Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3 (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3
Afbeelding van Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3Toon afbeelding van titelpagina van Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.34 MB)

Scans (4.29 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gezamenlijke dichtwerken. Deel 1-3

(1855)–Hendrik Tollens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

Herfst.

 
Voel den hemel op ons hoofd
 
Reeds zijn kouden adem lozen;
 
Laat ons op dit plekje poozen,
 
Waar een laatste handvol ooft
 
Nog der windvlaag bleef ontroofd.
 
Kom, Corinna! zit ter neder,
 
Waar die vale struiken staan;
 
Sla uw blikken heen en weder:
 
Reik het veld uw afscheid aan.
 
't Ligt te treuren, 't ligt verslagen,
 
En verlaten van 't gehucht;
 
Och, het schijnt den roof te klagen,
 
Waar de storm meê henen vlugt.
 
Zie! daar stuift het, weggereten,
[pagina 154]
[p. 154]
 
't Laatste siersel, dat er wast,
 
Roekloos door elkaar gesmeten,
 
En in 't voetzand zaamgetast.
 
Zie! de neergewaaide bladen
 
Hoogen de overplaste paden,
 
Waar nu 't kruid verdronken ligt;
 
Voel! de gure najaarsregen
 
Snerpt ons uit het noorden tegen:
 
Lieve! dek uw boezem digt.
 
't Laatste straaltje dreigt te smoren,
 
Eer de woudklok avond slaat.
 
Heeft de hemel 't licht verloren,
 
Dat zijn blik zoo somber staat?
 
Loom en lustloos neergebogen,
 
Kruipt en kwijnt de trage dag;
 
Vaakrig ziet hij rond uit de oogen,
 
Met een halfgedwongen lach;
 
Magtloos poogt hij 't hoofd te tillen,
 
Dat van gloed noch glansen bloost,
 
En beproeft een blik te spillen,
 
Die de treurige aarde troost:
 
o Mistrouw die valsche stralen,
[pagina 155]
[p. 155]
 
Die het waatrig zonlicht schiet:
 
Zie! waar ginds die neevlen dwalen,
 
Treuren de overvallen dalen,
 
Die gij weerloos plondren ziet.
 
Zie! waar ginds die stormen pakken
 
En zich vormen voor ons oog,
 
Tilt het woud zijn naakte takken
 
Om ontferming naar omhoog.
 
Hoor! de losgebarsten rukken
 
Teistren kuif en kruin aan stukken,
 
En verhaavnen bosch en dreef;
 
Waar wij de oogen reiken kunnen,
 
Zien wij 't laatste loof verdunnen,
 
Dat verstorven hangen bleef.
 
En, gij schoonste gaard van allen,
 
Waar de wijnrank welig wast!
 
Laat gij ook uw bladers vallen?
 
Houd ze nog een weinig vast.
 
IJdel wenschen, ijdel staren!
 
Nergens wiegen bloem noch blaren,
 
Waar de jeugd te kozen zat;
 
Nergens schaduw meer te vinden,
[pagina 156]
[p. 156]
 
Die de twijgen van de linden
 
Plag te schildren op ons pad!
 
Lust en leven zijn verdwenen,
 
En vergeten zang en spel;
 
Vlugt en vogels vloden henen,
 
En verstomden in 't vaarwel.
 
Stil! wat dreunt daar door de hagen?
 
't Is een schot. Corinna, kom!
 
De adel is in 't woud aan 't jagen:
 
Kom! de roof beraamt zijn lagen:
 
Vlugten wij naar 't vlek weerom.
 
Zie! daar stuiven uit hun kloven
 
Duizend vogels op naar boven,
 
Siddrend uit den slaap gewekt;
 
Jager! spaar die vlugtelingen,
 
Die der lente 't welkom zingen,
 
Als de winter huiswaarts trekt. -
 
Kom, Corinna! toef niet langer;
 
Hoor! de hagel klettert neer;
 
't Eenzaam woud heeft thans geen zanger,
 
Thans het veld geen bloemen meer.
 
Maar wat deert u? maar wat draalt ge,
[pagina 157]
[p. 157]
 
Waar die streek zoo welig stond?
 
Maar wat hijgend zuchtje haalt ge,
 
En ziet bosch en beemden rond?
 
Och, wat hangt gij, diepverslagen,
 
Aan het schrikbeeld van een droom,
 
En gelijkt uw levensdagen
 
Bij de bladers van den boom?
 
Laat dat ijdel spooksel varen,
 
Waar gij veel te vroeg voor beeft;
 
Laat verdorren bloem en blaren:
 
Smaken we, in de lentejaren,
 
Wat de herfst te schenken heeft.
 
Laat de stormen buiten zuchten,
 
En door struik en toppen slaan:
 
Binnen zijn de najaarsvruchten,
 
Binnen gloeit de druif ons aan.
 
Laat het drassig veld verzakken,
 
En verdrinken dreef en dal:
 
Binnen zijn de drooge takken,
 
Waar het vuur van kraken zal.
 
Laat den dag zijn aanbraak schorten,
 
Die naar sneller afreis kwijnt:
[pagina 158]
[p. 158]
 
Liefde zal ons d'avond korten,
 
Als het vriendlijk lampje schijnt.
 
Kom genieten, kom vergeten,
 
Kom naar binnen: alles schuilt;
 
Liefde zal ons welkom heeten,
 
En, aan d'eigen haard gezeten,
 
Lagchen als het buiten huilt.
 
Liefde leert ons alles derven
 
Voor 't genieten van zijn loon!
 
Laat natuur van rouw besterven,
 
Liefde legt zijn tooververwen,
 
En kleurt weer de schepping schoon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken