Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Avonturen in het land van Rode (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van Avonturen in het land van Rode
Afbeelding van Avonturen in het land van RodeToon afbeelding van titelpagina van Avonturen in het land van Rode

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (74.66 MB)

ebook (4.55 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.A.G.H. Hendrikx



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Avonturen in het land van Rode

(1939)–A. Toussaint–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

7 Baltus

Haastig liep de broeder-portier naar het werkvertrek van abt Heyendael en meldde hem, dat de jagers teruggekeerd waren. Deze ontbood ze onmiddellijk bij zich.

Daar stonden ze weer als enige weken geleden voor hun heer.

‘En Pitter, wat breng je voor nieuws. Ik zie wel, dat jullie een lastige tocht achter de rug hebben. Heeft het waken succes gehad? De pastoor van Ubach was reeds hier, om mij op de hoogte te brengen van 't moedig optreden van mijn jagers tegen de dieven. Maar daar praten we straks nog wel over!’

‘Ja, Vader Abt, ons werk is niet vergeefs geweest. Wij hebben de schuldigen gegrepen en overgeleverd aan het gerecht van 's Hertogenrade. Daar zitten ze nu achter slot en grendel.’

In het kort vertelde Pitter, hoe zij te werk gegaan waren.

‘Prachtig hoor. Ik dank jullie voor je trouw. Maar ga nu naar de refter. Ik zal een stevig maal laten brengen en daarna gaan jullie uitrusten. Straks na de vespers kom je weer hier terug om een uitvoerig verslag uit te brengen.’

De vermoeide mannen bogen en verlieten de kamer. De abt zag Pitter naar de deur hinken. Hij riep hem terug en vroeg, wat hem scheelde.

De jager toonde den abt zijn verbonden been. Deze had medelijden met den man, greep de zilveren schel op zijn werktafel en belde.

Een broeder trad binnen, die van den abt het bevel kreeg direct den pater-heelmeester te waarschuwen.

De anderen begaven zich alvast naar de refter. Pitter moest plaats nemen op een stoel. De heelmeester, die niet lang op zich wachten liet, deed voorzichtig de vuile bloederige lap van het been.

‘Nou jager, dat is een lelijke wonde. Een ogenblikje, ik haal zalf en windsels.’

In weinige minuten was hij terug en verzorgde den gewonde, zo goed hij kon.

Vader Abt had toegekeken en zei, dat Pitter maar enige dagen rust moest nemen.

Pitter bedankte zijn Heer voor diens goedheid en ging hinkend naar de refter, waar zijn gezellen rond de tafel zaten.

De keukenbroeder bracht brood, gebakken spek met eieren en bier. Als wolven viel het vijftal op deze heerlijke gerechten aan. Dat deed hun goed. Zij spraken niet veel, daarvoor waren ze te moe. Na het ontbijt bedachten zij zich niet lang en gingen dadelijk slapen. - - -

In de abdij ging intussen alles zijn gewone gang. Tegen drie uur in de namiddag verzamelde de kloostergemeente zich in de

[pagina 37]
[p. 37]

schone romaanse kerk, waar de Koorheren de vespers zongen. Plechtig ruiste het psalmgezang door het heiligdom.

Na de dienst verlieten de monniken hun plaatsen in de koorbanken en hervatten zwijgend hun arbeid.

De abt begaf zich naar zijn werkvertrek. Hij belde den broeder en informeerde, of de jagers reeds gewekt waren.

‘Ja, Vader, zij wachten beneden om bij U toegelaten te worden.’

‘Ga, broeder Severus, laat ze onmiddellijk hier komen.’

De broeder boog eerbiedig en verliet geruisloos het vertrek. Hij spoedde zich naar de jagers en verzocht ze, direct bij hun heer te komen.

Een zachte tik op de deur.

‘Binnen!’ riep de abt.

De mannen bleven eerbiedig naast elkaar bij de deur staan en wachtten geduldig, op wat Vader Abt van hen verlangde.

De abt beval hun met een minzaam gebaar plaats te nemen op de bank.

Ze gingen zitten. Om zijn mannen op hun gemak te zetten, vroeg abt Heyendael aan Pitter hem eens te vertellen van die kerkdieven.

‘Ik ben vol lof over jullie moedig gedrag. Je doet de abdij eer aan,’ voegde hij er aan toe.

Pitter ging even verzitten, schraapte zijn keel en vertelde in geuren en kleuren het avontuur gedurende de eerste nacht, dat zij de wacht hielden in de bossen van Ubach. Nand werd natuurlijk in het zonnetje gezet. Hij werd er verlegen van en vond, dat Pitter nu toch wel een beetje overdreef en de anderen te kort deed. Hij wilde protesteren, maar de abt wenkte lachend, dat hij zwijgen moest. Sjang knikte voortdurend en keek met trots naar zijn jongsten kameraad. Het werd Nand te erg en hij viel Pitter in de rede:

‘Maar Pitter, aan jouw reuzenkracht hebben wij het toch te danken, dat wij dien aanvoerder er onder kregen. Wat zag je er uit. Jij hebt de hardste klappen gekregen. En Sjang niet te vergeten. Hij wist dien tweede toch maar goed in bedwang te houden.’

‘Het is nobel van je Nand, het zo op te nemen voor je makkers. Ik waardeer dat in je. Maar ongetwijfeld hebben wij het toch aan jouw oplettendheid te danken, dat de dieven gevat konden worden,’ sprak de abt met zichtbare voldoening.

‘Dan heb ik nog een verrassing voor jullie allemaal. De pastoor van Ubach gaf mij voor ieder een goudgulden, als beloning voor je moed en hulpvaardigheid.

Hij overhandigde de glunderende jagers ieder een blinkend geldstuk.

‘Maar nu wil ik eens precies horen, hoe jullie die Rimburgers gevangen hebben. Het is voor mij een bijzondere voldoening, dat

[pagina 38]
[p. 38]

ze gepakt zijn en er nu een einde gekomen is aan die diefstallen. Vertel op Pitter, ik ben nieuwsgierig.’

Pitter kweet zich goed van zijn taak. Vader Abt keek met bewondering naar zijn jongsten knecht, die onweerlegbaar bewezen had, dat er pit en durf in hem zat. Pitter kwam met zijn voorstel om Nand tot jager te benoemen. De abt glimlachte eens en beloofde er over te zullen denken. In elk geval zegde hij de mannen een extra beloning toe. Om te beginnen kregen zij twee dagen vrijaf. Dat hadden ze wel verdiend. Over twee dagen zou hij hun wel nadere orders geven. Nu mochten ze genieten van de rust, die hun na deze moeilijke weken zeker welkom was. Abt Heyendael stond op, het teken, dat het onderhoud geeindigd was. De jagers verlieten met een eerbiedige buiging het vertrek. Ze gingen nu naar de kamer, waar het dienstpersoneel van de abdij de avond doorbracht.

Het nieuwtje van het succes in de bossen van Ubach had zich natuurlijk als een lopend vuurtje onder de bewoners van de abdij verspreid. De knechts zorgden er voor, dat ze die avond op tijd klaar waren met hun werk, want ze wilden niets missen van het verhaal.

Met een luid hoera werd het vijftal in het schemerige vertrek ontvangen. In de schouw brandde een houtvuur. Tussen de knoestige beukenblokken schoten de vlammen omhoog. De aanwezigen vormden een kring rondom het vuur. Enige zaten op stoelen, de overigen langs de grond op het verse stroo, waarmee men de ijskoude blauwe en witte plavuizen bedekt had. Dadelijk drongen de knechts aan en Pitter moest alweer vertellen. Het was muisstil. Nu en dan hoorde men een goedkeurend gemompel of een uitroep van bewondering. Vooral Nand keken ze met grote ogen aan, want zoiets hadden ze niet achter dien vrolijken baas gezocht. Toen Pitter klaar was, kwamen de tongen los en hadden de luisteraars nog allerlei bijzonderheden te vragen. 't Was laat, voor men het wist.



illustratie

Nand keek de kring eens rond. Daar zag hij ook een nieuweling zitten. Hij had hem niet zo gauw opgemerkt, omdat hij het te druk had met de anderen en de jongen wat achteraf zat. Nand ging naar hem toe en vroeg, wie hij was.

‘Ik ben Baltus van Bleyerheide,’ antwoordde hij kortaf. Hij keek Nand niet aan, maar hield zijn onrustige ogen op het vuur gericht.

Nand dacht bij zich zelf:

‘Een rare snuiter. Misschien nog een beetje verlegen. Dat zal wel overgaan,

[pagina 39]
[p. 39]

als hij een tijdje hier is.’ En om hem op zijn gemak te zetten vroeg hij:

‘Wat doe je hier?’ Waar is je slaapplaats?’

‘Ik help in de stallen en ik slaap boven naast de grote toren.’

‘O, dat zal wel naast mij zijn. Daar was nog een kamertje leeg.’

‘Neen Nand,’ riep een knecht, hij slaapt bij jou. Daar was immers ook nog een bed vrij.’

‘Dat is lollig, Baltus. Dan kunnen we zo nog 'ns over het een en ander praten. Maar vanavond niet hoor. Ik ben nog slaap achter.’

‘'s Avonds moet jij maar je mond houden. Je weet, dat het verboden is op de slaapplaatsen te praten. Bovendien interesseren me al die dingen heel weinig. Ik heb genoeg aan me zelf en wens rustig te slapen,’ gaf Baltus allesbehalve vriendelijk terug.

‘Nou jongen, kalmpjes aan maar. Even goede vrienden hoor. Over mij zul je heus niet te klagen hebben. Maar zeg, zijn die lui van Bleyerheide allemaal zo kort aangebonden?’

‘Geen ruzie maken, jongens!’ riep Pitter, die in het dienstvertrek de baas was. ‘We gaan naar bed. Vooruit, morgen is het weer vroeg dag.’

Met een ‘welterusten’ gingen de knechts naar hun kamers.

Nand beklom achter zijn slaapgenoot de trap. Zonder verder nog een woord te wisselen, lagen zij spoedig op een oor. Op zijn ‘slaap lekker Baltus’ kwam geen antwoord.

‘Een rare gast,’ dacht Nand. Hij draaide zich om en sliep weldra als een marmot.

Er heerste enige tijd rust in het grote gebouw. Van de toren klonken de uren in de stille nacht. De hemel was bedekt met donkere wolken en zacht vielen de vlokken op de daken, de bomen, de weilanden en de velden.

Tegen half twee kwam er beweging in de kille gangen. Uit de cellen kwamen de monniken met hun lampjes en gingen zacht schuifelend naar de kerk, waar zij, terwijl daarbuiten in de steden en dorpen de mensen sliepen, de metten en lauden zongen.

Boven naast de grijze toren was er nog iemand wakker. Dat was Baltus. Aan de rustige ademhaling hoorde hij, dat Nand vast sliep. Hij stond op en keek door het raam naar buiten. Het verhaal van de jagers wou hem maar niet uit zijn gedachten. De Kromme uit Rimburg was geen onbekende voor hem. Met gespannen aandacht luisterend, had Baltus een schok gekregen, toen hij die naam hoorde. Dat was immers een broer van zijn moeder. Dikwijls was zijn vader met oom Chris er op uit geweest. Dan was de daarop volgende dag altijd feest in hun armoedig huisje. Één keer, bij de inbraak op de Vroenhof, was hij zelf mee gegaan. Zijn moeder, die nu al een jaar dood was, had hem gezegd thuis te

[pagina 40]
[p. 40]

blijven. Maar hij had niet willen luisteren. Door de voorspraak van den pastoor van Kerkrade was Baltus hier in de abdij gekomen. Het beviel hem niet erg, maar vader had hem gedwongen het aan te nemen. Nu moest hij zijn vader waarschuwen. Maar hoe? Vaag hoorde hij het gezang van de monniken in de abdijkerk. In het geheim het klooster verlaten was gewaagd, te meer, omdat hij vóór het aanbreken van de dag wel niet terug zou zijn. Peinzend staarde Baltus over de besneeuwde velden.

Een plank kraakte.

Nand werd wakker. Hij sloeg de ogen op, maar bleef roerloos liggen. Wie stond daar bij het raam? Hij keek eens goed. Lieve hemel, dat was Baltus! Wat scheelde die? Nu moest hij toch eens opletten, wat ie wou. Nand hoorde hem iets mompelen. Hij vond zijn kamergenoot toch een raren vent. Of was ie misschien een slaapwandelaar? Kijk, daar draaide Baltus zich om en sloop op zijn tenen weer terug in bed.

‘Die moet ik toch eens goed in de gaten houden. Zo'n kunsten heb ik nog nooit meegemaakt,’ dacht Nand bij zich zelf.

Nog een hele tijd bleef hij wakker, maar uit het andere ledikant klonk een regelmatig gesnurk, wel een bewijs, dat Baltus nu vast sliep.

Om vijf uur luidde de bel. De knechts moesten opstaan. Om twintig over vijf woonden zij de H. Mis bij en na het ontbijt toog ieder aan zijn werk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken