Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland
Afbeelding van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (51.68 MB)

Scans (160.62 MB)

XML (1.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland

(1975)–J.A.C. Tillema–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 553]
[p. 553]

Entrefilet 5
De Boerderijen

En de boer, hij ploegde voort... maar anders dan vroeger.

Toen, na 1961, de definitieve monumentenlijsten moesten worden samengesteld en de Commissie voor de beschrijving avonden en avonden doorbracht met het kritisch beschouwen van lange reeksen borden, volgeprikt met foto's en toegelicht door de betrokken kunsthistorici van de Rijksdienst, waren, zodra men de steden verliet, de boerderijen belangrijke punten van overweging. We zagen pronkstukken, als bijv. de Eenhoorn (afb. 325) en de Lepelaar in de Beemster, simpele bouwsels - maar hoe prachtig in het landschap - als te OrvelteGa naar eind1, (afb. 326)Ga naar eind1 statige voorbeelden van het Friese kop-hals-romptype, Limburgse hoeven, gesloten om een binnenhof, schaapskooien (af b. 327) en zelfs de soms armelijke behuizingen van keuterboertjes en landarbeiders. Het was een lust voor 't oogGa naar eind2.

En nu betekent plaatsing op de lijst wel niet ‘zo was 't, zo is 't, zo moet 't altijd blijven’, maar toch wordt daardoor wèl een bijzondere aandacht op het object gevestigd, met de verwachting van een zo integraal mogelijk behoud. Van een rijkscommissie kan worden aangenomen dat zij behalve het bewogen hart ook het nuchtere verstand laat spreken en voor dit laatste was prof. Ter Kuile dan vaak de woordvoerder. Terecht wees hij er telkens weer op dat boerderijen in wezen bedrijfsgebouwen zijn, dat het agrarische bedrijf in onze dagen op drift is gekomen, dat nieuwe productiemethoden alom ingang gaan vinden en dat het uiterlijk aanzien van de boerderijen daarvan onvermijdelijk de invloed zal ondergaan.

Zijn raad: wees voorzichtig met het stellen van een al te rigoureuze bescherming, want zo één soort historische bouwsels zich zal moeten aanpassen bij de maatschappelijke ontwikkeling, dan wel deze.

Het behoud van oude boerderijen is ook daarom zo'n groot probleem, omdat ze - en in dit opzicht nemen ze in het monumentenbestand een speciale positie in - in hoge mate aan de invloedssfeer van internationale ontwikkelingen op landbouwgebied onderhevig zijn. De zorg voor onze oude woonhuizen, onze oude raadhuizen, onze oude kerken, is geheel onze eigen Nederlandse zaak. Binnen onze grenzen kunnen we zelf uitmaken hoe die voor voortgezet gebruik geschikt te houden. Van een kasteel kan een museum worden gemaakt, van een groot grachtenhuis een kantoor; mochten al kerkjes in Groningen of Friesland door het verloop der Christenen of ontvolking leeg komen te staan, dan zijn er stichtingen, die deze juweeltjes van middeleeuwse baksteenarchitectuur voor enig ander doel trachten te behouden.Ga naar eind3

Maar boerderijen? Eens kon zelfs een boer met zo'n twaalf bunder land, met een veertiental koeien, wat varkens en kippen en 'n paar roggevelden, een bescheiden, maar stabiele factor zijn in het vaderlandse landbouwbedrijf. Ze zijn er nog, gelukkig, maar hun tijd gaat voorbij. Een paar tientallen kippen op 't erf, wie denkt er nog aan, nu deze rampzalige dieren in gespecialiseerde bedrijven bij tienduizenden in ijzeren hokjes worden opgefokt om in een kort aantal weken slachtrijp te worden gemaakt? Enige tientallen varkens, nu het varkensbedrijf en gros, opgezet volgens wetenschappelijke, zij het wellicht weinig varkenslievende methodes, zich alleen door harde efficiency kan handhaven? En de behandeling van het groot-vee, hoe is die niet veranderd, met mechanische voedering, mechanische mestafvoer, melkmachines, doorloopstallen en al wat daarbij komt? Alles moet erop gericht zijn de productiekosten te drukken en de ver doorgevoerde mechanisatie is alleen al nodig in verband met het steeds geringer wordend aantal beschikbare arbeidskrachten. De verminderde binding aan het boerenbestaan doet steeds meer jonge plattelanders naar ander werk omzien. De eenvoudige ‘geruste’ landman, door Poot zo lyrisch bezongen, is een figuur uit een verre legende; de sjees werd al lang geleden vervangen door de auto, het paard door de tractor; coöperaties, zuivelindustrie en meelfabrieken maken de dienst uit. De folkloristen wenen, maar het landbouwschap en de

[pagina 554]
[p. 554]

E.E.G. zijn voor hun tranen ongevoelig en de boer moet zich wel aanpassen, wil hij het naakte bestaan er niet bij inschieten.

Voor de inrichting en het uiterlijk aanzien van de boerderijen, vanouds zo zinvol gevariëerd naar de provincies, kan dit proces op den duur de meest vèrstrekkende gevolgen hebben. Ik heb dan niet het oog op de heel bijzondere exemplaren, waarvan ik er reeds enkele noemde en zoals er nog meer zijn. Die blijven wel ongerept in stand, als ‘museum- boerderij’, of onder de schutse van een of andere stichting. Neen, het gaat hier om de heel grote groep ‘gewone’, maar in het land toch prachtige, en voor het totale beeld zo belangrijke boerderijen, waaraan de nieuwe economie niet spoorloos voorbij kan gaan. Voor zover ze al niet ten offer vallen aan de koortsachtige groei van grotere en kleinere steden. Men kan niet elke boerderij in een

illustratie
325 Boerderij De Eenhoorn, Middenweg 196, Beemster


café-restaurant veranderen, in een jeugdcentrum of in een gebouw waarin cultuur wordt bedreven.

Een aantal boerderijen wordt verlaten, omdat het land bij het naastliggende wordt getrokken, in verband met de geëiste bedrijfsvergroting; op de in gebruik blijvende zal zich een ander leven ontwikkelen dan het traditionele.

Menselijkerwijs is dat voor de zich handhavende boeren een zegen; niemand idealisere het vroegere leven ten plattelande!

[pagina 555]
[p. 555]

Wat dan te doen met die leeg komende gebouwen, die ons landschap - althans wat daarvan over is c.q. over zal blijven... - toch zo weldadig stofferen? Ik geloof dat te dien aanzien de z.g. tweede woning, voor oudere mensen vaak zelfs de enige, een uitkomst kan bieden. Dit is een begrip dat bezig is zich sinds verscheidene jaren in te burgeren, door sommigen als een elitair voorrecht verafschuwd, door anderen als een hemel op aarde beschouwd. Maar is het niet méér honorabel zich uit stad en stank en herrie bij tijd en wijle terug trekken in de rust van een eenvoudige boerderij, dan telkenjare dure verpozing te zoeken in de opzichtige en vulgaire sfeer van de op duivelse wijze gemetamorfoseerde Spaanse en Franse stranden? En zeker verdient het de voorkeur een boerderij als refugium te verkiezen boven het bederven van het landschap door het als tweede woning bouwen van wat tegenwoordig bungalow heet.



illustratie
326 Beschermd dorpsgezicht, Orvelte


Echter, de stadsmens behandele een boerderij voorzichtig; het is een eerbiedwaardig gebouw, waarin vaak vele geslachten hard hebben gewerkt en sober geleefd. Hij late de grote massa's intact, hij make er geen kitsch van, houde het eenvoudig. Beter comfort is vrijwel altijd te realiseren zonder de sfeer geweld aan te doen en wie ingrijpend wil of moet verbouwen, verzekere zich van een architect met kennis van en begrip voor een boerderij. Zo'n architect was eens Jan Jans, maar soms kan een eenvoudige oude dorpstimmerman al wonderen doen. Het aldus in stand houden van het als bedrif overbodig geworden deel van het boerderijen-bestand, door bewoning en daarmee gepaard gaand redelijk onderhoud, is het bewijzen van een weldaad aan het gezicht van Nederland.Ga naar eind4

En wat de gewone in bedrijf blijvende boerderijen betreft, ach, we kunnen niet veel meer doen dan het beste ervan hopen. Techniek en economie zullen in steeds sterkere mate hun eisen gaan stellen, daaraan kan zelfs een eventuele plaatsing op de monumentenlijst niets veranderen. Onze steden worden er, visueel gesproken, niet aantrekkelijker op; in die langzame maar onweerstaanbare neergang zal ook het platteland gaan delen. Ruilverkaveling en efficiency trekken zich van het landschap vaak bitter weinig aan, al wordt heden ten dage meer aandacht dan eertijds aan imponderabele waarden geschonken.

We zullen de nieuwe werktuigen met nieuwe ogen moeten leren zien: de tractor op de akker,

[pagina 556]
[p. 556]

inplaats van het vertrouwde paard, is zeker geen dissonant; de ‘combine’, de machtige rijdende machine die in één handeling maait, dorst en het graan in zakken doet, is een vorm van wat Kenneth Clark ‘heroic materialism’ noemde, die waarlijk imponeert.Ga naar eind5 De moderne bouwsels, uitvloeisel van ‘de bio-industrie’, zijn meestal heel wat minder indrukwekkend. Hetgeen terwille daarvan wordt opgetrokken - saaie loodsen met metalen voedersilo's - is uitgesproken lelijk, maar valt buiten de monumentenzorg, evenals veranderingen van de boerderijen zelf, indien deze geen beschermde monumenten zijn. Voor de beschermde is het al moeilijk genoeg tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te geraken; voor de rest - de overgrote meerderheid - zullen redelijk welstandstoezicht en goede voorlichting misschien enige uitkomst kunnen bieden.Ga naar eind6



illustratie
327 Schaapskooi, Heille


Hoe dan ook, vastgesteld moet worden dat de komende eeuw niet over het platteland zal gaan zonder ingrijpende veranderingen teweeg te brengen, wil het boerenbedrijf in stand gehouden kunnen worden.

Vervreemding van die realiteit is zinloos. Terecht heeft Ter Kuile gewaarschuwd tegen het zich overgeven aan een onhoudbare illusie, hetgeen overigens niemand, tot oordelen geroepen, behoeft te beletten naar beste weten economie en schoonheid, althans zoveel mogelijk, met elkaar te verzoenen.Ga naar eind7

Hiermee zullen ook de meest fervente minnaars van oude schoonheid, oude gebruiken, oude vertederende beelden, hoe bedroefd ook, genoegen moeten nemen.

[pagina 558]
[p. 558]


illustratie
Huis de Steenrotse, te Middelburg, in de oorlog verwoest (zie p. 572, ann. 2)


eind1
Zie ‘Heemschut’ 3, jaargang 49 - juni 1972, p. 67.
eind1
Zie ‘Heemschut’ 3, jaargang 49 - juni 1972, p. 67.
eind2
Wie die ‘lust’ nog eens, zonder rond te trekken, in z'n leunstoel wil botvieren, zij lezen en plaatjes kijken aanbevolen in het boekwerk ‘Oude Boerderijen’, Uitg. N. Kluwer, Deventer. Heel in 't kort is instructief de brochure, uitgegeven door het Rijksmuseum voor Volkskunde ‘Het Ned. Openlucht-museum’, onder de titel ‘Boerderijen van Nederland’.
eind3
Stichting Oude Groninger Kerken’ en ‘Stichting Alde Fryske Tsjerken’. Zie ook: ‘Behoud en restauratie van monumenten en historische stadsen dorpskernen’, door drs. R. de Jong (Samenstelling: Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Productie: Afdeling Voorlichting Ministerie c.r.m.).
eind4
Slechts één voorwaarde worde daarbij niet over 't hoofd gezien: de nieuwbakken plattelander moet zonder meer alle steedse arrogantie afleggen, moet begrijpen dat hem als gast bescheidenheid past, moet zijn buren als eenvoudig mens tegemoet treden en dankbaar zijn dat hem de gunst ten deel is gevallen, verlost van zijn druktemakerige herkomst, tussen veelal eerbiedwaardige mensen in rust te mogen leven.
eind5
Inderdaad heel wat anders dan de bekende maaiers van Pieter Breughel d.O., nu in het Metropolitan Museum of Arts te New York - de traditionele aesthetisch bezwaarden en folkloristen, die zèlf gemeenlijk géén landarbeid verrichten, hebben gemakkelijk praten...
eind6
Een bijzonder geslaagd voorbeeld van aanpassing der moderne werkmethode aan de traditionele vormgeving is beschreven en afgebeeld in ‘Natuurbehoud’, het orgaan van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland (5e jaargang, no. 2, mei 1974, p. 43). Het betreft een ligboxenstal, waarbij de voedersilo's zijn weggewerkt onder de rieten kap (natuurmonument Eerder Achterbroek). Men bedenke echter dat deze boerderij op de monumentenlijst staat en dat de fraaie oplossing tot stand kwam door samenwerking van Natuurmonumenten, de pachter Nevenzel, Monumentenzorg, Landbouwvoorlichting en Het Oversticht, met hulp van de dorpstimmerman. Dergelijke mogelijkheden zullen zich betrekkelijk zelden voordoen, maar het resultaat is ronduit voortreffelijk. Hulde aan de boer en diens liefde voor het landschap, zomede aan de steunende instanties!
eind7
Zie in ‘Strijd om Schoonheid’ (vermeld in hfdst. 14, ann. 3), de opmerkingen van ir. R. Meischke over de toekomst onzer boerderijen (p. 60) en het opstel van H. Rowaan, ‘Boerderijen en de modernisering van de landbouw’ (pp. 97 e.v.). Voor wat de documentatie van de Nederlandse boerderijen betreft, is van belang geweest de oprichting in 1959 van de Stichting Historisch Boerderij-onderzoek, gevestigd in het Openlucht-museum te Arnhem, welke met steun van z.w.o. zoveel mogelijk gegevens tracht vast te leggen. Het is plicht hierbij met erkentelijkheid de naam te noemen van drs. R.C. Hekker, die terzake baanbrekend werk heeft verricht.
Zie: R.C. Hekker, ‘De ontwikkeling van de boerderijvormen in Nederland’, Duizend jaar bouwen in Nederland ii (Amsterdam 1957).
R.C. Hekker, ‘De ontwikkeling van de Gooise Hoeve’, Oudheidkundig Jaarboek xii, 1943. De genoemde Stichting heeft bovendien o.m. uitgegeven: L. Brandts Buys ‘De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier.’ (1974)

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken