Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klemtoon en metrische fonologie (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klemtoon en metrische fonologie
Afbeelding van Klemtoon en metrische fonologieToon afbeelding van titelpagina van Klemtoon en metrische fonologie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.21 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klemtoon en metrische fonologie

(1989)–Mieke Trommelen, Wim Zonneveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

K: We weten allemáal in het Nedérlands waar de klémtoon in klémtoon hoort te liggen, maar van ontélbaré Nedérlandse woorden heeft men eenvóudig geen ídee.

B: Heeft u enig...eh...ídee hoe dat komt?

K: Het próbleem met het Nedérlands is dat wij een zogénaamd vrij accént kennen, het valt nu eens op de eerste lettérgreep zoals bíjvoorbéeld in kóoh...ninkrijk, en dan op een laatste lettérgreep zoals...ik kom daar zo snel nu niet op, dat zijn de zenuwen van de uitzénding...

B: Eh...koningín?

K: Eh...dat is een uitstékend vóorbeeld, maar dáarnaast hebben wij het accént op een bínnenlettérgreep, zoals een woord als...

B: Eh...paardédeken?

K: Paarde...nou, dat is niet zo'n gélukkig vóorbeeld, ik denk nu even aan glazénwasser, ik denk hier ook aan ongedúrig, ik noem een...

B: Oh, het is dus niet ongédurig...

K: Ongédurig, hoe komt u daar nou in hemélsnaam bij? Nee, ongedúrig, de ongedúrige glazénwasser, en dat is 't probléem met het Nedérlands, het áccent kent geen delimitatíeve fúnctie, móno- en polítoníe lopen hier al eeuwén op een hoogst verwarrendé wijzé door élkander.

 

Koot & Bie, Keek op de Week
VPRO televisie, voorjaar 1989
[pagina 1]
[p. 1]

Voorwoord

In de theoretische taalkunde hebben zich in de jaren tachtig belangrijke en fascinerende ontwikkelingen voorgedaan. Dat geldt zeker voor de transformationeel-generatieve taalkunde, een vakgebied dat in de loop van het afgelopen decennium een nieuw gezicht heeft gekregen. Werden de jaren zestig en zeventig gekenmerkt door vooral diepteonderzoek van het Engels, en het afzetten van analyses van andere talen daar tegen, gedurende de afgelopen jaren was ‘taaltypologie’ één van de grote thema's, d.w.z. het vergelijkende onderzoek van talen binnen één familie, over grenzen van families, en van families onderling. Dit type onderzoek werd zeker bevorderd door de introductie in de theorie van zogenaamde ‘parameters’, die aan de ene kant een belangrijke rol spelen in de rode draad van generatief onderzoek, namelijk de verklaring van het proces van eerste taalverwerving, en die aan de andere kant in taaltypologisch opzicht gezien kunnen worden als formuleringen van de subtiele manieren waarop talen onderling kunnen en mogen verschillen. Dit werk werd geïnitieerd vanuit de syntaxis, door taalkundigen als Chomsky, Kayne, Rizzi, en anderen, maar heeft nadien ook snel toepassing gekregen in de fonologie. Onze keuze voor klemtoon als onderwerp voor een boek over hedendaagse fonologie is vooral gemotiveerd door het feit dat het zich zo uitermate goed leent voor een bespreking van die ontwikkelingen.

Een van de meest intrigerende ervaringen tijdens onze taalkundige bezigheden van het afgelopen anderhalve decennium is dat onder de klankverschijnselen klemtoon bij een groot publiek tot de verbeelding spreekt. Internationaal gezien is het al zeker vijftig jaar een van de meest vooraanstaande onderzoeksgebieden in zowel de fonetiek als de fonologie, op congressen trekken lezingen over klemtoon opvallend veel aandacht van specialisten net zo goed als niet-specialisten, studenten vinden het een leuk onderwerp voor werkgroepen en scripties, en leken blijken het bijzonder op prijs te stellen als je hen kunt vertellen waar in een gegeven woord nu eigenlijk de klemtoon ‘hoort’ te liggen. We hebben (zoals iedereen) de middelbare schoolleraar meegemaakt die door de klas brulde dat Jansen ‘op de klemtónen’ moest letten. We zijn in een radioprogramma van de Wereldomroep geweest om op verzoek van een enigszins boze heer Bos uit Senegal uit te leggen waarom de klemtonen van werkgelégenheid en kinderbíjslag zo gek nog niet zijn, om een aantal jaren later een ingezonden brief in de Volkskrant te zien van meneer Jansen uit Zutphen die zich ‘gruwelijk ergert aan de verkeerde klemtoon bij de uitspraak van Nederlandse woorden’, en werkgelégenheid als voorbeeld noemt. We hebben meerdere malen in een rondvraag van een lezing de onvermijdelijke vraag aangehoord hoe het nu zat met het verschil tussen ólifant en foliánt, en gegniffeld om de verder enthousiaste student die na 5 weken college een nota schreef, waarin het begrip extrametriciteit meerdere malen verscheen als ‘extrametrische tijd’, wat eigenlijk zo gek nog niet is. En tenslotte hebben we syntactici in ons publiek jaloers zien kijken als een fraai systeem van binaire parameters keurig de bekende klemtoonsystemen van de menselijke talen opleverde. In eerste instantie is de motivatie voor dit boek gebaseerd op het idee dat een onderwerp dat zo'n grote aantrekkingskracht heeft, ook serieuze discussie verdient.

[pagina 2]
[p. 2]

In de tweede plaats zijn wij in onze academische loopbaan deels door toevallige, deels door structurele omstandigheden, in staat geweest om de ontwikkelingen rond klemtoon als onderwerp van taalkundige studie in detail mee te maken. We hebben de afgelopen jaren zelf en met anderen over klemtoon gepubliceerd, en geprobeerd anderen enthousiast te maken voor het werk van Liberman & Prince, Halle & Vergnaud, Hyman, Selkirk, Hayes, en anderen. Klemtoon was in feite onze eerste liefde. We ontvingen onze academische opleiding in het begin van de jaren zeventig aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Dat was vlak na het verschijnen in 1968 van Noam Chomsky's en Morris Halles monumentale werk The Sound Pattern of English, dat aan de ene kant een grote hoeveelheid fonologie en morfologie van de jaren vijftig en zestig samenvatte en inhoud gaf aan het begrip generatieve fonologie, en aan de andere kant de toon zette voor een ongelofelijk grote hoeveelheid onderzoek in de fonologie van de jaren zeventig en tachtig, zowel binnen als buiten het generatieve kader. We waren in de gelukkige omstandigheid docenten te treffen, die het belang van dit werk inzagen, en van hen noemen we Rudie Botha, Mike Brame, Hans Gilijamse, Riny Huybregts en Henk Schultink. Daarnaast troffen we het in Utrecht te kunnen profiteren van de aanwezigheid van Toon Cohen, die als foneticus en methodoloog zowel een enthousiasmerende als een scepsis injecterende bijdrage aan onze opleiding heeft geleverd. De tekst van SPE, zoals Sound Pattern bekend staat, bestaat voor een zeer groot deel uit een verhandeling over het klemtoonsysteem van het Modern (Amerikaans) Engels, als illustratie van de mogelijkheden van de generatieve fonologie, en dat is in feite waar we mee zijn opgegroeid. We zijn aldus (denken we), ‘generatieve fonologen’ geworden. Het jaar 1976 was de afsluiting van deze periode, in die zin dat het zowel het jaar was waarin de vrouwelijke helft van ons afstudeerde op een scriptie over een aantal problematische aspecten van de door Halle & Keyser uit SPE ontwikkelde variant van het Engelse klemtoonsysteem, en de mannelijke helft zijn eerste internationale publicatie had in de vorm van een kritische squib met commentaar op de door Halle weer daarna uitgewerkte versie van dat systeem.

Hoewel aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig ons individuele dissertatie-onderzoek andere onderwerpen betrof, heeft klemtoon altijd onze belangstelling gehouden, omdat het nu eenmaal een van de meest belangwekkende onderzoeksterreinen van de generatieve fonologie bleef, in wat metrische fonologie ging heten na het inzichtelijke werk van Halles studenten Mark Liberman en Alan Prince. Dit is het stadium waarin we door samenwerking met Anneke Neijt in feite de basis zijn gaan leggen voor dit boek, zowel via artikelen over Nederlandse klemtoon in het generatieve kader op diverse plaatsen, als in reeksen colleges over de snel toenemende theoretische literatuur. Het plezier in het onderwerp werd alleen maar vergroot doordat we in deze werkgroepen studenten ontmoetten die als vanzelfsprekend onze fascinering onmiddellijk deelden. We noemen speciaal René Kager en Ellis Visch als intelligente discussiepartners, en daarnaast Kees-Jan Backhuys, Lisan van Beurden, Jan Don, Wim de Haas, Det Paulissen, en Jettie Wester. In menig opzicht zijn de hier gerapporteerde resultaten het gevolg van onderzoek door deze groep personen. Dit impliceert natuurlijk ook dat wij dank verschuldigd zijn aan de instanties die dit groepsonderzoek voor een deel hebben gefinancierd, waarbij wij noemen de Utrechtse Letterenfaculteit, het Innovatiefonds van de RU Utrecht, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, en de Stichting Taalwetenschap van ZWO/NWO. Tenslotte werden we ook gestimuleerd door het verschijnen in 1987 van Richard Hogg (een discussiepartner van ons uit de jaren zeventig) & C.B. McCully's Metrical Phonology, a coursebook, een publicatie waaraan wij ons in een aantal opzichten hebben gespiegeld.

[pagina 3]
[p. 3]

Dit boek is het resultaat van onze bemoeienis met klemtoon in die periode. Bij het schrijven hebben we twee soorten publiek voor ogen gehad. Hoewel we ons kunnen indenken dat ook oningewijden nieuwsgierig zijn naar wat er op het ogenblik in de taalkunde over klemtoon wordt gezegd (en we hem of haar dus niet bij voorbaat zouden willen ontmoedigen verder te lezen), is dit geen elementaire inleiding in de fonologie. Enerzijds doen we ons best terminologie en techniek alleen-om-de-terminologie-en-techniek te vermijden, en streven we boven alles naar inzicht in de besproken verschijnselen, anderzijds kunnen we er niet om heen een bepaalde hoeveelheid kennis te veronderstellen. Die kan gevonden worden in algemene inleidingen in de generatieve taalkunde zoals De Haan, Koefoed & Des Tombe (1975), Neijt's bewerking van Fromkin & Rodman (1983), of een vergelijkbare tekst, of inleidingen in de generatieve fonologie zoals Trommelen & Zonneveld (1979) of Berendsen, Visch & Zonneveld (1984). Dit eerste type lezer heeft dan ook het nivo van iemand die dergelijke literatuur achter de rug heeft: hij of zij is bezig de overgang te maken van leek naar ingewijde. De laatstgenoemde is tegelijkertijd ons tweede beoogde publiek: degenen die klemtoon als onderzoeksgebied kennen, en weten wat er zich daarop met name de laatste twee decennia heeft afgespeeld. We bestrijken in dit boek een groot aantal terreinen, van ongelede woorden, via derivationeel en anderszins afgeleide woorden tot frases. We beperken ons hier zeker niet tot een samenvatting van bestaande literatuur, maar proberen het onderzoek naar Nederlandse klemtoon verder te brengen door op de zojuist genoemde gebieden zo concreet mogelijke en vaak nieuwe voorstellen te doen, en die van ons en anderen met elkaar te vergelijken en te combineren. Het moet daarbij duidelijk zijn dat we bezig zijn met het verslag van een wetenschappelijke onderneming, waarvoor geldt dat onze argumenten kunnen deugen of niet deugen, we al of niet zaken over het hoofd hebben kunnen zien, of werk van anderen goed of fout interpreteren.

Wat we daar zeker ook bij voor ogen hebben is om onze uiteenzetting te presenteren als ‘voorbeeld’ van waar het in de fonologie van vandaag zoal om te doen is, en wel op drie manieren.

In de eerste plaats is klemtoon een belangrijk klankverschijnsel, maar (slechts) een voorbeeld in die zin dat het zeker niet het enige is dat de aandacht heeft van hedendaagse fonologen. Een verschijnsel als lettergreepstructuur komt hier vanwege het aantoonbare verband met klemtoon aan de orde, maar niet in details. Dit boek zegt niets over belangwekkende verschijnselen als vocaalharmonie, toon, assimilatie, reduplicatie, etc., d.w.z. over de andere studie-objecten van wat nu bekend staat als de niet-lineaire fonologie, waarvan de metrische fonologie een onderdeel is. Daarvoor zal de lezer dan ook zijn heil elders zal moeten zoeken, ter aanvulling op wat we hier zeggen (bijvoorbeeld Van der Hulst & Smith (1982) of Berendsen e.a. (1984)). We schromen er niettemin niet voor te veronderstellen dat klemtoon een van de meest geschikte onderwerpen voor een beschrijving als deze is, zo niet het meest geschikte. Redeneringswijzen, elkaar opvolgende inzichten, en nieuwe theoretische noties kunnen allemaal aan de hand van klemtoon worden uitgelegd, in toegankelijke talen waaronder het Nederlands, en onze ervaring is dat dit goed kan lukken. We kunnen nog een stap verder gaan, en zeggen dat onze ervaring is dat klemtoon, onder de taalkundige verschijnselen, goed kan aangeven wat wetenschappers bezielt, zowel in hun dagelijkse, in dit geval taalkundige, bezigheden, als in hun simpele fascinatie met een gegeven onderwerp, dat in sommige opzichten net zo goed een ander had kunnen zijn, mogelijk zelfs uit een andere wetenschappelijke tak. Wij zijn fonologie gaan doen, maar het had, bijna net zo goed, geneeskunde of Amerikaanse letterkunde kunnen zijn.

[pagina 4]
[p. 4]

In de tweede plaats gebruiken we hier het Nederlands als ‘voorbeeld’ van een taal waarin belangwekkende klemtoonverschijnselen optreden, zowel voor degenen die eenvoudigweg in een moderne beschrijving van het onderwerp geïnteresseerd zijn, als voor theoretici. De reden voor deze keuze van voorbeeldtaal is vanzelfsprekend dat het onze moedertaal is, en dat er een redelijke hoeveelheid eerdere beschrijvingen voor handen is, waarop we kunnen voortbouwen. Op zijn tijd pakken we zelf ook wel eens een verderweg liggende Indo-Europese of exotische taal aan, maar dat ‘voelt’ toch aanzienlijk anders, meer als een vakantie die goed of slecht kan uitvallen dan als het dagelijkse werk waarin je je zoveel meer bewust bent van de voortdurende weerbarstigheid van de feiten en feitjes.

Tenslotte is ons derde, maar zeker niet laatste, doelstelling dat wij willen duidelijk maken dat het zinloos is een taalkundig verschijnsel zoals klemtoon in isolatie te bestuderen. Theoretisch gezien is het zeker fascinerend klemtoon te beschouwen als onderdeel van een grotere fonologische onderneming, maar daarnaast is het per individuele taal ook onderdeel van een specifieke ‘grammatica’. We denken dat veel beschrijvingen van klemtoon, van het Nederlands en van andere talen, te lijden hebben onder zo'n apartzetting van het onderwerp. Aan de ene kant leidt dit tot voorstellen die bij nader inzien ongemotiveerd blijken, aan de andere kant tot het verwaarlozen van mogelijke verklaringen voor klemtoonverschijnselen op onafhankelijke gronden. We hebben soms de indruk dat het idee bestaat dat het mooier is de schommelingen in de baan van Neptunus te verklaren ‘vanuit Neptunus zelf’ dan vanuit de aanwezigheid van Pluto, en dat het verder ‘ongewenst abstract’ zou zijn om Pluto te veronderstellen zolang hij nog niet geobserveerd is. We kunnen ons voorstellen dat soms noodgedwongen onafhankelijke feitelijke evidentie moeilijk naar boven kan worden gebracht bij de vaak op secundaire bronnen gebaseerde studie van exotische talen, maar die situatie geldt niet voor het Nederlands, zeker als men probeert creativiteit aan de dag te leggen bij het zoeken naar oplossingen voor op het eerste gezicht merkwaardige, soms zelfs ‘klassieke’ problemen. We beweren niet, altijd geslaagd te zijn in onze opzet zoveel mogelijk onafhankelijke evidentie aan te voeren, maar hopen wel dat we dat hebben kunnen doen in een meer dan acceptabel aantal gevallen.

Dit boek kan ‘gelezen’ worden door iemand die meer over klemtoon wil weten, of er veel van weet maar wil zien wat wij er over te zeggen hebben. We hebben echter niet nagelaten een tweede functie mogelijk te maken, namelijk die van cursusboek in de metrische fonologie voor degenen die daar behoefte aan hebben. Vanwege dat laatste hebben we aan het eind van elk hoofdstuk een reeks vragen opgenomen die dat gebruik kunnen bevorderen. We houden ons aanbevolen voor op- en aanmerkingen over het slagen en falen van dit boek in beide functies.

Naast de bovengenoemde personen, danken wij ook nog Peter Coopmans voor het lezen van een deel van het manuscript; Jan Don en Eddy Ruys zijn wij dankbaar voor hulp bij het editen van de finale tekst.

 

Utrecht, mei 1989
Mieke Trommelen
Wim Zonneveld

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken