Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Begijnhofsproken (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Begijnhofsproken
Afbeelding van BegijnhofsprokenToon afbeelding van titelpagina van Begijnhofsproken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.93 MB)

Scans (15.99 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Begijnhofsproken

(1911)–Antoon Thiry, Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

Het Sacrificie van Zuster Wivina

[pagina 41]
[p. 41]

Het Sacrificie van Zuster Wivina

IN die wondere dagen, woonde, achter het oude kerkhof en bezijds de kleine kapel van O.L.V. van Zeven Weeën, 't begijntje Wivina, die was van rijken huize en edel bloed en bezat een schat van de zeldzaamste oudheden, meegekregen uit het ouderlijk kasteel.

Jezus met zijn zoete moeder en al die heiligen, waren met hare antikiteiten het geluk en de vrede van haar nobel leven. In de kerk ging haar ziel gelijk een wierook naar omhoog, daar bestond er niets dan de hemel voor haar in al zijn gulden glorie, maar eens tehuis begon ze seffens te genieten van haar antiek.

O! haar antiek, dat beschaduwd was door den geest harer roemrijke vaderen, die steeds waren de bloem van het middeneeuwsche ridderdom. O! dat antiek, waarin zij heel haar

[pagina 42]
[p. 42]

voorgeslacht voelde en elk voorwerp sprak van hunnen grooten luister, dapperheid en edelmoedigheid.

Zij kon er uren naar zitten kijken en mettertijd waren al die weelderigheden haar zoo lief, neen nog liever dan menschen geworden.

Ze bezat een ongemeenen schat, deze Juffrouw Wivina, die was lang van gestalte en smal van gezicht, met weemoedige groote oogen, die altijd in 't verleden schenen te kijken naar ver verwijderde tijden; en terwille van haar hoogen stand zeer teruggetrokken was, tegenover de andere begijnen die meestal burgerdochters of blozende boerenmeiskens waren. En bij dien schat kon ze heur hart ophalen en vrijelijk de vlucht van heur gepeinzen laten vliegen.

Hoe leefde en bloeide ze daar, te midden die oude meubels, tapijten, platen, beddekens en pottekens. Van als ze in heur huis kwam, beleefde ze aanstonds die zoete gevoelens. Daar in het witte, gewelfde trapportaaltje stond de hooge, gebeeldhouwde horlogiekast met den zwaren zon-slinger in zijn buik en de koperen cijferplaat, rijkelijk gegraveerd en beschilderd met een helle hertenjacht. Ook stond er de dierenriem op en de maantijden. Traag en deftig

[pagina 43]
[p. 43]

ging die slinger met een geronk als 't begin van een zwaren klokketoon; hij was overal hoorbaar in haar stil huizeken en zij kon er naar luisteren als naar een voorname vriendin. En als het uur sloeg, begon daarbinnen in het hoofd der kast alles te ratelen en overhoop te loopen, dan viel het ineens weer stil en klonken er al naar 't getal der uren, uit die plechtigheid volguldene klanken op die uiteencirkelden lijk waterkringen en door al de vertrekken heen zoemden. Dat was lijk het kort lied van een engel voor haar en ze had soms gewild, dat ze heel den dag door die zoete klanken hoorde. Hoe dikwijls heeft ze niet achtereen de groote wijzer voort gezet opdat zij aanhoudend de stem van de guldene klok daarbinnen aanhooren kon?...

In den hoek onder het smalle portaal-venster stond een met leder-beslagen koffer, met ijzeren scharnieren en daarin hield Wivina geborgen ouden kant en vreemde, bebloemde zijden lappen die waren als wonderen van teedere of vinnige kleuren in het witte licht.

Aan de muren, in glazen kastjes, hingen zwartomlijste landschappen die openden vergezichten op hemelsche landerijen met laurieren en oranje boomkens op de heuvels en rood en

[pagina 44]
[p. 44]

blauw bebloemd gras langs blonde wegen, die sierlijk slingerden naar omwalde steden, met porceleinen kerken en pinakels, fijnder bewerkt dan venetiaansche kant. Er hing een groot statig portret van een geharnasten ridder, met schoone handen en stouten blik, een harer voorvaders wellicht. Boven de twee grijze deuren prijkten hare twee geslachtsschilden, een met leeuwkens en met eekhorentjes, 't andere met een witte ster op blauw veld en een rooden haan op een bleeke hand. Er lagen tapijten op den grond en van de gewelfde zoldering hing een zwart-ijzeren kroonluchter met lange, bruinwassen keersen in. Zoo was het alreeds in 't portaaltje, en wat moest het in de huiskamer dan zijn?

In het schuchtere licht dat door de looden ruitjes zakte, stond hier alles streng en zeer voornaam en elk voorwerp scheen meer weerde te hebben dan in de open lucht. De muren waren met kostelijk goud-leder behangen, en een groote tapijt bedekte den muur, met erop bleeke vrouwen met torenmutsen, die rond het ledig graf stonden met tranen in de oogen, en gouden balsempotten in hun handen. In de verte was een witte stad en weerskanten van

[pagina 45]
[p. 45]

het tapijt, nevens de omlijsting van fruitguirlanden, onder blauw-bladerige boomen, zag men Jezus verschijnen als hovenier aan Magdalena en aan den ongeloovigen Thomas. Die tapeet had menigmaal de schaduw van haar roemrijke ouders gedragen.

Op kassen, schouwmantel en tafels stonden potten en vaasjes en tasjes, zoo fijn en teer dat men ze niet aanraken dierf; Japansch, Delftsch, Chineesch en meer, alles wat de oude geslachten in gleis en koperwerken hadden bezield was hier op zijn kostelijkst vereenigd. Achter de groene ruitjes der kasten glom het zilverwerk. Voor een open drieluik, brandde gedurig aan een lichtje in bronzen lamp en tusschen de twee vensters in, glom een koperen lutrijn, waarop lag een dik boek, in leder gebonden met gouden sloten en roode en blauwe linten. Het was het leven der heiligen, geduldig opgeluisterd door monniken uit de middeleeuwen.

Maar, in een zwart ijzeren kistje, van binnen witte fluweel, lag voorzichtig geborgen, de perel van heur huis, de krone van heur oudheden! Het was een gulden vaasje, ingelegd met ivoren krullen die teeder beschilderd waren en bezet met peerlen, diamant, saphoren en robijnen,

[pagina 46]
[p. 46]

het was een weelde van toon en kleur, en wellust van klank, van een zeldzame duurte en daarbij het kostelijkste dat heur nageslacht had nagelaten, een zweem van geurige oude olie doordronk het nog, het was een historiestuk, dat het beste sprak van haar verleden.

Het kwam nog van David den reuzendooder en psalmzanger; Karel de Groote had eens gezegd: ‘Liever beide mijne oogen kwijt, dan dit vaasje te moeten missen’. Deze groote keizer had het van de Mooren verkregen tegen drie steden en veertig karren goud. Na zijn dood was het plots zoek geraakt en 't was slechts een van Wivina's voorvaderen, die het later in den kruistocht ievers bij Bysantium na harden strijd had weergebracht. En door de eeuwen heen was het voor Wivina's geslacht hun roem en hunne glorie. Nu bezat zij het, hier op het schamele Begijnhof, het vaasje, waarmee men heel Vlaanderen en Britanjen en Vrankrijk koopen kon, maar niemand sprak ze er over, uit vrees voor de dieven. Nooit heeft ze een dag nagelaten het te bezien, het te bestreelen en te aanschouwen in het spel van het schuchtere licht, maar dan waren alle deuren op grendel.

Zoo was haar huisken met al zijn praal en

[pagina 47]
[p. 47]

weelde, slechts een schrijn voor het vaasje. Daar was dan ook niets in haar huis dat meer-weerdig was dan dit heilig voorwerp.

Zoo genoot ze van haar weelde als een drinker van den wijn, en al sleet ze daar-buitenom een heilig leven en vond zij hare passie voor dien ouden luister harer weerdig, toch was men in den hemel daar niet mee kontent en God sprak Sinte-Franciscus aan, den vader van de armoede. Deze schoone heilige boog en zei: ‘Uw wil geschiede!’...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken