Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pallieter (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pallieter
Afbeelding van PallieterToon afbeelding van titelpagina van Pallieter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (31.74 MB)

ebook (3.68 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman (populair/bestseller)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pallieter

(1916)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

Een schoone winterdag.

PALLIETER kwam buiten, en het was een weer, zoo kleer en zoo jeugdig alsof opnieuw de lente begon. Hij haalde zijn klak, stak zijn pijp aan en ging op wandel om zijn beenen te rekken. De hemel was als antiek blauw porcelein, en een bol windeke liep door de lucht, dat in de hofkens het bleekend lijnwaad, aan koorden, klapperen en wapperen deed. Pallieter had er deugd van, te zien hoe de wind in witte vrouwenbroeken spande alsof er waarlijk billen in staken.

Op het veld stond hier en daar een boer te werken, een schup blonk, en het natte groen plakte smakelijk af tegen den bruinen grond. De verten waren bleek van zon, maar helder van doorzicht. Tusschen de kale boomen lagen de roode hoeven, en boven den dicht beboomden kant, langs het Zuiden, klompte blauw de struische toren van Mechelen.

[pagina 189]
[p. 189]

Pallieter wreef in zijn handen en snuffelde den reuk op der platte aarde, die sedert dagen en dagen beregend was, en nu door dezen gezonden wind weer tot haar vaste vettigheid kwam.

De wegen werden droog en hard, een haan kraaide, er vlogen duiven, en Pallieter zei: ‘Dat is 'n heilig weer!’ Zoo wandelend van den eenen weg op den andere, hoorde hij opeens ievers orgelmuziek.

't Waren als glazen pianoklokken, als kloppen op kristallen flesschen. Dat deed zoo goed en heerlijk in dezen verrassenden dag, dat Pallieters hert er van opwipte in zijn lijf. En hij er op af.

't Moest van achter den steenweg komen. Hij ging rapper. Achter den steenweg en een plek abeelenboomen stonden heel alleen twee roten werkmanshuizekes over elkander. Als Pallieter daar kwam was er geen mensch te zien, dan twee kinderen die met slijk aan 't spelen waren.

Zie! ginder kwam een magere, zwangere vrouw, en een ros meisje met een italiaansch orgel afgestooten. Als zij aan de huizen waren, hielden zij stil, en seffens greep de vrouw naar den draaier, en, pardjinkel! rap en haastig, als om ter eerste te zijn, klopten heldere klanken het anders zoo langzame lied: ‘Connais-tu le pays?’ En zie! de vuile gordijntjes schoven wat op zij, deuren gingen open en er kwamen wijven met en zonder kinderen op den arm voor. Zij knoopten hunne losse jakken haastig toe en streken het klishaar naar achter. Hun gezicht verkleerde en de een riep een zottigheid naar de ander. Zij schoven

[pagina 190]
[p. 190]

buiten, hielden de hand op de slip van hunnen rok en troepelden bijeen. Een hoop morsige jong stond nieuwsgierig rond het orgel en een kleine, magere manskerel, een kleermaker, te zien naar den witten driegdraad die op zijn broek en vest plakte, liep op zijn kousen in 't midden van de straat, zwaaide zijn armen, sloeg zijn beenen en gaf een dansken af. De vrouwmenschen schoten in een lach. Seffens grepen twee jonge deernen elkander vast, en begonnen te draaien dat hun rokken er van ballonden. Dat was de onderbreking, en opeens was al wat beenen had aan den dans. De moeders liepen hun kind in den wieg leggen of stopten het in den arm van een snotjongen, en dansten mee. De zwangere vrouw lachte dat haar dikke buik er van waggelde. Pallieter zag het aan met gelukkigen lach. Het ros meisje ging met een verroest kroesken rond en iedereen gaf een duit of een cent.

En de vrouw draaide de ‘Veuve Joyeuse’, ‘Die Wacht am Rhein’ en de wals van ‘Faust’. Maar daar dreef en stootte een veldwachter de jong op zij en gebood barsch tot de verschrikte vrouw: ‘Hier ni spele, iest aanvrage oep den bureau, allé hoep!’

‘Ge meugd hier toch orgel spele, zooveul as ge wilt!’ zei Pallieter.

‘Ja, as ze gin cente vraagt.’

‘Awel, ze zal er gin vrage!’ riep Pallieter tot den veldwachter en dan tot de vrouw, terwijl hij haar twee frank gaf: ‘Lient mij oe orgel veur e kortierke, ik vraag gi geld, 'k mag dus spele! Allé

[pagina 191]
[p. 191]

vroem on den dans! 'k zal ik draaien want van e goe weer mut ne mensch profiteere! Hoep!’ En hij pakte den draaier vast en draaide er mee dat het orgeltje er bijna van kraakte!

De vrouwen walsten opnieuw en de kinderen mee.

Pallieter was gelukkig, en met luide stem zong hij mee de voos van 't lustig lied.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken