Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Minneke Poes (1942)

Informatie terzijde

Titelpagina van Minneke Poes
Afbeelding van Minneke PoesToon afbeelding van titelpagina van Minneke Poes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Minneke Poes

(1942)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

[9]

Omdat het gemeentehuis ook herberg is, staat het tegenover de kerk, tegen dat de mis uit is en het lof begint.

Een beek dient om aan den drogen wandelaar den dorst te lesschen, een herberg om hem te verwekken.

Het gemeentehuis staat om zoo te zeggen tegen het huis van menheer den secretaris. Er staat een regenwatervat tusschen.

Hij hoeft er zijnen hoed niet voor op te zetten, om naar het gemeentehuis te gaan. Het is drie stappen. Hij heeft als het regent geen paraplu noodig. Hij kan zijn hand boven zijn hoofd houden, en hij doet het dan ook bij vallend nat.

Als het raad is, gemeenteraadszitting, conseil municipal, dan zet hij er zijnen besten bolhoed voor op, al is het ook maar drie stappen.

[pagina 58]
[p. 58]

Een bolhoed is 'n weerdige dracht voor begrafenissen, om een plaats aan te vragen en voor andere gewichtige dingen.

Maar drie stappen is te kort, te weinig en te rap om de voorname bedoeling van den bolhoed te onderlijnen.

Meneer de secretaris wandelt daarom eerst een keer of drie voorbij het gemeentehuis, de aktentasch genepen onder den arm, gedachten bijtend uit zijn onderste lip.

 

Meneer de burgemeester, de baron, komt met zijn marokijnen aktentasch, en zijn handschoenen altijd bij, nooit aan, in zijn tonnauken haastig aangereden. Altijd wat later, altijd veel werk.

De andere zes, plus de secretaris zitten al bij hun bier, en hebben, buiten één, hun zondagsche dingen aan. Meneer de baron heeft dat gaarne. Ze huren van hem. Die eene niet. Dré de Zon. Die is op zijn 's werken-

[pagina 59]
[p. 59]

daagsch. Alleen om tegen te werken en anders te doen dan de anderen. Men ziet, die vindt men overal, zoo'n menschen. Hij is in zijn werkfrak, ongeschoren, op zijn kloonen, maakt veel lawijd, drinkt in en uit, pruimt, speekt op den grond, en veegt zijn voeten aan den baron, zegt hij.

De burgemeester snelt dik en vochtig binnen, met een gekochten lach. Hij geeft allen een karakterlooze hand, als een handschoen met zand er in. ‘Voor mij ne pint, madam. Voor allemaal ne pint, madam.’ Hij dopt de vleeschdauw van zijn voorhoofd met een bekroonden zakdoek af. En als hij zijn pint vast heeft, en een beleefden slok gedaan, zegt hij: ‘Kom menheers, 't is vandaag veel te doen, en 't mag niet te lang duur. Het zal in mijnen gedacht nog hard weurre dondere, ne groote orage. Daar is al nen donderbeest in mijnen oog gevloog.’ Zij drinken den kop van hun bier. Zij staan op en zij stappen met hun

[pagina 60]
[p. 60]

pint, als een opgebrande kaars, naar de muffe zittingzaal, waar een ronde tafel, een lessenaarke en een borstbeeld van Leopold den tweede, hen nooit meer verwacht had.

De garde-champetter staat bij de deur om de orde te houden onder het publiek, dat niet verschijnt.

Dré de Zon sleft grommelend achternaa, maar komt.

Menheer de secretaris ontsluit de lessenaar, waar niets in staat dan een inktpot; hij haalt die er uit, en zet hem bij zich op tafel. Eenigen zien eens vol ontzag naar dien inktpot, waaruit de secretaris al zijn verstand haalt. Vol zorg haalt hij de papieren uit de tasch. Na het voos verslag en 't een en 't ander, komt de beruchte steenweg weer eens op het tapijt.

Een andere steenweg, die ergens naar toe moet loopen. Maar hoe? Recht op recht, of met omwegen? Slingeren-slang om elken boer plezier te doen, maar peperduur en

[pagina 61]
[p. 61]

zwaar van belastingen of wijsvingerrecht, goedkoop, maar met omtrent geen huizen langs de baan.

De burgemeester, die voor de omwegen is, neemt met veel beslag een rolleken papier uit zijn marokijn, en ontrolt voor de zooveelste maal den nieuwen steenweg voor hun oogen open.

Hij wijst het voordeel der kronkelingen met al zijn vingeren, waaraan groote ringen en witte nagelen blinken.

‘Ik blijf bij mijn gedacht,’ zegt Dré de Zon.

‘Wat is uwen gedacht?’ vraagt de baron geërgerd, die het gedacht al jaren weet.

‘Recht op recht, de oude baan, die er al ligt, laten bekasseien,’ zegt Dré de Zon, bang en durvend, met zijn oogen in zijn bier.

Met een fel: ‘Neen Menheer...’ knipt de burgemeester hem het woord af, en na een medelijdende glimlach zegt hij: ‘Versta nu eens

[pagina 62]
[p. 62]

eindelijk, menheers... Gebruik nu eens al uwen intelligentie. De oude baan is nie goe daarveur. De experts van de ponts et de chaussées zeg het ook. Het kan nie gaan. De oude baan, 't is zij onderweg maakt ne zak... ne leelijke zak, die met de winter altijd onder de water zal staan... tot hier aan de knie. Nie plezant voor de peerd en de mensch daar moete deur te loope.’

‘Hoogt hem dan op,’ grommelt Dré de Zon.

‘Ophoog, ophoog,’ misprijst de baron gekrenkt. ‘Tegen de natuur is geenen force bestand.’ En dan steekt hij zijnen beveelvinger, onbewust in de richting van den koning, ‘en vergeet nie dat daar ne meulder woont, en als die ne chaussée krijgt, wat gaat de mulder van de andere meul dan zeg? Zijn kalants kwijt geraak! En dan?... Ik wil dat nie op mijnen conscientie. De meulders van de twee meul hebben gelijken recht... Spijtig dat ik

[pagina 63]
[p. 63]

niet beter kan explikeer, want er zijn nog veel andere ding te zegge. Explikeer het eens in de moedertaal, monsieur le secrétaire.’ De anderen knikken fier dat z'het ook in de slechte moedertaal reeds verstaan hebben. 't Is dus overbodig.

De baron biedt elk een sigaar aan. Er zijn er beter.

Maar Dré de Zon geraakt niet uit zijn palmenhouten dag.

‘Leg uit, ik luister,’ zegt hij van uit zijn maag.

De secretaris slikt eens weemoedig, die steenweg ligt op zijn hart. Hij gaat er voor recht staan en explikeert dor het voordeel der omwegen. En van maar geduld te hebben. Alles niet ineens... Rome en Keulen, enz. enz.

En terwijl trekt de burgemeester een tevreden puntmond als de tepel van een citroen.

Heel de kwestie voor den baron is, dat er geen steenweg komt, noch een rechte, noch een kromme.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken