Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De toeschouwers (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van De toeschouwers
Afbeelding van De toeschouwersToon afbeelding van titelpagina van De toeschouwers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (7.23 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De toeschouwers

(1963)–Willem van Toorn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 173]
[p. 173]

13

Laat op de middag voor kerstmis maakte Oskar Lee in het slaapkamertje, waar hij zich gewassen en geschoren had, zijn scheerapparaat schoon, borg het met de kwast en de scheerzeep in een etui en stopte dit als laatste in zijn lichtbruine, kunstleren koffer, die hij een jaar geleden bij zijn vertrek naar D. had gekocht. Hij nam de koffer in de linker, de emmer met vuil water in de rechterhand en ging over de donkere zolder en voorzichtig de trap af. In het portaaltje zette hij de koffer onder de kapstok. Met de emmer ging hij de woonkeuken in. Rika Bel stond bij de tafel en schonk koffie in.

‘U heeft nog wel even tijd, meester,’ zei ze. ‘Voordat u gaat kunt u nog wel een kop koffie drinken.’ Ze had rode, vochtige ogen en keek Oskar weemoedig aan.

‘Ik moet nog even langs Braakman om afscheid te nemen,’ zei Oskar. ‘Dat heb ik hem beloofd. Dus ik moet wel wat eerder weg.’ Hij liep naar de gootsteen en goot de emmer leeg. Jan Bel zat bij het raam, dat op een kier stond, en tuurde naar buiten. Naast zijn stoel lag de windbuks.

‘Hij moet maar los,’ mompelde hij. ‘Het is te donker.’ Hij stond op en ging de woonkeuken uit. Oskar ging aan tafel zitten. Buiten jankte de hond. Even later kwam Jan Bel weer binnen. Hij nam ook aan tafel plaats en schoof zijn pet naar achteren. Voor Oskar lag, nog niet opengevouwen, het provinciale dagblad waarop Jan en Rika geabonneerd waren. Hij nam het op. Bittere kerstdagen in Hongarije, las hij. Eerste vluchtelingen in Nederland aangekomen. Verzet in Boedapest gebroken, maar strijders trekken zich terug naar de bergen.

Zo'n leven leid ik, dacht hij. Er wordt gestreden voor de

[pagina 174]
[p. 174]

vrijheid, en ik was het vergeten. Hij keek naar Jan Bel, die dromerig op de tafel staarde.

‘Wat had hij gedaan?’ vroeg hij.

‘Hij sleept al die vullis over het erf,’ antwoordde de man. Rika schoof hun beide een kop koffie toe en ging ook zitten. ‘Hebt u de asbak ingepakt meester, die u van de kinderen hebt gekregen?’ vroeg ze.

‘Ja,’ zei Oskar. Ik zal hem aan mijn vader geven, dacht hij, een kerstgeschenk. Hij is er zo blij mee als een kind, want er staan schepen op. Hij is er trots op dat hij een nederlander is, en dat onze schepen eens de zee beheersten.

‘Weten uw ouders dat u komt?’ vroeg Rika.

‘Ik heb ze geschreven,’ zei hij.

‘Van Amsterdam hebt u nog steeds niets gehoord.’

‘Nee, dat zal wel niets worden,’ zei Oskar. ‘Hoewel zoiets met zo'n drukke maand als december natuurlijk langer kan duren dan normaal. Het is een grote stad, met honderden scholen, daar gaat dat allemaal niet zo eenvoudig.’

‘Dat zou wel kunnen,’ zei Jan Bel. Zwijgend dronken ze hun koffie. Toen Oskar hem op had keek hij op zijn horloge. Het was half zes.

‘De bus is toch om zes uur aan de Brink?’ vroeg hij. ‘Dan moet ik gaan.’ Hij stond op. ‘Ja, wel zo ongeveer,’ zei Rika. Ook zij en de man stonden op.

Oskar ging naar het portaal en trok zijn jas en handschoenen aan. De twee mensen volgden hem en keken aandachtig naar al zijn handelingen. De man grinnikte.

‘Het is vreemd, dat u niet terugkomt,’ zei Rika met bevende lippen. Ze streek over haar buik. ‘Is de koffer niet te zwaar?’ ‘Nee, dat zal best gaan,’ antwoordde Oskar.

‘Als het zover is, dan schrijven we u, als alles goed gaat,’ zei ze.

[pagina 175]
[p. 175]

‘Natuurlijk gaat het goed,’ zei Oskar. Hij gaf de twee mensen een hand, nam de koffer op en ging, terwijl zij hem volgden, naar de deeldeur, die de vrouw voor hem opendeed. ‘Prettige kerstdagen nog,’ zei hij.

‘Ja, hetzelfde meester,’ zei de man grinnikend. ‘En wel thuis.’

Oskar liep snel om het huis heen en naar de weg. De lucht was koud en helder, er was geen wind. Hij hoorde de klompen van Jan en Rika Bel op de hardbevroren grond. Zij kwamen naar de weg en keken hem na. Hij stak zijn hand op.

Achter enkele van de kleine winkelramen aan de Brink brandde licht. Bij Estoppey waren de gordijnen dicht. Boven het postagentschap was alles donker.

Om tien over half zes belde Oskar bij Braakman aan. De hoofdonderwijzer deed open. Hij droeg het grijze vest en zag er ernstig, maar niet meer slecht uit.

‘Zo Lee,’ zei hij zacht. ‘Het is zover, hè? Kom binnen.’

Oskar ging de gang in. ‘Ik trek mijn jas maar niet meer uit, om zes uur komt de bus,’ zei ze.

‘Nee, dat is de moeite niet,’ zei Braakman. Oskar zette zijn koffer bij de kapstok. Dat zijn nog jassen van zijn vrouw, dacht hij. Die zal hij wel eens opruimen. Niets meer van Christ. Braakman liet hem voorgaan de kamer in. Bij de kachel zaten Veere en juffrouw Van de Pol. De gordijnen van de studeerkamer waren dicht.

‘Dat is een verrassing,’ zei Oskar. Hij gaf de twee vrouwen een hand en ging bij de tafel zitten. De hoofdonderwijzer nam tegenover hem plaats.

‘Zo, nu zeker eerst kerstfeest in het ouderlijk huis,’ zei hij, zijn handen wrijvend.

‘Ja, dat is de bedoeling.’ Oskar keek aandachtig naar

[pagina 176]
[p. 176]

Veere. Die kan nog jaren mee, dacht hij. Geen spoor van bederf.

‘Wil je misschien nog thee, Lee?’ vroeg ze vriendelijk.

‘Ik heb net koffie op,’ zei Oskar. ‘Er is ook geen tijd voor. Deze bus mag ik niet missen, want het is de laatste. Dank je wel.’

‘Hoe is het nu met die betrekking in Amsterdam?’ vroeg Braakman. ‘Ik heb er nog geen verzoek om inlichtingen voor gekregen.’

‘Ik heb ook nog niets gehoord,’ zei Oskar. ‘Ik wacht nog een paar dagen, dan ga ik opnieuw solliciteren.’

‘Dat is wel verstandig. En de hoofdakte? Kun je wat kalm aan doen in de vakantie?’

‘Dat denk ik wel,’ zei Oskar. Een tijdlang zwegen ze.

Toen de klok op de schoorsteenmantel vijf minuten voor zes wees stond Oskar op. ‘Kom, ik moet gaan, het is vijf voor zes,’ zei hij. Hij liep om de tafel heen en gaf juffrouw Van de Pol en Veere een hand. ‘Ik wens je het beste,’ zei hij. ‘En maar prettige kerstdagen, om te beginnen.’

‘Hetzelfde, Lee,’ zei Veere plechtig. Ze kneep stevig in zijn hand. ‘We gaan maar niet mee naar buiten, het is zo koud. We zullen voor het raam kijken’.

Ze ruikt naar zeep en ze heeft een nieuw permanent, dacht Oskar. ‘Ik ga even mee,’ zei Braakman. Hij nam zijn colbert van een stoel, trok het aan en volgde Oskar de deur uit. Oskar deed zijn jas dicht, nam de koffer op en liep naar de voordeur. Wat een zak, dacht hij. Braakman deed de voordeur open en ze stapten naar buiten, waar ze aan de stoeprand bleven staan.

‘Je kunt hem altijd horen aankomen,’ zei de hoofdonderwijzer. ‘Ik hoor hem nog niet.’

Oskar zette de koffer neer. ‘Hoe gaat het met Christ, me-

[pagina 177]
[p. 177]

neer Braakman?’ vroeg hij. Hij had haar twee brieven geschreven maar geen antwoord gekregen.

‘O, dat gaat heel goed,’ zei de man. ‘Het is beter zo. Ik ben er een keer geweest. Het zijn heel beschaafde mensen, maar het is ook een leraar.’

‘Dat zegt wel iets,’ zei Oskar. Het was een val, dacht hij, ik was er bijna ingelopen. Dat gekke mens had alles aan de gang gemaakt.

‘Ik vind het jammer dat je weg moet Lee,’ zei Braakman. Hij legde een bleke hand op Oskars arm. Oskar zag dat de ogen achter de bril vochtig waren. ‘Wij hebben veel aan elkaar gehad. In het begin hadden we weinig contact, maar later gelukkig meer.’ Veere en juffrouw Van de Pol hadden de gordijnen opengeschoven en achter de ramen postgevat.

‘Haar dood was een zware slag Lee,’ vervolgde de hoofdonderwijzer zacht, ‘maar we moeten berusten. Het leven staat niet stil. Zij is niet werkelijk weg van ons.’

Oskar knikte. Bij de kruidenier aan de overkant ging het licht uit. ‘Anna Veere is een grote steun voor me geweest,’ zei Braakman.

‘Ze is heel flink,’ zei Oskar. Hij hoorde de bus aankomen. Het licht van de koplampen viel op de bomen in het midden van het grasveld. Even later kwam de bus bij het huis van de dokter de hoek om en reed rammelend langs de donkere huizenrij. ‘Zij is dichter bij ons dan we denken,’ zei Braakman. Oskar stak zijn hand op en de bus stopte. Er zaten geen passagiers in.

‘Meneer Braakman, ik wens u het beste,’ zei Oskar.

‘Ik hoop dat het je goed zal gaan,’ zei de man. Hij schudde Oskar de hand. Oskar nam zijn koffer op en stapte in. Hij kocht een kaartje naar Meppel, zette de koffer in het net en

[pagina 178]
[p. 178]

ging zitten. Braakman en de twee vrouwen achter het raam zwaaiden. Oskar stak zijn hand op. Braakman riep nog iets, Oskar zag de mond achter het glas open en dichtgaan, maar verstond niets. De bus reed weg.

 

December 1962


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken