hij colleges aan het hoofstedelijk atheneum en studeerde hij vervolgens aan de universiteit van Leiden, waar hij op 23 juni 1820 tot doctor in de letteren promoveerde. Als begaafd student, die voor zijn promotie al twee academische prijsvragen had gewonnen, trok hij ook de aandacht van hoogleraren bij wie hij geen college liep, de jurist Kemper en de theoloog Van Voorst. Van hen had ieder zijn eigen bedoelingen met de veelbelovende classicus, maar beiden spanden zich in om hem verder te helpen. En met succes. Een koninklijke toelage van f 1200, later nog met f 1500 verhoogd, stelde Thorbecke in staat een wetenschappelijke reis te maken naar de belangrijkste Duitse universiteiten, in het bijzonder naar de universiteitsbibliotheek van Göttingen. In deze reisdoelen herkennen we de plannen van Kemper en van Van Voorst: de wetenschap en het bibliotheekwezen.

Zo ging Thorbecke in oktober 1820 op reis naar Göttingen.

[pagina 67]
[p. 67]

Hij nam kamers bij de pedel van de universiteit, bepaalde welke colleges hij ging volgen en liet zich als student inschrijven. Dat is het ogenblik waarop de hier gepresenteerde selectie van brieffragmenten aanvangt. In zijn brieven aan zijn ouders in het vaderland kunnen wij de jonge, ambitieuze geleerde tijdens zijn reis als het ware op de voet volgen. Is zijn reisverslag in briefvorm aanvankelijk nogal conventioneel, langzamerhand komt hij los van het Nederlandse milieu.

Het wetenschappelijke en culturele leven in Nederland rond 1820 kende weinig opwinding en vernieuwing. Begrippen als braafheid, degelijkheid, keurigheid, gezond verstand (common sense, zoals men graag zei) en huiselijkheid stonden er in hoog aanzien. Over veel ontwikkelingen in Duitsland hadden de Nederlanders in het algemeen een afwijzend oordeel. Typerend voor deze opinie was de retorische vraag die De Clercq, drie jaar ouder dan Thorbecke, in een in 1822 geschreven verhandeling stelde: ‘Hebben wij niet vele bloemen uit het veld onzer letteren aan de onderzoeklievende geest der Duitsers, of aan hun zo vaak moedige vlucht in het rijk der verbeelding, te danken; doch moeten wij daarom de gedurig afwisselende en buitensporige stelsels hunner wijsgeren als godspraken, hun mystieke romans en gedichten als voorbeelden van goede smaak, of hun overdreven bewondering voor de kunst en zeden der middeleeuwen als richtsnoer voor ons gevoel aannemen?’ Nu was in het Duitsland van 1820 de romantiek over haar hoogtepunt heen, maar haar invloed bepaalde nog in belangrijke mate het geestelijke en culturele leven. Die invloed onderging ook Thorbecke.

Na een verblijf van een halfjaar in Göttingen, waar hij zich grondig verdiept in de organisatie van de universiteitsbibliotheek, reist hij naar Dresden. Onderweg in Giessen maakt hij kennis met de hoogleraren Wilbrand en Ritgen en hun echtgenoten, een ontmoeting die een overweldigende indruk op hem maakt. Wat er zich in Giessen heeft afgespeeld, wordt niet

[pagina 68]
[p. 68]

goed duidelijk. Kossmann heeft de vraag opgeworpen of Thorbecke zich daar in een paar dagen tijds van classicist tot romanticus heeft bekeerd en is geneigd haar bevestigend te beantwoorden. Het lijkt aannemelijk. Zeker is, dat Thorbecke vanuit Dresden een lange, onthullende brief naar zijn ouderlijk huis schrijft waarin hij er openlijk voor uitkomt welke strijd er in zijn binnenste woedt. Hij is niet meer dezelfde die Göttingen verliet. Zijn levensdoel is onzeker geworden en het prozaïsche leven van alledag ondraaglijk. Verstand en Verbeelding hebben in hem beurtelings de overhand. Hij zweeft tussen Hemel en Aarde. Alleen de hemelse muziek van Mozarts Don Giovanni is een remedie voor zijn innerlijke verscheurdheid. Hij is zijn geestelijke evenwicht kwijt en staat voor de afgrond.

Zijn de onrust en verwarring bij de zoon bijna ontembaar groot, zijn brief veroorzaakt ook grote ongerustheid bij de ouders. Op weg naar zijn wetenschappelijke en maatschappelijke bestemming, lijkt Rudolf nu ten prooi aan fundamentele twijfel en onzekerheid.

Met al de kracht van zijn verstandelijke vermogens probeert Thorbecke zich van zijn Sehnsucht en Weltschmerz (begrippen die niet te vertalen zijn) te bevrijden, maar het is hem onmogelijk Dresden spoedig te verlaten zoals zijn vader verlangt. Hij kan zich niet zo maar losrukken van de dichter Tieck, in wiens kring hij verkeert en voor wiens dochters hij bijzondere gevoelens koestert. In die kring heerst een Seelenfreundschaft (eveneens een onvertaalbaar begrip) die hij ook in Giessen heeft ervaren. Hij geniet er dagelijks van en gaat er geheel in op.

Maar hij moet verder. Het afscheid valt hem moeilijk als hij vertrekt naar Berlijn. In de Pruisische hoofdstad wijdt Thorbecke zich uitsluitend aan de letterkunde en de wetenschap. Hij hernieuwt er de kennismaking met mevrouw Solger, die hij eerder in Dresden ontmoette, verdiept zich in de werken van haar overleden man, die een van de meest vooraanstaande Duitse romantici was geweest, en van Tieck en begint wijsgeri-

[pagina 69]
[p. 69]

ge dialogen te schrijven. De innerlijke crisis is over haar hoogtepunt heen. Zelf spreekt hij van een wapenstilstand.

Langzamerhand loopt zijn studiereis ten einde. Tegen de zin van zijn bezorgde vader kiest Thorbecke de terugweg over Dresden. Na een maand reist hij verder. Via Weimar, waar hij bij Goethe een brief van Tieck bezorgt, Giessen en de route langs de Rijn bereikt hij in mei 1822 Nijmegen. Hij verheugt zich op het weerzien van het vaderland.

De anderhalf jaar van vreemdelingschap zijn voor de jonge Thorbecke van grote betekenis geweest. Hij heeft kennis genomen van en geparticipeerd in een andere cultuur vol beweging en tegenstellingen. Stond men in Nederland in het algemeen afwijzend tegenover de post-kantiaanse wijsbegeerte, Thorbecke liet zich door die afwijzing niet beïnvloeden. Hij verdiepte zich in het idealisme en maakte persoonlijk kennis met Schelling en Krause, niet met Hegel, wiens voordrachten hij in Berlijn meed. De romantiek en de romantische filosofie waren een riskante ervaring en een gevaarlijke uitdaging. Thorbecke heeft zich tegen dat gevaar weten te wapenen. Zijn wijsgerige dialogen heeft hij niet voltooid. Zelf gaf hij, terug in Nederland, als reden op dat zijn landgenoten met filosofische begrippen te weinig vertrouwd waren en even weinig moed bezaten om de waarheid te zoeken. Een andere verklaring is mogelijk dat hij zijn innerlijke crisis had overwonnen en daardoor de eerder gekozen vraagstellingen niet meer kon of wilde oplossen. The Taming of Romanticism is het thema van een vrij recente studie. Welnu, Thorbecke heeft zijn romantiek getemd.

De confrontatie met de romantische, idealistische wijsbegeerte heeft ook een maatschappelijke consequentie gehad. Tegen de adviezen van het college van curatoren en de minister van Onderwijs in benoemde koning Willem i in januari 1822 Thorbecke tot hoogleraar in de filosofie en tevens tot bibliothecaris in Leiden. De minister legde zich bij dat besluit echter

[pagina 70]
[p. 70]

niet neer en wees de koning er met nadruk op, dat het verblijf in Duitsland niet die gunstige invloed op de ontwikkeling van de jeugdige geleerde had gehad die men er zich van had voorgesteld. Uit ontvangen brieven was duidelijk gebleken dat Thorbecke zich door de bespiegelende geest van de Duitsers had laten meeslepen en zijn onpartijdige, gezonde oordeel (common sense!) niet had weten te bewaren. Willem i werd overtuigd en trok zijn besluit in. Een ander werd benoemd en de beslissing over de universiteitsbibliotheek aangehouden. Van het bibliothecarisschap zou niets meer komen.

Thorbecke heeft zich ook op zijn wijze met de romantiek verzoend. Een verhandeling over de organische geschiedopvatting, in 1824 in moeilijk toegankelijk Duits gepubliceerd, wijst daarop. De bezegeling van die verzoening volgde tien jaar later, toen hij mevrouw Solger de hand van een van haar dochters, de zeventienjarige Adelheid, vroeg. In augustus 1836 trouwden zij in Tharand, buiten Dresden.

 

De hiervóór gepubliceerde brieffragmenten maken deel uit van een grotere verzameling, het archief-Thorbecke dat berust in het Algemeen Rijksarchief in 's-Gravenhage. De keuze is beperkt tot de brieven aan zijn ouders (met uitzondering van twee privé-notities) en toegespitst op de confrontatie met de romantiek. De aldus tot stand gekomen selectie vormt een fascinerende, unieke collectie documenten. Waarschijnlijk is geen Nederlander van die tijd zo frontaal door de romantiek geraakt als Thorbecke.

De brieven zijn in 1962 gepubliceerd in een uitgave die niet in de handel verkrijgbaar is geweest. Voor de hier gepresenteerde selectie zijn de originele documenten in het Algemeen Rijksarchief geraadpleegd. Op grond daarvan is besloten ook enige niet eerder gepubliceerde passages op te nemen. In overeenstemming met de opzet van deze reeks zijn de spelling en de leestekens grotendeels gemoderniseerd. Enige afkortingen zijn

[pagina 71]
[p. 71]

stilzwijgend opgelost. Niet opgenomen brieffragmenten zijn aangeven met [...].

Mijn dank gaat uit naar de heer W. Thorbecke, die bereidwillig zijn medewerking aan deze uitgave verleende en toestemming gaf tot publikatie van enige niet eerder uitgegeven passages.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken