Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

Derde hoofdstuk.
De Folterkamer.

Volgt mij, zei Cornelis Dirix tot de twee gevangenen en hunne bewakers. Maakt geen gerucht want bij den eersten kreet, dien gij zoudt laten hooren om hulp te roepen, wordt gij dadelijk stom gemaakt met eene prop, die u in den mond gestopt wordt.

Dirix bracht de gevangenen naar eene verlatene kapel waarvan hij den sleutel bij zich droeg.

De kapel was gansch ledig.

Dof weerklonken de voetstappen der mannen in de kille ruimte.

Dirix ging naar het koor en lichtte hier eene valdeur op.

Nu werd een steenen trap zichtbaar, die Dirix afging, gevolgd door de twee gevangenen en de gemaskerde geleiders.

Beneden kwam men in een hoogen gewelfden gang.

Hier vond Dirix eene lantaarn, die hij ontstak.

Na verschillende gangen doorloopen te hebben, bevond de geheimzinnige groep zich in een soort van grafkelder, zooals bleek uit de talrijke opschriften, die op marmeren platen gebeiteld stonden en, weerskanten van het gewelfsel, de wanden bedekten.

Men ging verder.

Na nog een paar trappen te zijn afgedaald, kwam Dirix met zijne mannen in de lage kamer waarin wij in een voorgaande hoofdstuk Heinke Bult verlaten hebben.

Midden in het vertrek stond een zonderling tuig.

Zes groote houten rollen waren twee aan twee op elkander gevestigd en liepen evenwijdig dwars door het vertrek heen.

Aan den eenen kant waren de assen van die rollen in den muur gevestigd; aan de andere zijde lagen ze op stevige eiken

[pagina 19]
[p. 19]

balken. De bovenste rollen lagen verder van elkander dan de onderste.

Lange scherpe messen waren op die rollen vastgemaakt en dikke zware touwen, die om de assen op tandraderen liepen, deden vermoeden dat, wanneer de rollen in werking kwamen, die messen met den scherpen kant tegen elkander indraaiden.

Vlak boven de rollen bemerkte men eene valdeur, terwijl er onder eene beek stroomde, die, aan den eenen kant, door eene opening in den muur toegang vond en langs den tegenovergestelden kant, door eene gelijksoortige opening weer wegvloeide.

- Neemt de kappen der Veroordeelden weg, zei Dirix.

Dit geschiedde.

Nu zag men de gelaatstrekken der Veroordeelden.

't Waren jongelingen van nagenoeg denzelfden leeftijd en nauwelijks twintig jaren oud.

Zij geleken elkander als twee druppelen water, ofschoon de eene blond, de andere zwart van haar was.

Hunne trekken waren regelmatig en, ofschoon de geheimzinnige gebeurtenissen waarvan zij de slachtoffers waren eene zekere bleekheid over hun gelaat hadden uitgespreid, was er toch eene groote kalmte en onverschrokken moed in hunne blikken te lezen.

Toen de kap van hun hoofd was weggenomen, bemerkten de jongelingen dat ze vóór eene steenen knielbank stonden, waarboven, tegen den wand, een kristusbeeld hing.

- Knielt, en verzoent u met God, indien zonden uw geweten bezwaren, zei Dirix, want binnen enkele oogenblikken zult gij opgehouden hebben te leven.

Nauwelijks waren ze neergeknield vóór het kruisbeeld, of eene klok liet hare akelig bonzende slagen door de krocht weergalmen.

Op hetzelfde oogenblik werd eene deur geopend, die de jongelingen tot nu toe niet bemerkt hadden.

Drie groote en sterkgebouwde manskerels, gansch in 't zwart gekleed, het gelaat met eene zwarte kap bedekt, traden zwijgend door die deur binnen.

- Waarom heeft men ons geroepen? vroeg een hunner met eene zware grafstem.

- Om aan deze veroordeelden het vonnis der Bronzen Vrouw te voltrekken, antwoordde Dirix, op plechtigen toon.

Bij het plotselings verschijnen der beulen waren de twee jongelingen recht gesprongen.

[pagina 20]
[p. 20]

Weenend wierpen zij zich in elkanders armen en namen een eeuwig afscheid.

- Deze tranen zijn onzer onwaardig, zei de eene. Dragen wij ons noodlot manmoedig en sterven wij met de hoop dat eene rechtvaardige, doch vreeselijke wraak onze beulen treffen zal. Moed, broeder!

- Dat het ons ten minste gegeven ware als strijders te sneuvelen, bij klaarlichten dag, op het strijdveld en met eenen degen in de vuist. Doch hier, als honden in de ingewanden der aarde vermoord en begraven te worden, dat is iets wat mij van wanhoop en woede razend maken zou, antwoordde de andere.

- De tijd verloopt, jonkheden, zei Dirix, maakt dus spoed en spaart ons uwe nuttelooze uitboezemingen van moedeloosheid, gramschap en wanhoop. In uwen toestand is zulks wel is waar begrijpelijk, doch, gij schijnt twee verstandige jongens; ik hoop dus dat gij de gegrondheid mijner bedenkingen zult inzien.

Hebt gij dus gedaan met bidden, dan gaan wij onmiddellijk aan 't werk.

Afschuwelijk klonken die laatste woorden, waarmede de boer blijkbaar de foltering bedoelde.

- Gij kunt vertrekken, uwe diensten worden hier niet meer geeischt, zoo wendde Dirix zich thans tot de gemaskerde ruiters, die de gevangenen tot hier gebracht hadden.

De veroordeelden behooren thans aan de gezworen bedienaars der Bronzen Vrouw; en gij weet dat het u verboden is bij de strafuitvoering tegenwoordig te zijn.

- Wij wisten zulks, zei een der soldaten, en wij wachtten slechts op uwe bevelen om ons te verwijderen.

- Volgt mij dus, zei Dirix, zijne lantaarn opnemend, ik zal u tot bij de derde deur vergezellen. Verder vindt gij dan uw weg wel alleen.

Gij, ging de boer voort, zich tot de zwarte gestalten wendend, staat op uw hoofd in voor de gevangenen.

Een der aanvoerders knikte en toen Dirix met de gemaskerde ruiters de krocht verlaten had, gingen twee der folteraars met den rug tegen de gesloten deur staan, terwijl de derde naast de jongelingen plaats nam.

't Was pikdonker in de krocht.

Plotselings voelde een der gevangenen iemand die hem zijdelings aanraakte.

Hij strekte de hand uit en voelde eene vreemde hand, die de

[pagina 21]
[p. 21]

zijne drukte, tevens scheen het hem dat hem een briefje in de hand geduwd werd.

Nauwelijks had hij den tijd gehad zijne hand terug te trekken en de ontroering te verbergen die zich van hem meester maakte, toen hij die geheimzinnige boodschap ontving, of de deur werd opengeduwd en Dirix verscheen wederom met de lantaarn.

- Zijt gij gereed? vroeg hij aan de jongelingen?

- Nog een paar oogenblikken, sprak nu degene der veroordeelden, die het geheimzinnige briefken ontvangen had, zou ik met mijnen broeder wenschen door te brengen. Ik heb hem een geheim op te klaren dat ik niet wensch naar de andere wereld mede te nemen. Verzoek dus deze lieden zich een weinigje terug te trekken en gij zelf doe ons het genoegen ons niet te storen.

- Het zij zooals ge wenscht, sprak Dirix, doch maakt het kort.

Nu keerde zich de jongeling derwijze met den rug naar de beulen en naar Dirix, dat hij, dank het flikkerend schijnsel der lantaarn, in zijne opene hand het briefken lezen kon, zonder dat zijne vijanden zulks bemerkten.

Te gelijker tijd sprak hij fluisterend tot zijnen broeder:

- Wees voorzichtig en houd onze bewakers in 't oog. Ik heb een briefken ontvangen. Weet niet van wie. Ik tracht te lezen. Luister:

‘Volgt zonder tegenstand uwe geleiders. Doet wat u gezegd wordt, maar wilde men u deze krocht doen verlaten, weigert en biedt hardnekkigen tegenstand. Houdt u zooveel mogelijk tegen den muur, juist naast de opening waardoor het water binnenvloeit. Wordt daar plotselings eene deur geopend, aarzelt niet. Springt binnen en vlucht. Vernietigt dit briefje.’

J.M.

 

- Hebt ge haast gedaan? klonk op dit oogenblik de stem van Cornelis Dirix.

- Wij hebben gedaan, antwoordde degene die het geheimzinnig briefje gelezen had, wij zijn ter uwer beschikking.

Terzelfder tijd frommelde hij het briefje en bracht het behendig in den mond waar hij het tot kleine stukjes vaneen reet.

- Vooruit dan, zei Dirix, die een geheimzinnig teeken aan de beulen deed.

De jongelingen zagen duidelijk dit teeken, doch konden er natuurlijk de bediedenis niet van gissen. Het scheen hun dat een eigenaardig glimlachen over de lippen van Dirix speelde, een

[pagina 22]
[p. 22]

glimlachen dat akelig werd bij 't bedenken van het afschuwelijk bedrijf door den boer uitgeoefend.

Hij bracht de jongelingen naar het akelig tuig, dat wij hooger beschreven.

- Trekt hen de bovenkleederen af, beval Dirix.

De beulen volbrachten dit bevel.

- Zijt ge rijk? vroeg Dirix plotselings, en zijne oogen schitterden.

- Waarom die vraag? zei een der jongelingen.

- Omdat, zoo gij ze bevestigend beantwoorden kunt, er misschien middel is u aan de afgrijselijke folteringen te onttrekken, waartoe gij veroordeeld zijt.

- Welke zijn dan die folteringen, en waarom worden twee onschuldigen als wij gepijnigd?

- Welke die folteringen zijn, ziet, komt hier bij den muur en ik zal het u doen zien.

Dit zeggende trad Dirix naar den muur waarin de opening was aangebracht, waardoor het water in de krocht drong.

Was dat eene list?

Was het geheimzinnig briefken wellicht niets anders dan eene verfijning van foltering, die men de twee gevangenen wilde doen ondergaan?

Nauwelijks echter stond men bij den muur, waar Dirix wellicht de beschrijving van het helsch foltertuig ging geven, en zijne moordende werking uitleggen, of een paneel van dien muur draaide zonder gerucht op eene spil, en eene groote opening was zichtbaar.

Zonder eene sekonde te aarzelen wierpen de twee jongelingen zich in de opening.

- Verraad! brulde Dirix en meteen wierp hij zich insgelijks in de opening.

Te laat!

Het paneel, klaarblijkend door eene geheime springveer bewogen, had zijne vroegere plaats ingenomen en sloot zoo nauw in den muur, dat het onmogelijk was op die plaats eenen geheimen ingang te ontdekken of zelfs te vermoeden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken