Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Zesde hoofdstuk.
Heinke in nieuwen Angst.

Zoo goed het ging, klauterde Heinke, na water en bloed gezweet te hebben bij het zien van al het verschrikkelijke in de voorgaande hoofdstukkeu beschreven, weer de steenen trappen op, en zocht hij den weg te volgen, dien hij bij het komen gevolgd had.

Pas echter had hij den tweeden onderaardschen gang betreden, of hij hoorde voetstappen aan 't andere einde van den gang.

Meer dood dan levend keek Heinke rond of hij geene schuilplaats ontdekte, waarin hij zich verbergen kon.

Het licht had hij instinktmatig uitgeblazen en dit maakte hem het zoeken veel moeilijker.

Tastend ging hij langs den wand op zijne stappen terug, en kwam alzoo weer in de ronde kamer waar het bronzen beeld stond, dat hij voor het beeld van O.L. Vrouw van Hal genomen had.

Heinke ging achterwaarts, zijn blik strak gevestigd houdend op het zacht schommelend licht eener lantaarn, die steeds dichter kwam.

Op goed geluk uit kroop Heinke, zoo klein hij zich maken kon, achter het beeld, en bleef daar met bonzend hart de gebeurtenissen afwachten.

[pagina 31]
[p. 31]

Twee minuten later, die Heinke twee eeuwen schenen, viel eene zwakke schemering door de deur der ronde kamer, en hoorde men de naderende stappen veel duidelijker.

De zonderlinge groep, voorafgegaan door Cornelis Dirix, die de lantaarn droeg, trad op dit oogenblik in de kamer.

Gelukkiglijk voor Heinke ging de akelige stoet voorbij zonder hem te bemerken, en verdween hij weldra in de folterkamer.

Nog eene poos bleef Heinke roerloos zitten en kwam dan behoedzaam uit zijnen schuilhoek te voorschijn.

Waakte hij werkelijk, of was het de nachtmerrie, die hem bereed?

Was dat boer Cornelis Dirix?

Wat deed die bij die vermomde kerels, welke in het middernachtelijk uur in deze onderaardsche krochten God weet welk beulenwerk verrichten kwamen?

Licht durfde Heinke nu niet slaan, uit vrees dat de schemering hem verraden zou.

Tastend langs de wanden kroop hij dus voort en spoedde hij zich zoo veel hij kon om uit deze helsche krochten te geraken.

Hij ging trap op, trap af, gangen door, links, gangen door, rechts

Hij botste tegen de wanden, struikelde over vooruitspringende rotsstukken, rukte deuren open, viel, stond op, viel andermaal en kwam eindelijk boven aan eenen trap, die met eene valdeur gesloten was.

't Was klaar dat hij eenen anderen weg gevolgd had dan dien langs welken hij was binnengedrongen, want hij stond nu onder eene deur terwijl hij bij het komen de deur voor zich had.

Onder eene tamelijke sterke drukking, die Heinke met den moed en de kracht der wanhoop tegen de deur uitoefende, ging deze omhoog.

Een sterke, frissche lucht woei Heinke tezelfdertijd in het gelaat, terwijl een bleeke maanstraal door de smalle opening viel.

Heinke herademde!

Hij stond weer onder Gods lieven, heerlijken, vrijen hemel!

Hij drukte de deur gansch open en liet ze achter zich weer toe vallen.

Waar was hij nu?

Vreemd keek Heinke rond en wreef zich de oogen uit.

Waar was nu Het Roode Klooster?

Waar, de vreemdsoortige kamer met het geheimzinnige ledikant?

Alles was verzwonden, spoorloos verdwenen!

[pagina 32]
[p. 32]

Hij stond midden eenen hoop dikke mergelblokken, die wild dooreen gesmeten lagen, en waarover dichte braambosschen heenslingerden.

De streek rondom echter scheen hem bekend, en toen Heinke Bult zich uit den hoop mergelblokken gewerkt had, en in een soort van slecht onderhouden engelsch park stond, kwam hij spoedig tot de overtuiging, dat hij in de nabijheid van het slot van Oudburg was.

Dit stond dus in onderaardsche en waarschijnlijk in geheimzinnige verbinding met het Roode Klooster.

Nu dacht Heinke aan zijne viool, die hij in de groote kamer op de eikenhouten tafel had laten liggen.

Voor geld noch goed ter wereld echter zou Heinke die thans zijn gaan terug halen, hoe lief hem zijn speeltuig ook was.

Hij baande zich eenen weg door de struiken die verward over de paden van het park hingen, en kwam spoedig bij den muur die het park van den weg afsloot, welke langsheen het Zoniënbosch liep.

Hij volgde dien muur slotwaarts, in de hoop ergens eene deur te ontdekken, langs welke hij het park verlaten kon.

Reeds begon hij te wanhopen, daar hij enkel nog een vijftig stappen van den ingang des kasteels verwijderd was, en hij er niet aandenken mocht langs daar het slot te verlaten, wijl de poortwachter hem gewis uitleggingen vragen zou over zijne nachtelijke aanwezigheid binnen de muren van het kasteel.

Heinke wist maar al te wel dat de heer van Oudburg elken boom voor eene galg hield, waaraan diegene werd opgeknoopt die hij vermoedde hem in den weg te loopen. En Heinke had dien nacht dingen ontdekt, die de heer van Oudburg gewis wenschte verborgen te houden.

Een tiental stappen ging hij nog verder, toen hij tot zijne grootste vreugde bemerkte dat hier eene deur was.

Hij schoof den grendel weg en trok de deur open.

Heinke stond op de groote baan.

Hij was vrij, en op dit oogenblik dacht hij noch aan heksen, noch spoken. Het heele bosch zou hij doorloopen hebben, nu hij maar weer de lucht, de maan, de sterren, de boomen en de vijvers zag!

Pas echter had hij eenige schreden gedaan, of luisterend rekte hij den hals en bleef staan.

Op de baan kwam een ruiter aangedraafd.

Wat zou dat nu weer beteekenen?

[pagina 33]
[p. 33]


illustratie
Bruno spoorde zijnen gast telkens aan zijnen roomer te ledigen. Blz. 37


[pagina 34]
[p. 34]

Op een omzien was Heinke in de gracht naast den weg verdwenen en gluurden zijne kleine grijze oogen over de baan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken