Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
Afbeelding van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwenToon afbeelding van titelpagina van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.34 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen

(1997)–Bart Tromp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verdedigers van het Westen III

Toch doe ik daarmee niet werkelijk recht aan de verscheidenheid in dit gezelschap, waarin zich wel degelijk transatlantic tensions manifesteerden, die uiteindelijk ook tot uitbarsting kwamen. De aanloop tot die uitbarsting begon al bij een debat dat werd gehouden in de George IV pub om de lunch extra spice te geven. Tegenover elkaar stonden Peregrine Worsthorne, de wat sikkeneurige commentator van The Daily Telegraph en Norman Podhoretz. Ik heb van die lunch geen aantekeningen bijgehouden; in mijn herinnering was het thema een variant op de frase waarmee Barry Goldwater in 1964 de Republikeinse nominatie voor het presidentschap won en de verkiezingen verloor: of extremisme bij het verdedigen van de vrijheid niet een deugd was. Goldwater betoogde van wel. Worsthorne meende dat het allemaal ook wel wat minder kon; men hoeft niet het spiegelbeeld van de tegenstander te worden om deze met succes te bestrijden. Podhoretz zag in zo'n houding lafheid, althans de tendens daartoe, en illustreerde zijn opvatting met een anekdote. Nederland was volgens hem al veel te ver doorgeschoten (de term Eurocoward bestond toen nog niet, anders had hij deze zeker gebezigd). Ten tijde van de tweede grote demonstratie tegen de stationering van kruisvluchtwapens (Amerikaanse) in Nederland, durfde geen enkele Ne-

[pagina 58]
[p. 58]

derlander van naam op de televisie te verschijnen om daarvóór te pleiten, zodat ze hem, Podhoretz, die dat wel durfde, uit Amerika hadden geïmporteerd.

De bedoeling was dat het gehoor daarna in oneliners zou reageren. Ik stak als eerste mijn hand op en verklaarde dat ik, als Nederlander met enige kennis van zaken op dit gebied, vond dat Podhoretz onzin had uitgekraamd. Mijn oneliner was de eerste en de laatste, want niemand hield zich daarna aan de afspraak, en Podhoretz en Midge Decter wensten mij niet meer te zien staan. Dit was mij geen grote zorg, sinds de laatste, op een samenzweerderige toon alsof ze en famille was, ons had uitgelegd dat zij, van Commentary, zich indertijd verkneukelden over de manier waarop de New York Review of books aan de leiband van Sartre liep. Van Sartre! Die nauwelijks Engels kon lezen en het al helemaal niet wilde; en die 96 procent van de inhoud van de New York Review of books, ook al zou die in het Frans zijn vertaald, niet de moeite van het lezen waard zou hebben gevonden. Mijn intellectuele geweten dwingt me altijd om meer dan plichtmatig na te denken over de mogelijkheid dat een ander gelijk zou kunnen hebben. Twijfel is al helemaal verplicht als iemand die onmiddellijk antipathie opwekt, met politiek onwelgevallige mededelingen komt. Maar ook Hitler zou, zo leert de argumentatietheorie, gelijk kunnen hebben. Wat een opluchting als iemand dan vertelt dat J.P. Sartre de Geheime Hoofdredacteur van de New York Review of books is geweest!

Het debat tussen Worsthorne en Podhoretz keerde de laatste dag op de ochtendzitting terug. Van het ene moment op het andere ontstond een verbitterde stemming, toen Midge Decter zich hardop afvroeg waarom er zo veel strijdlust en polemiek aanwezig was bij diegenen die enerzijds de ‘oorlog der ideeën’ vooral een oorlog der ideeën wilden laten zijn en anderzijds beter wilden weten hoe die te voeren dan zij uit Amerika. ‘Wij moeten beseffen dat we een smerig karwei hebben op te knappen, en daar moeten we niet omheen draaien.’ Ze werd bijgevallen door Owen Harries, die de klap welke hij heeft opgelopen als Australië's ambassadeur bij de unesco tijdens het schrikbewind van Directeur-Generaal M'Bow, wel niet meer te boven zal komen. Hij bespeurde een neiging bij Europeanen om de wezenlijke verschillen die er volgens hem bestonden tussen Amerikaanse en Europese neoconservatieven, terug te brengen tot een kwestie van stijl. En als het mensen als Podhoretz en Kristol kwalijk werd genomen dat ze zonder mankeren voor hun uitgesproken mening uitkwamen, waarom dan ook niet eens wat gezegd van Michael Howard?

Ik kan in mijn aantekeningen maar niet terugvinden wat voor verschrikkelijks de krijgshistoricus uit Oxford had gezegd - iets vriende-

[pagina 59]
[p. 59]

lijk-kritisch over de navo, herinner ik me vaag - maar zes weken eerder had ik bij een conferentie in de Verenigde Staten Harries over diezelfde uitspraak schande horen spreken; en een van de voorafgaande avonden, toen we in klein gezelschap waren gaan eten, had Harries hetzelfde punt naar voren gebracht, vergezeld van de mededeling dat, als hij wel was ingelicht, Howard eigenlijk heel anders heette omdat hij afkomstig was uit een familie van Venetiaanse joden. Hierop had niemand gereageerd en was een wat verbouwereerd stilzwijgen gevallen, dat ik niet wilde verbreken met de observatie dat Venetiaanse joden vanzelfsprekend bekend staan als soft on communism.

Nu nam Podhoretz het woord. Zeker, ook buiten de vergadering was hij aangesproken op de hardheid waarmee hij sprak. Hij wilde daarover wel kwijt dat als hij zijn boodschap vriendelijk verpakt had gebracht, hij nu nog in de wildernis zou vertoeven. Zouden de aanwezigen willen beseffen dat waar het hier om ging de Derde Wereldoorlog was? En dat die al in volle gang was? Het voornaamste dat hem van deze conferentie zou bijblijven, was de laffe en neerbuigende houding van het merendeel der aanwezigen. Hun optreden kon hij niet anders kwalificeren dan als ‘vriendelijke sabotage’ van de oorlogsinspanning.

‘Het is hier minstens zo vies als in een airconditioned kamer van de Amerikaanse Senaat,’ begon daarop een vriendelijke Brit, maar hij werd onderbroken door een woedende Deen. Twintig jaar (geleden?) was hij ervan beschuldigd cia-agent te zijn, en als hij als auteur enige status in zijn land had, dan was het omdat hij de nuances in het oog wist te houden, hoe geëngageerd hij ook was. Het misverstand op deze conferentie was dat die oorlog gaat over wat mensen denken en menen en niet een vechtpartij is. In wat wij schrijven, moeten nuances centraal staan, niet het opdelen van de mensheid in vriend of vijand. Van de suggestie dat hier een of ander collectief geformeerd moest worden om de ideologische strijd met het Oosten te voeren, moest hij ook niets hebben. Kern van de zaak was immers dat het aan deze kant om individuen en, wat hem betreft, individualisten, ging. Hij werd bijgevallen door Paul Lendvai, die vaststelde dat hij hier de enige was die jaren in een communistische gevangenis had gezeten, maar het fanatisme van Podhoretz en Harries noch juist, noch verstandig vond. Daarna verzandde de discussie in gepraat over de al eerder genoemde ideeën hoe de rol van kleine culturele tijdschriften alsnog te versterken.

Als frontverslag uit de voorste linies van de ‘oorlog der ideeën’ aan de vooravond van de ineenstorting van het communisme hebben

[pagina 60]
[p. 60]

deze aantekeningen nu wellicht enige historische waarde. Neoconservatisme heeft zich sindsdien ontwikkeld in de richting van een neoliberalistisch triomfalisme. Francis Fukuyama publiceerde zijn artikel over ‘The End of History’ in The National Interest. De neoconservatieven was dit triomfalisme vreemd, ook al hadden zij al in 1985 het tij in alle opzichten mee. Deze verdedigers van het Westen gedroegen zich precies omgekeerd aan wat Richard Pipes (een held in dit gezelschap) in zijn Russia under the Old Regime stelde: ‘Failure is always temporary for ideologues, as success is always seen by them to be illusory for the powers that be.’

 

Naschrift: Het laatste nummer van Encounter (vol. 75, 2) verscheen in 1990.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken