Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Dertigste hoofdstuk
Eene zonderlinge levensgeschiedenis.

Verre, zeer verre van hier in het zonnige Oosten, waar eeuwigen zomer bloeit, ligt een oord zoo mild bedeeld met alle natuurgaven en schoonheden, en, later zoo heerlijk verrijkt door de menschelijke tusschenkomst, dat het als een der heerlijkste streken van het aardrijk mag beschouwd worden.

[pagina 180]
[p. 180]

In zijne machtige steden woont een verstandig en ontwikkeld volk. De tinnen zijner torens en koepels zijn belegd met goud; en op zijne openbare plaatsen verrijzen gedenkteekens in marmer en onijt, en uit de heldere springfonteinen stroomt het kristallijne water in bekkens van gedreven zilver.

Armoede was onbekend in deze heerlijke streek, en in de weelderige landouwen vielen de gouden halmen met de rijk gevulde aren tweemaal per jaar onder de zeis van den gelukkigen landman.

Vreemde planten wierpen balsemgeuren in de lucht, terwijl de veel kleurige bloemen de oppervlakte der aarde in een uitgebreid en onmetelijk tapijt herschiepen.

De koning van dit zonnige en wonnige land heette Ildegrim.

Van den dag zijner geboorte af, tot op zijn achttiende jaar, was hij, volgens de strenge landwetten, in het Paleis opgesloten gebleven.

Op zekeren dag, kwamen de raadsheeren der kroon en de machtigen van 't land hem melden, dat hij vrij was en koning worden zou, wijl zijn vader dien nacht gestorven was.

Nu begon er voor den jongen koning een nieuw leven, een leven van genuchten en dolle geldverkwistingen; de regeering zijner staten liet hij over aan mannen gekozen, tusschen diegenen, welke best de kunst van vleien verstonden.

Het scheen den jongen Ildegrim een plicht door alle mogelijke uitspanningen den tijd in te halen die hem, zooals hij 't noemde, in zijne jeugd ontstolen was.

Zijne ministers moedigden hem aan en stieten hem voort op de verderfelijke baan, die hij had ingeslagen. Immers, zoo bleef het bestuur en 's lands belangen aan hunne handen toevertrouwd.

Twee jaren verliepen. Het volk begon te morren.

Waarom, zoo vroeg het, volgt Ildegrim het voorbeeld zijns vaders niet?

Deze bestuurde ons met wijs beleid en goedheid en verdedigde ons tegen de verdrukking der rijken.

Deze klachten echter kwamen niet verder dan tot voor de deur van het paleis. De hofvleiers gingen voort met hun verraderlijk spel en wisten Ildegrim te overtuigen dat het volk tevreden en gelukkig was als bij zijne troonbestijging.

Mansour, de koning van een naburig land, die sedert lang eenen begeerigen blik geworpen had op het Koninkrijk van

[pagina 181]
[p. 181]

Ildegrim, zond zijne bespieders uit, die hem nauwkeurig op de hoogte hielden van alles wat er bij zijne naburen omging.

Zoo vernam hij, hoe het volk klaagde, hoe zijne misnoegdheid van dag tot dag aangroeide en weldra algemeen geworden was.

Toen hij, na nauwkeurig alle kansen berekend te hebben, bijna overtuigd was van het welslagen zijner pogingen, verzamelde hij zijne krijgsaanvoerders, legde hij zijne inzichten bloot, en er werd beslist een inval te doen in het land van Ildegrim.

Men bracht een machtig leger op de been en weldra was Mansour met zijne sterk gewapende troepen in aantocht.

Ildegrim, noch zijne ministers hadden het minste vernomen van dien aantocht, zoodat Mansour zich plotselings in 't midden van het rijk bevond, zonder dat er zelfs aan gedacht geworden was hem tegen te houden.

Het volk daarenboven koos dadelijk partij voor den overweldiger, wijl deze alom deed uitbazuinen, dat hij alleen gekomen was om het volk van Ildegrim vrij te maken van onbekwame en goudzuchtige ministers, die hetzelve op alle mogelijke wijzen verdrukten en uitbuitten, en ook van Ildegrim, de jongen losbol, die niet langer waardig was op den troon te blijven.

Nochthans, eenige uitzinnigheden en knevelarijen door zijne manschappen bedreven, verbeurden Mansour in de oogen van 't volk.

Dit was weldra zijne waardigheid weder bewust en verkondigde luid zijn wil onder geenen vreemden dwang te willen staan, noch een vreemdeling als koning te zullen herkennen.

Het volk liep derhalve te wapen en stelde zich onder de bevelen van den opperbevelhebber Kars-Ali in welken men vertrouwen had.

Kars-Ali echter werd verslagen en Mansour rukte aan 't hoofd zijner troepen op, naar de hoofdstad zelve van Ildegrim.

Deze gebeurtenissen kwamen eindelijk den jongen koning uit zijnen doodslaap wekken, waarin ontucht en buitensporigheden van allen aard hem gedompeld hadden.

Hij ontwaakte op het oogenblik dat hij zijne troepen verslagen, zijn rijk door vreemden ingewonnen en zijne eigene hoofdstad bedreigd zag.

Nog waren alle mannelijke gevoelens van eigenwaarde niet uitgedoofd in 't hart van Ildegrim en in 't aanschijn des gevaars voelde hij eensklaps al den last der schuld, die op zijne schouders drukte.

[pagina 182]
[p. 182]

Manmoedig richtte hij het hoofd op, en hij besloot zijnen aanvaller het hoofd te bieden.

Hij deed zijne strijders zadelen, gordde zijn slagwaard aan, en reed naar 't midden der stad, alom het volk te wapen roepend.

De aanwezigheid van Ildegrim midden zijner onderdanen bracht bij deze eene onbeschrijfelijke vreugde te weeg.

Het volk werd gewapend, en, fier onder de bevelen te strijden van den jongen koning in eigen persoon, beloofde wonderen te verrichten.

Ildegrim wilde niet wachten tot de vijand zich voor de poorten der stad aanbood, maar besloot hem krijgshaftig te gemoet te trekken.

Bij 't vallen van den dag ontmoetten zich de twee vijandelijke legers, en er ontstond een moorddadig gevecht, zoodat velden en pleinen weldra met lijken bezaaid waren.

In 't heetste van den woedenden strijd zag men Ildegrim die wonderen van moed en dapperheid verrichtte. Ook bleef de bovenhand langs zijne zijde.

Doch, zoodra zijne tegenwoordigheid op een ander punt van 't slagveld gevorderd was, voerde Mansour steeds nieuwe troepen aan naar de ontruimde plek en heroverde aldus het verloren terrein.

De zon was reeds lang verdwenen achter de hooge bergen en nog steeds woedde het gevecht.

Eindelijk, ondanks een hardnekkig strijden op leven en dood, waren Ildegrim en zijne troepen tot den aftocht gedwongen...

De vijand zegepraalde.

Ja, de jonge koning zag zijn leger in wanorde aftrekken. De aftocht werd weldra eene vlucht naar alle zijden uit en, noch zijn aanmoedigend woord, noch zijn manhaftig voorbeeld waren in staat zijne manschappen te vereenigen.

Vast beslist te sneuvelen, liever dan vluchtend naar de hoofdstad terug te trekken en daar het bericht van zijne nederlaag te brengen, sprong Ildegrim uit den zadel.

Hier, op deze plaats zelve zou hij den vijand afwachten en geen voet zou hij wijken.

Vruchteloos poogden eenige zijner trouwe officieren hem te overreden zijn behoud in de vlucht te zoeken; Ildegrim gebood hem alleen te laten.

Wat de officieren ook mochten inbrengen, zij moesten eindelijk gehoorzamen en Ildegrim alleen laten.

[pagina 183]
[p. 183]

Alleen! Ja, nu stond hij alleen, overgelaten aan zijn droevig lot.

Weldra gaf hij dan ook lucht aan de hevige wanhoop die zich van hem meester maakte. ‘Ha! riep hij, dit is wel inderdaad het oordeel Gods. Mijn losbanding en onbeteugeld leven vindt thans zijne verschrikkelijke straf in den smaad, die mij overkomt, en in den dood, die mij weldra treffen zal.

Dwaze sterveling die ik was! doch is dan alles voorbij? Is het dan volstrekt onmogelijk iets te veranderen aan het verschrikkelijke noodlot dat mij treft?......

O God, gij die groot en almachtig zijt, keer de vijanden van mij af, belet, dat mijne hoofdstad in hunne handen valle!.....

Helaas! helaas! geene hulp, ging de jonge vorst weldra voort.......

God verlaat mij........

Hewel dan, dat de Satan mij geve wat de hemel mij weigert.

Deze woorden waren nauwelijks gesproken toen Ildegrim eene zware hand op zijne schouders voelde, die hem als een vuur door het gansche lichaam joeg.

Hevig ontsteld over de verschrikkelijke woorden, die hij kwam uit te spreken, keerde Ildegrim zich om.

Voor hem stond eene groote, zwarte gestalte.

- Gij hebt mij geroepen, hier ben ik! sprak de onheilspellende verschijning met zonderlinge, doffe stem.

- Wie zijt ge? vroeg Ildegrim.

- Ha, ha! gij vraagt wie ik ben, grinnikte de vreemde, hebt gij dan zooeven Satan niet aangeroepen?

- Wat wilt gij voor mij doen?

- Spreek spoedig en zonder vrees, hernam Satan, want de troepen van Mansour naderen met de snelheid en de woede des orkaans.

En, terwijl hij sprak. werd plotselings de gansche omtrek op geheimzinnige wijze helder verlicht en Ildegrim zag in de verte de legioenen van den invaller in dichte drommen naderen.

- Red mij, red mij, riep de verschrikte koning.

Red mijn volk van den overweldiger, mijn land van de verwoesting! Doe dit en ik zal u aanbidden en uw beeld in mijne tempels doen plaatsen!

- Dwars en hoogmoedig mensch, spotte de geest der duisternis, wat geef ik om uwe aanbidding? wat maakt mij de vereering in uwe tempels?

[pagina 184]
[p. 184]

- Stel dan zelf uwe voorwaarden, sprak Ildegrim, doch haast u, want de vijand nadert met rassche schreden.

- Luister, sprak de duivel met nog somberder stem, beloof mij dat gij mij uw eerstgeborene zult opdragen en toewijden, en het gevaar dat u dreigt wordt onmiddellijk afgewend.

Ildegrim antwoordt niet.

- Zoo gij aarzelt, zijt gij verloren! riep Satan.

- Ik neem aan, riep de radelooze Ildegrim.

- Zweer, sprak Satan somber.

- Ik zweer!

Nauwelijks echter waren die woorden gesproken, of Ildegrim wilde ze terugnemen.

Satan echter liet er hem den tijd niet toe.

Hij nam hem op in zijne stevige armen, en, als een wervelwind, vloog de duivel met zijne prooi door de lucht. Hij zette hem bij de poort der stad neder, waar zich de vluchtende soldaten verdrongen.

Gehoor gevende aan de helsche raadgevingen van zijnen bondgenoot, bevool Ildegrim zijne soldaten zich rond hem te scharen.

Zijne stem, door eene bovenatuurlijke macht bezield, bracht weer hoop en moed in het hart der soldaten. Zij schaarden zich rond den jongen vorst en, vol betrouwen wachtte men den vijand af.

Mansour rukte steeds als een stormwind voorwaarts.

Dronken van strijdlust, vervoerd over de reeds behaalde overwiningen, wierpen zich zijne soldaten met woest en onstuimig geweld voorwaarts.

De oorlogskansen echter waren gekeerd!

Aan de zijde van Ildegrim vocht, onder onzichtbare gedaante, de vorst der duisternissen.

Vruchteloos poogde Mansour te weerstaan aan de geheimzinnige macht, die hij vermoedde, doch niet bespeuren kon.

Geen uur was er verloopen, sedert het begin van den aanval, en reeds was het leger van den aanvaller volkomen verslagen, zijne gelederen ontredderd, zijne officieren op de vlucht.

De vreugde, de geestdrift beschrijven waarmede Ildegrim bij de intrede zijner hoofdstad werd begroet is onmogelijk.

Hij zelf was buiten zich zelven van opgetogenheid, zoodanig dat hij geheel vergat aan welke schrikkelijke tusschenkomst hij deze overwinning te danken had.

[pagina 185]
[p. 185]


illustratie
Angela knielde neder en bad vurig om den hemel te danken. bl. 168


[pagina 186]
[p. 186]

Eenige dagen verliepen.

Ildegrim had wel nagedacht over het verbond dat hem aan Satan hechtte, doch daar er in den loop der volgende dagen niets buitengewoons was voorgevallen, trachtte Ildegrim zich zelven te overtuigen dat hij het slachtoffer zijner eigene kranke zinnen geweest was en dat de verschijning des duivels zoowel als het verbond slechts uitwerksels zijner overspannen inbeelding waren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken