Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
5 jongens + 5 olifanten. Een fantastische geschiedenis (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van 5 jongens + 5 olifanten. Een fantastische geschiedenis
Afbeelding van 5 jongens + 5 olifanten. Een fantastische geschiedenisToon afbeelding van titelpagina van 5 jongens + 5 olifanten. Een fantastische geschiedenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.51 MB)

Scans (14.44 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Vertaler

Lidi Luursema



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

plaatwerk / prentenboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

5 jongens + 5 olifanten. Een fantastische geschiedenis

(1964)–Jiri Trnka–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]


illustratie

[I]

Er waren eens vijf jongens. Ze zaten op school, maar niet op een gewone, waar andere kinderen heen gaan - er was op hun school geen eerste klas en geen tweede klas, eigenlijk was het allemaal nogal vreemd - geen mens had nog ooit van zo'n school gehoord.

Op weg er naartoe kwamen ze langs een hoge, stenen muur en daar zat een bruingeroeste, ijzeren deur in.

Van de muur zelf was trouwens niet veel meer te bekennen, die was van onder tot boven met wilde klimplanten begroeid; het leek meer op een oerwoud dan op een muur. Alle honden uit de hele buurt, de collies, de poedels, de setters, de herdershonden, de keffende fox-terriërs en zelfs een grote lobbes van een sint-bernardhond kwamen graag bij de muur om eraan te snuffelen en tussen de planten te rennen en te spelen. Er werd gezegd, dat ook

[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

een chow-chow wel eens van de partij was, maar die had niemand er nog gezien. Nu stonden de vijf jongens voor de deur en ze besloten, eens een blik achter de muur te werpen. Maar ze merkten algauw, dat het niet zo gemakkelijk zou zijn, want de deur was loodzwaar en bovendien verroest. Er zat een groot slot op en een kanjer van een ijzeren klink, waar ze nauwelijks bij konden komen.

‘Vooruit, we halen alles uit onze broekzakken,’ zei een van de jongens en zo gezegd, zo gedaan: tien zakken werden grondig binnenste buiten gekeerd. Wat eruit kwam, legden ze op de grond.

Eerst kwamen twee spijkers voor de dag: de ene was lang en krom, de andere klein en glimmend geel. Daarop volgde een mondharmonika, waar je niet meer op kon spelen, omdat er een roze zuurtje tegen de gaatjes geplakt zat. Er hing een touwtje aan en de harmonika werd nu als stoomboot gebruikt. Toen kwamen et drie sleutels, een heel kleintje, een wat grotere en een nog iets grotere en als je ze zag, wist je meteen dat die op geen enkel slot ter wereld zouden passen. Dan was er nog een stuk touw, een keiharde broodkorst (daar kun je altijd van alles mee beginnen), vier soorten knopen, een paard van een schaakspel en twee levende mieren. Maar die hadden volgens de jongens al eerder op dat plekje gelegen; met zoiets liepen ze niet in hun broekzak, beweerden ze alle vijf met klem.

‘We zullen eerst de sleutels eens proberen,’ stelde er een voor, en hij stak het kleinste sleuteltje in het gat. Het viel prompt naar binnen - waarschijnlijk was het een spaarpotsleuteltje.

‘Dat was van mij,’ zei nummer twee, en hij begon te huilen.

‘Niet grienen,’ zei de derde. ‘Als we eenmaal in de tuin zijn, vinden we het wel weer -

[pagina 5]
[p. 5]

misschien nog een veel mooiere - of een schat, dat kan ook. Geef dat touwtje eens aan!’ Ze gaven hem het touw, hij stak het door het sleutelgat en hij liet het zakken en zakken en zakken, tot het helemaal verdwenen was.

‘Nog meer dingen!’ Ze stopten hem stuk voor stuk alles in handen: de spijkers, de knopen, het schaakstuk en de rest, net zolang tot ze al hun bezittingen naar binnen gegooid hadden. Maar de deur bleef onwrikbaar - en geen wonder, want de jongens waren ten slotte geen slotenmakers - ze waren klein en moesten alles nog leren. Behalve voetballen - daarin wáren ze alle vijf al keien!

Eindelijk was de mondharmonika aan de beurt. Toen ze die in het gat duwden, bleek hij er niet door te kunnen. ‘Douwen, jongens,’ commandeerde er een. De andere vier duwden en duwden en opeens gaf de deur een heel klein eindje mee. De jongens schrokken en stonden stokstijf. Het bleef doodstil. Voorzichtig gaf er een met zijn pink een aarzelend zetje tegen het ijzer, en daardoor gebeurde er een wonder: krèèèèhhèèèèèèk zei de deur - en hij ging langzaam open. Hij had helemaal niet op slot gezeten - dat leek alleen maat zo. Maar hoe konden vijf kleine jongens zoiets nu ook weten? Weer was het stil. Achter de muur zagen ze een heleboel heel hoog gras, het groeide tot boven hun hoofden. Verder stonden er allerlei planten en heesters, waardoor het schemerig groen was in de tuin. Van onder een paar struiken keek een stenen tuinkabouter hen bewegingloos aan. Alleen zijn puntmuts was nog vuurrood, de verf van zijn jas en broek was er door de regen half afgespoeld en verkleurd. Gelukkig was het een stenen kabouter - daar hoeft nooit iemand bang voor te zijn. Maar opeens klonk het: maaauuuw, grrrrrrr, krrrrzzz, en de jongens holden trillend van angst de tuin uit. Onder de struik naast de kabouter lag een gescheurde matras, waar de strohalmen aan alle kanten uitstaken en daartussen

illustratie

[pagina 6]
[p. 6]


illustratie

ontdekten ze de grimmige kop van een grote kater. Er zaten heel wat kale plekken in zijn vacht, maar toch zag hij er nog angstwekkend genoeg uit. Je kon zien, dat hij een kwaje rakker was, zo'n echte onverschillige zwerfkater. Als hij zich woest maakte, kon hij blazen en razen van heb ik jou daar! Maar nu stond hij alleen uitdagend te grinniken.

‘Hihihi, heb ik jullie even de schrik in de benen gejaagd, jullie deugnieten, hihihi!’

‘Onzin,’ zeiden de jongens. ‘Als we geweten hadden, dat u daar zat, waren we niet eens geschrokken.’

‘Maar jullie wisten het lekker niet, deugnieten, hèhèhè!’

‘Wat u daar zegt, is kletskoek,’ zeiden de jongens. ‘Nu weten we het en we zijn niet bang, kijk maar! Het is trouwens erg onbehoorlijk om iemand aan het schrikken te maken. We vinden u een onbeleefde kater - als u tenminste een kater bènt - u lijkt meer op een geplukte kip.’

‘Wie is een geplukte kip, jullie babbelkousen, jullie kletskoppen, jullie wauwelkaken, jullie wartaalzwetsers, jullie...’

‘Hoor hèm tekeergaan! We praten niet meer met hem, hij is een malle, ouwe kater,’ zeiden de jongens misprijzend, en zo hard ze konden, renden ze weg van de muur. Ze konden het geschreeuw van de kater nog een hele tijd horen: ‘Jullie kwekkelkelen, jullie knieperkollen, jullie kakeldollen...’ tot het geluid in de verte wegstierf.

‘Waar is mijn sleuteltje?’ huilde de ene jongen.

‘Waar is mijn touw, mijn knoop, mijn harmonikastoomboot?’ huilden drie van de anderen onder het voorthollen.

‘En hoe laat zou het zijn?’ huilde nummer vijf, die niets in zijn zakken had gehad.

‘1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,’ zei de klok van de toren, alsof ze het gehoord had.

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

 

‘Acht uur al!’ jammerden ze alle vijf, en ze renden zo hard ze konden.

‘Nu komen we te laat op school,’ huilden ze, en ze deden er nog een schepje op.

Toen ze het plein bij de brug overgingen, zagen ze vijf olifanten die ook heel hard liepen en daar draafden ze achteraan. En de olifanten zeiden:

‘Spelen jullie krijgertje, mogen we dan meedoen? Probeer ons eens te pakken - kijken wie het vlugste lopen kan!’ ‘We spelen helemaal geen krijgertje, we komen te laat op school en daarom hollen we en daarom huilen we - als we niet opschieten, mogen we er niet meer in!’ snikten de jongens.

De olifanten waren speelgoedolifanten, niet van die grote wilde, hoor. En toen ze dat hoorden, begonnen ze ook te huilen, want ze vonden het erg zielig voor de jongens. Zo holden ze alle tien huilend verder. Dikke tranen biggelden over hun wangen.

In het straatje naast de school zei een van de olifanten: ‘Maar kunnen wij jullie niet helpen? Waar is jullie klas?’

‘Op de eerste verdieping,’ huilden de jongens.

[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

‘Dan kùnnen we helpen,’ zeiden de vriendelijke olifanten, en ze begonnen weer te lachen. Ze waren al voor de school, het hek was dicht en de bel klonk over de speelplaats. De lessen zouden net beginnen. Ze konden het gerinkel van de bel heel duidelijk horen, want alle ramen stonden open.

Met hun slurven grepen de vijf olifanten de jongens om het middel, tilden hen met een ruk in de hoogte en zetten hen door de ramen heen in de banken van hun klas.

Ze losten het heel gemakkelijk op: ze zetten de jongens gewoon op de plaatsen die nog leeg waren. Ze wisten natuurlijk niet, wáár wèlke jongen hoorde en daarom ging het niet helemaal zoals het moest. Die van de tweede bank zat nu in de vijfde en de jongen uit de derde

[pagina 9]
[p. 9]

rij kwam op de allereerste terecht. De rest van de klas wilde dadelijk gaan kijken wat er voor vreemds gebeurde, maar ze kregen geen kans - de olifanten staken alleen hun slurf door het raam en het ging zó vlug, dat niemand er veel van begreep. Op dat ogenblik kwam de onderwijzer binnen. Hij legde een boek en een bosje viooltjes op zijn lessenaar, zette zijn bril op de punt van zijn neus en zei na een blik op de klas: ‘Aan het eind van de les moeten jullie me maar eens uitleggen, waarom je niet op je eigen plaats zit,’ en toen zette hij de viooltjes per ongeluk in de inktpot. Om de jongens beter te kunnen zien had hij zijn bril weer afgedaan en daardoor kon hij op zijn tafel het vaasje voor de bloemen niet van de inktpot onderscheiden - hij was namelijk nogal kippig, zie je.

En dat is voorlopig alles over de olifanten - nu krijgen we eerst te horen hoe de jongens het met de kater klaarspeelden.

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken