Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Begijnhofsproken (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Begijnhofsproken
Afbeelding van BegijnhofsprokenToon afbeelding van titelpagina van Begijnhofsproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.93 MB)

Scans (15.99 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Begijnhofsproken

(1911)–Antoon Thiry, Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

De Waterheiligen

I

IN de Lente als de eerste madeliefkes pimpeloogen in 't jonge gras en de kastanjelaren plakken van 't snot, wierd Suska geboren in de kooi van de ouderlijkeschuit: ‘De arke des Verbonds’ genaamd. Het meisje was rood als een pioentje en malsch gelijk een abrikoos, een wolk van een kind. De vader was blij en hij danste van plezier omdat het jong geboren was in het teeken van de visschen, het water-element. Het was kermis in 't schip, ze dronken bier met suiker, bakten pannekoeken en stoofden droge pruimen, en de schippersknecht haalde zijn harmonica voor den dag en speelde er den heelen avend op. Dit gebeurde achter het Liersch Begijnhof en den anderen dag wierd het borelingsken er gedoopt door 't pastoorken met

[pagina 8]
[p. 8]

het eene oog en den mond zonder tanden.

En de Arke vaarde naar Grobbendonck en Herenthals zooals ze alle weken deed met steen, kolen, graan en smout in den buik, tot den dienst der menschen. Zoo deed zij 't al jaren en Schipper Verstokt won er zijn broodje mee en smoorde zijn pijp in den vrede des harten. De moeder zong een kermislied en het zwert hondeken baste tegen Suska. Uit de Lente groeide de korengevende Zomer, die op zijne beurt verrimpelde tot de koninklijk gekleurde herfst, vol dunnen mist en fijnen zilverdraad, te heerschen begon. De Arke vaarde door regen en slegen, grijs weer en zonneschijn.

Als de witte winter het land toedekte en de eerste vorst 's nachts sterrekens van ijs op 't water in malkaar spon, kwam de Arke des Verbonds achter 't Begijnhof aanleggen en liet er zich vastvriezen om er den kalen winter door te brengen. Alles werd van 't dek geruimd en 't schippersvolk wachtte er de Lente af, gedoken in de warme holte van het schip. Om een stuiverken meer te verdienen in dezen kouden tijd en 't vet van den zomer niet heelemaal te moeten opeten, timmerde vader Verstokt een slee, bond schaverdijnen aan zijn voeten en reed er

[pagina 9]
[p. 9]

mee naar Lachenen om een tonneken dubbelen gersten en een flesch jenevel. De schippersknecht schuurde het ruim, plaatste er een geutijzeren stoveken in, en huurde bij een kleerkooper tafels en stoelen. Uit een kist wierden pinten, borrels, pijlschijf en speelkaarten gehaald en in deze vreemde herberg kwam het volk den Zondag daarop bier drinken en pijpen rooken. 't Was iets plezierigs een staminee op een schip, en de schipper en zijn wijf tapten en schonken en het mansvolk amuseerde er zich tot laat in den avond. Zoo ging de tijd om tot de winter ook al oud wierd, de dooi het ijs deed smilten en 't gescheurde ijs in schollen afdreef. En de Arke vaarde weer de vroegere wegen op. Zoo verliepen de seizoenen en verzwonden de jaren. En Suska groeide als een bloem, kraaide en zong op het dek en 's avonds leerde heur moeder heur bidden en breien en lezen in het Kruisken A. Ze leerde de dorpen en gehuchten kennen waar ze voorbij vaarden: Lier, Emblehem, Nijlen en meer wist hoe het Netheland er uitzag in de drie open seizoenen en ze had er een deugd aan de boomen en de huizen te zien onder de wisselende hemels, maar ze zou er niet hebben willen wonen. Ze hield van het water, het

[pagina 10]
[p. 10]

aangename, levende water waarop de zon en de maan zoo schoon spelen konden en de winden ritselden en de regens ruischten. Ze maakte schuitjes uit oude holleblokken en heur vader leerde heur zwemmen. Voor geen geld zou ze te lande willen zijn in de duffe huizen en die benauwelijke straatjes!...

Maar tusschen die reeks van landschappen die wekelijks aan heur voorbijschoven was er een waar ze met de jaren meer en meer van te houden begon en dat was het Begijnhof met de roode spitse daken, de witte gevels en het fijne torentje waarin het zilveren kloksken zóó innig te zingen hing.

Als ze uit Herenthals leeg wegvaarde, rap en hoog boven water met de afloopende tij kwam er een blijde klop in heur hert en zat ze op 't voorsteven te kijken of ze, tusschen Sint-Gommarustoren en 't gothieke Belfort, boven de huizen en de boomen het Begijnhoftorenken niet zag. En als ze dan, de stad omgevaren, het daar rood en wit en groen tusschen de vesteboomen liggen zag, met de vredig smorende schouwpijpen voor den vierurenkoffie, dan wierd het heur zoo zoet om 't hert dat ze den wellust van 't varen vergat alsmede de wisselende

[pagina 11]
[p. 11]

tafereelen uit dit malsche land van Rijen, zóó schoon en innig als een land van Belofte. En Suska, dan, blozend en blond gezeten op het groene watertonneken, keek heur oogen uit heur lijf en ze dacht somwijlen aan het leven in die zuivere huizekens en begijntje te zijn en met een wit laken over den kop, in het lof vol blauwen wierook, als verloofde Kristi den Heer te loven en te danken... Maar och! dan rook ze het water weer, voelde het malsche water en overzag de bochtige Nethe gewonden door de vette landen en ze zuchtte. Het water! het water als het bloed van heur hert, ze zou het niet kunnen verlaten!

En als de winter de wereld onderdekte onder zijn sneeuw, als de eenzame huizen onder al dat witte geweld in den grond schenen te zinken, als de berken lijk wolken van licht, en de olmen wit te schitteren stonden in de half-blinde zon; als de Nethe toelag en er iedereen op schaverdijnde dan lag de ‘Arke des Verbonds’ weer achter het begijnhof onder een witte sargie en klonken in het ruim het lachen en 't zingen der mannen bij 't drinken van 't smakelijk bier. Het zwarte scheeve schouwken dat tegen den mast omhoog stak rookte als een duivelspijp,

[pagina 12]
[p. 12]

want daarbinnen wierd er gestookt als in een bakkersoven.

Dan was 't een zoete tijd voor Suska. Ze ging elken morgen met heur moeder naar de mis, volgde de officiën, ging ter vespers en las mee de novenen van Sinter-Klaas, Kerstmis en Driekoningen. Telken Zondag wierd ze uitgenoodigd op een koffie bij 't een of 't ander begijntje, speelde een loto of een ganzenspelleken en ze spraken over geestelijke zaken, de martelingen der heyligen, de verschijning van Ons-Lief-Vrouwken en de schoonheid van den Hemel. En al de devote zielen stelden zich in de weerom het blonde, blozende schippersmeisken te behoeden voor wereldsche verleiding en ze gaven haar boeken, paternosters en schapulieren. En in die atmosfeer van kerstenheid en bidden en gelukkige leven in Godes alderzoetste tegenwoordigheid, smaakte Suska de fijnste geneugten van de ziel en ze wenschte dat er een Begijnhof mocht bestaan op een schip... Maar dat was nu helazen niet! En er kwam twijfel in haar, die dan weggeblazen wierd door den vromen geest dien ze inademde uit de gekregen boekskens, zooals Thomas a Kempis, de Gulden Legenden en zoo meer, maar van zoo haast ze geteerd

[pagina 13]
[p. 13]

houtwerk rook dacht ze aan het water en het schippersleven en vergat ze 't Begijn-zijn... Het water kon toch zoo schoon zingen als de wind er over voert en was daar God ook niet tegenwoordig vermits de psalm zeide:

‘De wateren spreken met den Heer!’

Zoo wierd ze met heur twijfel van hier naar daar gestuurd, Ze kon geen besluit nemen.

De Lente wapperde een lauwen wind in de zwarte boomen, knoppen schoten, de grond rook en weer ging de ‘Arke des Verbonds’ de waterwegen op. En elken Winter stond vaster Suska's wensch Begijntje te worden en al het eerdsche goed en ijdele verlangen op te offeren om te worden de gelukkige verloofde Onzes-Heeren Jezus-Kristus, tweede persoon der Alderheyligste Drievuldigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken