Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De memoires
Toon afbeeldingen van De memoireszoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5,96 MB)

XML (1,40 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De memoires

(2002)–Leo Tindemans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 454]
[p. 454]

33
Duarte, Gromyko, Pflimlin

Als voorzitter van de Europese Volkspartij werd ik voortdurend ondervraagd over de gebeurtenissen in bepaalde Centraal-Amerikaanse landen, vooral dan in El Salvador. Napoleon Duarte had daar de leiding van de christen-democraten in handen en dat bracht hem onvermijdelijk in botsing met de opstandelingen die een guerrillaoorlog voerden, gesteund door Cuba en de Sovjet-Unie.

Overal heerste er grootse verwarring. In de katholieke Kerk verspreidden voorstanders van een sociale - marxistische - revolutie hun opvattingen onder de naam ‘bevrijdingstheologie’. Zij zochten overigens ook toenadering tot degenen die hun heil meenden te vinden in een leninistisch geïnspireerd gewapend verzet. Een bekende naam uit christen-democratische kringen, Ruben Zamora, was overgestapt naar die ‘bevrijders’ en met zijn naam werd geschermd om tot onderhandelingen te komen. Ik had met hem een lang gesprek gevoerd en ontdekte tot mijn grote verbazing geen bloeddorstige guerrillero. Hij was echter een eerder zachte, wellicht wat romantische en idealistische wereldverbeteraar, een gedroomde prooi voor de leninisten. De houding van de Socialistische Internationale kon in deze revolutionaire woelingen enigszins dubbelzinnig overkomen.

Ik had het Duitse regeringslid Hans-Jürgen Wischnewski graag gesproken over de kwestie. Ik had hem vroeger als een ernstig en betrouwbaar man leren kennen die voor de relaties tussen de ‘SPD Internationale’ en Latijns-Amerika instond. We ontmoetten elkaar op 30 april 1981 in het appartement van de Belgische landbouwattaché in Nederland, met name mijn vroegere adjunct-kabinetschef André de Paepe. Mijn Duitse zegsman bracht me uitgebreid verslag van zijn bezoeken aan Centraal-Amerika. Panama had hem zelfs een militair vliegtuig ter beschikking gesteld om de verplaatsingen te vergemakkelijken. Hij had dan ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om Cuba te bezoeken. Zijn relaas over het gesprek met

[pagina 455]
[p. 455]

Fidel Castro was bijzonder leerrijk. Castro had ondubbelzinnig te kennen gegeven dat hij betere relaties met de Verenigde Staten wenste. Ondertussen echter leverde hij wel wapens aan de guerrillero's. De Sovjet-Unie bleef voor zulk daadwerkelijk engagement voorzichtiger.

Eigenlijk keek zowat iedereen uit naar een politieke oplossing. Als bemiddelaars kwamen de presidenten van Venezuela en Mexico in aanmerking, en die waren zich daarvan bewust. Voortdurend was er sprake van het ‘Document van 3 februari’, een tekst die in het kamp van de opstandelingen was opgesteld. In feite kwam de inhoud erop neer dat onderhandelingen volstrekt noodzakelijk waren om een militaire reorganisatie van de opstandelingen toe te laten. Tijdens het onderhoud had Castro toegegeven dat het document authentiek was. Hij oordeelde dat de opstellers ervan idioten waren.

Aldus vernam ik van Wischnewski meer dan ik ooit van Mariano Rumor - belast in de EVP met de relaties in Latijns-Amerika - had gehoord. Ondertussen stond ik bloot aan loense aanvallen van nieuwlichters in Vlaanderen die christen-democraten in Latijns-Amerika, vooral Duarte, met alle middelen bekampten. Deze lieden citeerden voortdurend Mgr. Romero als lichtend voorbeeld. Korte tijd voor hij werd vermoord was hij bij mij in de Tweekerkenstraat te Brussel. Hij zette mij toen aan Duarte te steunen zo veel ik kon. In zijn ogen leek Duarte de enige man te zijn die serieus poogde tot gelukkige sociale en democratische hervormingen te komen. Bij ons stelden betweters hem voor als de grote opponent van Romero en ze bestreden mij omdat ik hem niet publiek afkeurde.

Gromyko

Het klinkt misschien eigenaardig, maar ik heb op menselijk vlak vrij goede relaties kunnen ontwikkelen met de sovjetminister van Buitenlandse Zaken, Andrei Gromyko. Deze man kon in het sovjetstelsel worden beschouwd als een soort wonderkind. In 1939 kwam hij op het ministerie van Buitenlandse Zaken en bleef er nagenoeg vijftig jaar, welke ook de leiders waren van het regime. Hij gold vanaf het begin als een specialist voor de Amerikaanse kwesties, werd ambassadeur in Washington en Londen, bezette voor zijn land een zetel in de Veiligheidsraad, en vulde de tussenliggende jaren op met zijn werk als minister. Zijn kennis van Buitenlandse Zaken was uitzonderlijk, zijn ervaring ongeëvenaard.

[pagina 456]
[p. 456]

In zijn Memoires schreef hij een paragraaf die zowel de feiten die hij meemaakte als de geest waarin hij ze beleefde, kernachtig weergeeft. Het leek wel op een belijdenis maar dan zonder passie: ‘Vanzelfsprekend domineren internationale aangelegenheden in mijn memoires, want daar heb ik het grootste gedeelte van mijn leven mee te maken gehad. Men zou kunnen denken dat ik aan sommige personen of gebeurtenissen onvoldoende recht heb gedaan. Daarop kan ik alleen maar zeggen dat ik twijfel aan de mogelijkheid om iedereen tevreden te stellen. De rode draad die ik gebracht heb, in het oog te houden, was mijn wens om objectief verslag te doen van de gebeurtenissen waaraan ik heb deelgenomen en een eerlijk beeld te geven van de personen die bij deze gebeurtenissen betrokken waren. Met andere woorden, het marxisme-leninisme is altijd de gids geweest voor mijn concrete handelen, ook voor het schrijven van mijn memoires en het zal altijd mijn gids blijven.’

 

Naarmate ik hem beter leerde kennen viel me op dat hij, als er de mogelijkheden toe waren, een onderhoud onder vier ogen verkoos boven alle andere vormen van bespreking. Als hij naar Amerika vloog, probeerde hij een tussenlanding te maken in Brussel zodat hij mij kon ontmoeten. Zijn Engels was onberispelijk, zijn vrij hoge stem niet onaangenaam en ik ontdekte al snel dat hij een gevoel voor humor had die zowel een hoge graad van ironie als van cynisme verraadde. Hij was een goede gesprekspartner, wat ik als een groot pluspunt beschouwde.

Aan een paar ontmoetingen heb ik een onvergetelijke herinnering bewaard. Zoals de lezer weet was ik in 1975 ingegaan op de uitnodiging van China om het reusachtige land te bezoeken. De ontvangst was indrukwekkend geweest. Ik werd er ontvangen door de leidende figuren van het land en de communistische partij, door Mao Tse Toeng en Tsjo En-lai. Uit de gesprekken had ik begrepen dat China een sterke afkeer had van de Russen. De reis betekende voor mij niet alleen een geografische ontdekking, zij vormde ook een uitstekende inleiding tot de politieke problemen van het Verre Oosten.

 

De vlucht van China naar Brussel was uitputtend geweest. Ik kon niet slapen, iedere trilling van het vliegtuig verdreef de slaap. Terug van zulke exalterende verkenning, meende ik recht te hebben op een dagje verpozing en recuperatie van krachten. Ik was echter nauwelijks thuis en nog in de slaapkamer toen de telefoon al rinkelde.

[pagina 457]
[p. 457]

De ambassadeur van de Sovjet-Unie nodigde me uit om een bezoek aan Moskou te brengen. Gewoonlijk vergen dergelijke contacten een lange voorbereiding, maar nu was er blijkbaar haast mee gemoeid. Ik besefte echter dat het hier ging om een initiatief met een uitzonderlijk karakter en ik accepteerde de uitnodiging onmiddellijk.

Kort daarop vloog ik naar Moskou, er vast van overtuigd dat zulke ongewone, niet-geplande uitnodiging iets met mijn verblijf in China had te maken. Ik voerde besprekingen met verscheidene hoge personaliteiten en zij waren allen, zonder uitzondering, nieuwsgierig om te vernemen wat ik in China had gevonden. Nu en dan werd er uiteraard ook propaganda gemaakt voor de Russische standpunten, wat me de kans bood om op mijn beurt vragen te stellen.

Op één vraag in het bijzonder wilde ik een antwoord weten. Zo vertelde ik dat de Chinezen me meer dan eens hadden gewezen op de verschillen in doctrine tussen de Sovjet-Unie en China. ‘Zou ik mogen weten welke die verschillen zijn?’ vroeg ik. Gromyko stak zijn neus in de lucht, keek me strak aan, trok de wenkbrauwen op, kuchte eens, zweeg dan even en zei dan met een stem die geen tegenspraak duldde: ‘They are just Chinese, Mr. Tindemans, just Chinese’ (Het zijn gewoon Chinezen, Mr. Tindemans, enkel Chinezen). Daarmee was de kwestie afgedaan.

De samenkomst met de minister van Buitenlandse Zaken was wel zeer bijzonder. We bleven de hele dag met zijn tweeën samen, zonder notulist, zonder ‘controleur’. We spraken voornamelijk over de Navo, de Europese eenmaking en de veiligheid en samenwerking in Europa. 's Middags bracht men ons een rauwkostschotel.

Gromyko leek bijzonder aangetrokken door het streven naar integratie en ondervroeg me over de oorsprong van deze gedachte en de evolutie van de concretisering ervan. Ik wist echter dat hij de Navo niet in het hart droeg. Zijn interesse ging vooral uit naar het Europees veiligheidsbeleid en het kwam me voor dat hij zulke Europese inspanning verkoos boven een Atlantische. Het belette echter niet dat zijn taal verhardde als hij erover sprak. Een Europese organisatie, zoals de organisatie die in Genève in de maak was en die zowel veiligheid als samenwerking beoogde, scheen hem meer te bevallen. De onderhandelingen daarover zouden in 1975 leiden tot de Slotakte van Helsinki, een keerpunt in de Oost-Westbetrekkingen. Tijdens mijn verblijf in Moskou werd de hoop gekoesterd dat de lange vergaderingen toch tot positieve resultaten zouden leiden waardoor de relaties automatisch konden verbeteren.

[pagina 458]
[p. 458]

Een van zulke testprogramma's werd onderzocht in Madrid, op het ogenblik dat bekend werd dat een Koreaans vliegtuig boven Siberië was neergehaald. Die voormiddag stond Gromyko vermeld als eerste spreker op de lijst van ingeschreven ministers. Toen hij het woord nam bood Gromyko echter geenszins verontschuldigingen aan voor wat er was gebeurd. Evenmin probeerde hij de agressieve daad te rechtvaardigen. Integendeel, hij ontketende een aanval tegen het Westen, meer bijzonder tegen de lidstaten van de Navo. Zijn taalgebruik was daarbij ongemeen brutaal. Hij nam zelfs zijn toevlucht tot scheldwoorden. Volgens hem waren de westerse landen de aanvallers, zij schonden de mensenrechten, zij waren de aanstokers tot oorlog en verdienden publiek te worden geblameerd. Zij waren vreselijke fascisten.

Aangezien België het eerste Navo-land was dat na die brandrede aan het woord kwam, drongen mijn collega's er bij me op aan ook namens hen de aanval te pareren. Met behulp van ambassadeur Panis paste ik de toespraak die ik had voorbereid zo goed mogelijk aan. Ik klaagde daarbij allereerst het neerschieten van een burgervliegtuig aan. Ik toonde aan dat zulke daad plots het verbeterde Oost-Westklimaat zou gaan overheersen. Waarom hadden ze wapengeweld gebruikt? Wat zou er nog volgen? Wat waren de intenties van de machthebbers in Moskou? Waren daarmee de pogingen om tot een CVSE te komen definitief gekelderd?

Ik werd onderbroken door de voorzitter, een Pool die duidelijk tot de fellow travellers behoorde. Hij toonde zich partijdig en onhandig en probeerde me van onderwerp te doen veranderen. De zaal keerde zich tegen hem want hij had Gromyko ongestoord zijn scheldkanonnades laten debiteren.

In de late namiddag waren alle deelnemers aan de onderhandelingsconferentie uitgenodigd op een receptie bij de koning van Spanje. Ik achtte het mijn plicht in te gaan op die uitnodiging en begaf me naar het Koninklijk Paleis. Ik begroette er de koning en de koningin en sloot me, na een kort en zeer vriendelijk onderhoud, aan bij enkele collega's die in gesprek waren met leden van de Belgische delegatie. Toen de ontvangst bijna was afgelopen ging de mooie deur open en deed Andrei Gromyko zijn intrede. Hij bleef een ogenblik staan, observeerde de zaal en - zonder eerst het koninklijk paar te groeten - stapte op mij toe. Hij zei hardop, kennelijk genietend van zijn eigen woorden: ‘Tindemans, you destroyed me this morning!’ (Tindemans, u heeft me afgemaakt deze morgen!).

Na een vrij lange schorsing - het incident met het vliegtuig woog zwaar op de internationale relaties - werden de onderhandelingen toch

[pagina 459]
[p. 459]

weer opgenomen. Gromyko kwam nadien opnieuw aan het woord en sprak een lange rede uit. Deze keer liet hij weliswaar de scheldwoorden achterwege, maar hij spande zich in om alle mogelijke twistpunten, hangende problemen, tegenstellingen en meningsverschillen een plaats te gunnen. Hij wekte daarmee sterk de indruk dat hij de conferentie van meet af aan de grond wilde inboren en dat de CVSE ten hoogste een doodgeboren kind kon worden. Maar plots veranderde hij van toon. Hij haalde de problemen aan die echt op de agenda stonden en suggereerde enkele positieve oplossingen. Hij somde ook nog een paar kwesties op die hij graag nog eerst had behandeld gezien om dan tijd vrij te maken voor de serieuze problemen. We konden onze oren niet geloven. Hier was nu plots een man met ervaring en kennis van zaken aan het woord, met wie blijkbaar wel viel te onderhandelen.

Ik was die dag niet ingeschreven als spreker maar had een uitnodiging van de Russische ambassade ontvangen. Ik besloot er heen te gaan en kon mij de visu overtuigen van de degelijke beveiliging van het gebouw. Gromyko ontving me met opvallende vriendelijkheid, bood me een fauteuil aan, vroeg me of ik whisky dan wel wodka wenste, en zette een boeiende conversatie in. Mijn gastheer spande zich in om niet in administratieve eentonigheid te vervallen. ‘Hoe vond u mijn speech deze morgen?’ vroeg hij me. Ik was geïntrigeerd door zijn vraag en schraapte even mijn keel. ‘Het tweede gedeelte bevatte heel wat verrassende en positieve elementen, voorstellen en suggesties, waarmee we in de toekomst nuttig werk kunnen verrichten’, antwoordde ik bedachtzaam.

Het was alsof Gromyko een lachbui kreeg. Met enige moeite vroeg hij me, niet minder intrigerend: ‘Maar wat dacht u van de eerste helft?’ Het was overduidelijk dat zijn toespraken doelbewust werden opgesteld en uitgesproken en dat de eigenlijke inhoud voor hem niet veel betekende.

Pflimlin

Ik had de Franse politicus Pierre Pflimlin al vroeg leren kennen op bijeenkomsten van de Nouvelles Equipes Internationales en had grote waardering voor zijn talenten. Die eerste ontmoetingen bleven natuurlijk het karakter behouden van de meester - die hij al vroeg was - tegenover de leerling - zoals ik me toen beschouwde. Dadelijk had ik vastgesteld dat hij een sterke Europese overtuiging had en dat zijn opvattingen over een

[pagina 460]
[p. 460]

toekomstige structuur van Europa door mij werden gedeeld. Hij was een onberispelijke Fransman aan wie de leiding van de regering werd toevertrouwd op het moeilijkste moment in de naoorlogse geschiedenis van zijn land, toen een burgeroorlog dreigde uit te breken met Algerije als inzet. Wat er allemaal is gebeurd in Parijs tijdens de nacht van de machtsoverdracht aan generaal de Gaulle, op 15 mei 1958, zal wellicht nooit iemand nog duidelijk weten. De actoren die er op een of andere manier bij waren betrokken zijn dood en ook voor dat deel van de geschiedenis zal het wel zijn dat niemand alle aspecten van de operatie kende. Of dat de ingewijden niet wilden onthullen wat ze hadden meegemaakt.

Mijn verblijf in het Europees parlement te Straatsburg heeft mij achteraf dichter bij Pflimlin gebracht. Hij was lid en voorzitter geweest van de Assemblée en als burgemeester van de stad voelde hij er zich mee vergroeid. Toen hij afscheid nam van de politiek werd hem een liber amicorum aangeboden waarin ik ook een zeer persoonlijke bijdrage had geschreven. Hij had me enkele keren uitgenodigd om voor studentenverenigingen te komen spreken. Zelf was hij een uitstekend redenaar, zowel in het Frans als in het Duits, twee talen die hij op bewonderenswaardige wijze beheerste. Hij was een overtuigd regionalist en het zou de moeite lonen eens wetenschappelijk te onderzoeken hoe hij de plaats van de Elzas zag in Frankrijk en in een Europese structuur.

Een paar keer had ik met hem een vertrouwelijk onderhoud en het spijt me nu dat ik niet onmiddellijk optekende wat hij me had te vertellen. Eén gedachtewisseling in het bijzonder is me bijgebleven. Op 15 november 1994, na een spreekbeurt voor Duitse bezoekers, gemodereerd door Kai-Uwe von Hassel, hadden we een zeer interessant gesprek waarin heel wat politieke onderwerpen aan bod kwamen. Pflimlin had het ook over het nieuwste boek van politicus en auteur Alain Peyrefitte, waarin hij een reeks opmerkelijke uitspraken van de Gaulle had onthuld.

‘Ik ben geen gaullist’, bekende de ex-premier. Dat wist ik uiteraard. ‘Maar als ik dat boek had geschreven, dan zou ik bepaalde dingen toch niet aan de grote klok hebben gehangen.’ Hij biechtte op dat hij in zijn Mémoires bepaalde uitspraken of gebeurtenissen niet had weergegeven of er niet onhandig was over heen gegleden. Op mijn vraag of hij nog zou publiceren of geschriften nalaten, antwoordde hij kortaf: ‘Neen.’ Wanneer hij over het verleden sprak, leek hij een vertrouwelijke toon aan te nemen. Zo zei hij met nadruk dat de Gaulle erg bitter was toen het Fouchetplan - ook door Spaak - werd afgewezen. Bij zijn terugkeer aan het bewind werd echt gevreesd dat de generaal een anti-Europese politiek

[pagina 461]
[p. 461]

zou inluiden. De Joegoslavische ambassadeur kwam zelfs met de boodschap dat zoiets moest worden verhinderd, want voor hen betekende de Gaulle oorlog. De Gaulle had in Londen trouwens nooit Engels willen leren. Geen woord. Hij kende wel een beetje Duits. Later, voor zijn succesrijke reis naar de Bondsrepubliek, had hij zijn Duitse toespraak helemaal uit het hoofd geleerd. Overigens had hij zich al vroeg misprijzend uitgelaten over de EGKS. Hij had het over ‘ce méli-mélo de charbon et d'acier’. Kort daarna oordeelde hij echter dat die Gemeenschap nog zo slecht niet was en hij handhaafde de Franse toetreding.

In Straatsburg had ik deelgenomen aan een colloquium over Europese veiligheid. Het was georganiseerd door het Forum Démocratique, met de hulp van de Conseil Régional d'Alsace. Nadien ondervroeg Pflimlin me over het verloop van de bijeenkomst. Hij was vooral geïnteresseerd in de conclusies. Hij vroeg zich af of ze zouden bijdragen tot een versterking van een veiligheidsbewustzijn. Hij klaagde erover dat er in het parlement geen ‘defensiecultuur’ aanwezig was. Op een bepaald ogenblik wilde hij me ook wat wijsheid bijbrengen, gedistilleerd uit zijn ervaring: ‘U moet altijd de Britse diplomatie in het oog houden, in goede en in kwade dagen. Die zit nooit stil.’ Hij keek me glimlachend aan en veranderde van onderwerp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken