Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De neger (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De neger
Afbeelding van De negerToon afbeelding van titelpagina van De neger

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

Scans (20.33 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De neger

(1966)–Willem van Toorn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

De neger

 
Der Mensch lebt durch den Kopf.
 
Der Kopf reicht ihm nicht aus.
 
Versuch es nur, von deinem Kopf
 
Lebt höchstens eine Laus.
 
 
 
Bertolt Brecht
[pagina 9]
[p. 9]

I

Een aantal jaren geleden, toen ik op een kantoor werkte waar de ramen aan de voorkant uitzicht gaven op een straatje waar meestal kartonnen dozen bij vuilnisbakken stonden, aan de achterkant op blinde muren, moest ik om redenen die er hier niet toe doen een nieuwe kamer hebben.

Na lang zoeken vond ik er een op een smalle, doodlopende gracht in de binnenstad, in het enige woonhuis dat daar stond tussen vervallen pakhuizen met namen als de levant, zanzibar, de moriaan. Net als de andere was het een pakhuis geweest, maar gedurende de laatste tien jaar was het door een beeldhouwer als atelier gebruikt, een confijterij had in alle kieren verdroogde pitten en schimmel achtergelaten en vervolgens, alsof iemand nog eens de dode, kapitalistische bouwers van de binnenstad, vrome handelaars in slaven en specerijen, had willen pesten, had het dienst gedaan als socialistisch jeugdhuis. Toen ik er kwam werd het bewoond door Grimm, een chemicus, en zijn moeder. Op de voordeur zaten twee borden. Het bovenste droeg het opschrift pension, en was van de oude dame die de leegstaande kamers wilde verhuren om iets te doen te hebben. Het onderste deed denken aan de dure naamplaten die je wel eens bij advocaten of tandartsen ziet. Het was van marmer en er stond in nieuw uitziende gouden letters op:

[pagina 10]
[p. 10]
DR. H. GRIMM
LABORATORIUM VOOR
ONDERZOEK EN ADVIEZEN

Het was een indrukwekkend bord, waaraan maar weinig afbreuk werd gedaan door het woord clubhuis dat, door de socialisten achtergelaten, eronder nog net te lezen was.

Op de avond van mijn komst prikte ik een kaartje met A. de Bel tussen de borden en pakte mijn koffer uit in mijn nieuwe kamer, waarin een bed, een tafel met twee stoelen en een kachel stonden. Uit mijn koffer kwam er weinig meer bij dan wat kleren, boeken en een ansichtkaart van de Maas bij Vierlingsbeek, waar ik eens op een zomermiddag met een meisje in het gras gelegen had. De kaart prikte ik boven het bed.

De kamer was op de eerste verdieping, waar behalve twee wc's met de opschriften jongens en meisjes nog een kamer was, waar nooit een huurder voor is gekomen. Dat is minder vreemd dan het lijkt: het huis lag in een buurt waar niet veel mensen kwamen en bovendien maakte het al meteen na het opengaan van de voordeur een weinig uitnodigende indruk. Achter de deur lag een grote hal, die je alleen kon oversteken langs een smal pad, dat was uitgespaard tussen hoog opgestapelde meubelen en andere bezittingen van de oude dame, waarvan ik me, behalve een onbegrijpelijke hoeveelheid tafels en stoelen, herinner: een grote

[pagina 11]
[p. 11]

linnenkast, een paar roestige damesfietsen, een piano, stapels boeken, een groene, geëmailleerde kachel, een bed met bergen kussens en een badkuip vol stoffige schilderijen, spiegels, kranen en afgebroken deurknoppen.

Midden in de hal splitste het pad zich. Links leidde het naar de woning van de oude mevrouw, rechts naar de trap die naar de eerste verdieping voerde.

Op de tweede verdieping was het Laboratorium voor Onderzoek en Adviezen, waarvan ik de eerste maanden niets te zien kreeg. Grimm zag ik af en toe in de gang, een man van een jaar of vijfenveertig met een neus als een roofvogelbek en scherpe grijze ogen achter een bril met een nikkelen montuur. Hoewel hij nauwelijks groter was dan ik speelde hij het klaar, mij het gevoel te geven dat hij van grote hoogte op mij neerkeek. Als ik hem, meestal gekleed om uit te gaan, tegenkwam, deed hij me denken aan een generaal of zoiets, op weg naar de slag.

Zijn moeder was tegen de zeventig en ze zou er uitgezien hebben als een grootmoeder uit een sprookje als ze niet net zo'n neus had gehad als hij. Ze liep altijd in een oude, grijze soldatenjas, waarbij ze hoge mannenschoenen droeg. Vaak trof ik haar in de hal, waar ze rondscharrelde op zoek naar voorwerpen die zich in de bergen en stapels moesten bevinden en soms hoorde ik haar triomfgeroep als ze weer iets had opgedolven: ‘Die blauwe vaas, Hugo, waar ik altijd chrysanten in had.’

[pagina 12]
[p. 12]

Verder zag ik haar 's avonds aan tafel, want ze vond dat ik niet alleen boven moest eten. Grimm was nooit aanwezig bij deze maaltijden. De oude vrouw en ik zaten tegenover elkaar in haar hoge, donkere kamer, waarvan de wanden schuilgingen achter schilderijen en foto's van dode familieleden en waar nauwelijks ruimte was om je te bewegen tussen de meubelen. Het mooiste stuk was een zwart kamerscherm met gouden vogels, dat voor de deur van haar slaapkamer stond. Terwijl ze erop toezag dat ik genoeg at vertelde ze dat Grimm het huis een aantal jaren geleden had gehuurd omdat hij dacht met een advieslaboratorium goed te kunnen verdienen, maar dat was tegengevallen en zij had steeds met geld moeten bijspringen, hoewel hij nu beweerde iets onder handen te hebben dat grote rijkdom zou brengen.

Het huis en haar verhalen konden me in die tijd overigens weinig schelen, want ik was net aan het ontdekken dat er in het leven van Adriaan de Bel iets was misgegaan. Een paar jaar eerder keek hij nog uit ramen van klaslokalen naar de wolken en dacht aan de tijd waarin hij bevrijd zou zijn van de stemmen die overal de naam van wisten, alles konden uitleggen en zelfs god zo klein kregen dat hij tussen vier muren paste. In die tijd fietste hij met het meisje naar de rivier van de ansichtkaart en daar in het gras wist hij zeker dat ze hém niet klein zouden krijgen.

En als ik hem nu zag was hij maar een klein mannetje, dat iedere dag met een boterham in zijn tas naar een

[pagina 13]
[p. 13]

kantoor liep, waar een chef zat met net zo'n stem. Hij heette Vijlbrief en hield toezicht op mij en Blekemolen, een dikke jongen met een bril. Aan hun gezichten kon je zien dat ze het heel gewoon vonden ouder te worden achter glas, gehuurd, van negen tot vijf. Maar van mij maakte zich soms een gevoel van paniek meester als ik mij voorstelde dat mijn leven zo voorbij zou gaan, in slechtverlichte kamers, met werk dat ook door een eenvoudige machine gedaan had kunnen worden terwijl ik in het gras lag en naar de lucht keek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken