Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 335]
[p. 335]

Tweede hoofdstuk
Moord! Moord!

Cornelis Dirix zag er afschuwelijk uit. Walkiers was hem zoo onverhoeds genaderd dat de knecht reeds naast hem stond eer hij zulks bemerkt had.

Cornelia was hem als eene schaduw voorbij gevloden.

Ze was reeds tusschen de boomen verdwenen toen hij op zijnen schouder de ruwe hand van Walkiers voelde.

- Schurk! riep de knecht, nu zie ik klaar in uw spel! Dat is uw werk.

- Wat wilt ge? Wie zijt gij? Waarachtig Walkiers, wat voert u hierheen?

- En u?

Cornelis Dirix stiet den forschen knecht van zich, en keek hem met kwaden, venijnigen blik aan.

- Ik weet nu waarom ik de stallen en het erf niet moch sluiten; ik weet waarom ik die twee zakken witachtig poeder naar den akker van Sevrien Kannes brengen moest; ik weet waarom ik maar altijd van heksen en van spoken vertellen moest en maar overal rondvertellen dat de tweeling betooverd is....

[pagina 336]
[p. 336]

- Oh ge weet naar 't schijnt te veel, riep boer Cornelis met onheilspellende stem, dan zullen wij moeten trachten u de gelegenheid te benemen uwen dwazen praat ooit voort te vertellen.

Hiermeê greep hij Walkiers in de borst en schudde hem geweldig heen en weer.

De knecht echter pakte den stevigen Cornelis bij de keel en neep duchtig toe.

- Laat me los! Laat me los, gorgelde Cornelis, of er gebeuren ongelukken.

Walkiers hijgde van vermoeidheid en kon nauwelijks spreken zoo hevig had Cornelia hem doen loopen, doch als tusschen een schroefblok zat den nek van Dirix geklemd.

- Laat los.....

- Voort, riep de jongeling, voort! Ge hebt schuld aan het misdrijf dat daar gepleegd wordt en waartoe ik onwetens heb medegewerkt. Voort, ge zult goed maken wat ik op mijn geweten heb.

- Laat los!..... herhaalde boer Cornelis nogmaals.

Walkiers liet los doch hij greep Dirix bij den arm en trok hem voort in de richting der brandende hut.

- Bij den duivel, wat wilt ge uitvoeren? Zijt ge krankzinnig? gilde deze laatste.

Het was, als hadde eene bovennatuurlijke macht Walkier's lichaamskrachten vertiendubbeld. Hij ijlde als een bezetene voort en dwong den boer hem te volgen.

Toen liet boer Dirix eensklaps zijne rechterhand in zijnen zak glijden.

Hadde Walkiers niet zoo opgewonden geweest, dan zou hij zeker in het roode schijnsel der vlammen het blinkende lemmer van het zakmes gezien hebben, dat boer Cornelis getrokken had.

Nog slechts een enkel oogenblik verliep.

Toen sneed eensklaps een akelig noodgeschrei door de lucht:

Moord! Moord! klonk het schor en daarmede liet Walkiers zijn armen slap naast zijn lichaam hangen, en met een doffen slag plofte hij op den grond.

Het stemmengeluid rond de brandende hut was op dit oogenblik zoo verward uit hoofde van boer Matheus die met zijne vrouw onder den arm en een kind op den anderen uit de instortende hut te voorschijn trad, dat het moordgeschrei niet gehoord werd.

Toen de groep zich echter eenige oogenblikken later dorpwaarts

[pagina 337]
[p. 337]

begaf, struikelde een der boeren met den voet tegen een log voorwerp.

God! riep hij zich bukkend, hier ligt iemand vermoord.

- Vermoord! riepen de boeren vol ontsteltenis!

- Ja vermoord, zei Matheus die zich over den bewusteloos liggenden Walkiers heenboog, hier ligt een plas bloed.

- Wie is de vermoorde? voeg Janssens, de boer der hoeve waar het ‘jonge, sterke’ paard bezweken was hetgeen de misdaad ten gevolge had die wij komen te beschrijven.

- Het is Walkiers? riep plotselings Heinke Bult, die onder de aanwezigen was en zich over het lichaam gebukt had.

- Walkiers! Walkiers! zegt ge schreeuwde boer Matheus, dat is niet mogelijk.

- En toch is het zooals ik zeg baas, hernam Heinke Bult.

- Is hij dood? vroeg Matheus met zonderlinge ontroering in de stem.

- Ik geloof het niet, antwoordde Heinke, terwijl hij zijne hand op het hart van den verslagene drukte, hij ademt nog alhoewel ook maar zachtjes.

- Men loope om den dokter! zei boer Dirix, spoedig, spoedig!

- En om den pastoor, zei boer Guedens.

- Ik meen ook, voegde Vanswevelt uit den Eksteren Hoek daarbij, dat men goed doen zou de gendarmen te verwittigen.

- De gendarmen? vroeg Rikske Luts, wat zouden die hier komen doen?

- Een moord is hier gebeurd, sprak boer Vanswevelt, en aan het gerecht hoort het de moordenarrs op te sporen.

Drie der omstaanders hadden zich onmiddellijk bereid verklaard de opgelegde boodschappen uit te voeren.

Intusschen werd de gewonde opgelicht, doch geene enkele beweging des gelaats verried of hij nog in leven was.

- Walkiers! zoo riep hem Matheus in 't oor, Walkiers, herkent ge mij niet? Ik ben de meester.

Walkiers verroerde niet.

Een kwartier verliep.

Eensklaps hoorde men in 't stille van den nacht den zilveren klank eener bel.

De Eerwaarde heer pastoor van Auderghem stapt haastig over de baan die van het dorp uit langs het bosch loopt.

Een koorknaap gaat hem voorop en enkele boeren vergezellen hem.

[pagina 338]
[p. 338]

Noch de koorknaap, noch die achteraankomende spreken geen enkel woord op dien langen weg en de priester schijnt te bidden want zijne lippen bewegen zich onafgebroken.

Hij begroet nauwelijks den groet der boeren die hem te gemoet komen en die daarop eerbiedig op den boord van den weg neerknielen.

De priester kwam ter plaatse waar Walkiers op een in der haast aangelegd bed van mos was uitgestrekt.

Hij knielde over den gewonde en onderzocht haastig zijn toestand.

- Is de dokter verwittigd?

- Hij komt zoo aanstonds, antwoordde de aangesproken boer, men is hem gaan halen.

- Gelieve u allen een weinig te verwijderen, zei de priester.

Hij bukte zich daarna over den stervende, maakte zijn vest open, scheurde het hemd los, doch bemerkte geen spoor van wonde.

Walkiers bewoog de lippen.

- Drinken! kwam het bijna onhoorbaar over zijne lippen.

- Loop naar de bron en schep water, zei de pastoor tot zijn koorknaap die zich onmiddellijk verwijderde.

Intusschen hielp de pastoor den gewonde zachtjes overeind. De goede herder stak zijn arm onder de schouders van Walkiers doch deze bracht nu een zoo pijnlijk gekerm uit dat de pastoor onmiddellijk giste waar hij gewond was.

- Het is in den rug dus? zei hij troostend.

- Ja, was het flauwe antwoord. Met ongelooflijke voorzichtigheid maakte de pastoor het ondervest los en trok het behoedzaam van Walkiers schouders.

Nu bemerkte men, dank het licht der maan die aan den blauwen hemeltrans gerezen was en wederom al dat menschelijk leed en al die ellende met haar bleêken, mêerwarigeh blik aanzag, dat er eene groote bloedvlek in den rug van het hemd was.

Ook dit laatste werd met teedere bezorgdheid losgeknoopt en weldra drukte de pastoor met duim en wijsvinger de gapende opening eener bloedige wonde dicht, vlak onder het rechter schouderblad aangebracht.

De koorknaap was inmiddels met frisch bronwater teruggekomen.

De priester laafde eerst den gewonde, die daardoor zeer

[pagina 339]
[p. 339]

verkwikt scheen, en waschte daarna de wonde met het reine, heldere water.

Daarna besprenkelde hij wangen en voorhoofd.

Lanzamerhand scheen het leven in den vermoorde terug te keeren.

Hij opende de oogen en keek met gebroken blik rond zich.

- Mijn arme vriend, sprak de eerbiedwaardige herder, ik dank den hemel dat mijne komst niet voor eeuwig te laat ge worden is. Ik hoop dat wij met Gods hulp u redden zullen doch, wie is zeker van den dag van heden?

Zoo gij wilt zullen wij derhalve onze eeuwige zaken in regel brengen.

Walkiers knikte. De pastoor boog zich over hem heen, en met flauwe doch goed verstaanbare stem, beleed Walkiers wat hem op het geweten lag.

De goede pastoor huiverde over de verdwaaldheid en de liefdeloosheid van het menschelijk hart, toen hij hoorde wat aanleiding hij gegeven had tot de ramp die het huisje der arme Judde-Marie in assche gelegd had.

Nadat zijn heilig ambt was volbracht, wenkte hij de omstaande boeren dat zij nader zouden treden.

- Is boer Matheus Dirix onder u? vroeg de geestelijke.

- Neen, heer pastoor, antwoordde een uit den hoop, hij was zooeven nog hier maar hij is voortgeloopen, zijne vrouw achterna toen ze met het kind in het woud verdween.

Dokter Wulf kwam op dit oogenblik aangeloopen.

- Waar is de gekwetste? vroeg hij

De boeren openden den cirkel.

- Ik heb hem een weinig verkwikt door de wonde te wasschen, zei de pastoor.

Walkiers lag op de rechterzijde op het mos uitgestrekt.

Hij lag gerust alsof hij sliep.

Voorzichtig betastte de dokter de wonde.

- Doet het pijn Walkiers? vroeg hij met welwillende stem.

- Neen, alleen brandt het zoo een beetje, antwoordde de smidsknecht zachtjes.

- De dokter trachtte bij middel der lantaarn die de koorknaap omhoog hief, de wonde te onderzoeken

- Het zal gelukkiglijk niet erg zijn, sprak dokter Wulf na een vluchtig onderzoek.

[pagina 340]
[p. 340]

De stoot is op het schouderblad terecht gekomen en zoo werd de moordende slag afgeweerd. Gelukkiglijk voegde de dokter erbij, zich naar den pastoor wendend, want een halve duim lager, en Walkiers ware op den slag dood gebleven.

- Wie is de moordenaar? vroeg Wulf zich daarna tot de ontstelde boeren keerend.

- Niemand antwoordde.

- Wat is er dan eigenlijk gebeurd? hernam de dokter. Eene vechtpartij wellicht. Hoe laf iemand in den rug te treffen!

- Ja, de meester mag er natuurlijk over denken zooals hij wil, maar niemand van ons weet wat er gebeurd is. Wij vonden Walkiers hier liggen; hij gaf taal noch teeken en toen hebben wij om den pastoor en om den dokter gezonden maar wie hem zoo laf te lijf is gegaan, dat zal Walkiers u wel zelf best kunnen zeggen.

De docter achtte het wellicht overbodig verdere uitlegging te vragen.

Althans hij drong niet aan en beval dat men spoedig eene berrie zou maken bij middel van een paar takken.

Dit werd gedaan; behoedzaam werd Walkiers op de berrie gelegd en twee boeren, die van tijd tot tijd door twee andere dragers werden afgelost, droegen het zoo naar de smidshoeve.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken