Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen
Afbeelding van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwenToon afbeelding van titelpagina van Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.34 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tegen het vergeten. Degenstoten en sabelhouwen

(1997)–Bart Tromp–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

Wachten op het communiqué

‘De sturing van het publieke debat’ - dat is een breed thema. ‘Sturing’ is een metaforisch begrip. Het roept het beeld op van iemand die achter het stuur van een voertuig of het roer van een vaartuig doelbewust ergens op af gaat. De keuze in deze sturingsmetafoor tussen autorijden of varen heeft op zichzelf al verstrekkende implicaties, tenminste als dat varen met een zeilboot wordt gedaan. En sinds Aristoteles de gelijkenis tussen politiek leiding geven en het sturen van een schip bedacht, is er stilzwijgend van uitgegaan dat politiek varen zeilen is. Misschien omdat het schip van Aristoteles vanzelfsprekend niet door motorkracht werd voortgedreven, terwijl de meestal door slaven verrichte roeiarbeid weliswaar snelheid en stuurkracht gunstig beïnvloedde, maar daarentegen geen plezierige associatie achterlaat. Dan rest het zeil.

Sturen met een voertuig houdt in dat men zich in het algemeen aan gebaande wegen moet houden, maar die men dan wel zonder grote behendigheid kan berijden. Zeilen daarentegen brengt met zich mee het opmaken van een bestek en het rekening houden met stroom en getij, weer en wind. De voorwaarden waaronder men stuurt, zijn veel gevarieerder, ongewisser en onbeheersbaarder dan in het geval van een voertuig.

De stelling laat zich nu verdedigen dat - voor zover er door ‘de politiek’ gestuurd kan worden - in het publieke debat, de metafoor van het sturen van een auto in de afgelopen vijfendertig jaar geleidelijk in overtuigingskracht is verdrongen door die van de roerganger.

Dat houdt niet in dat vóór deze periode er een gouden tijd van de politiek was, waarin partijen bloeiden, het dualisme hoogtij vierde, de pers de pers was en de kiezer ademloos het publieke debat volgde, zoals dit enkel en alleen in 's lands vergaderzalen werd gevoerd. Op zijn minst werkte ook hier de heteronomie van middel en doel, de altijd weer onderschatte sociologische wetmatigheid dat intentioneel handelen onbedoelde consequenties heeft. Een mooi, en niet-Nederlands voorbeeld, biedt de poging van Herbert Morrison, een van de zwaargewichten van de Labour Party, om in 1947 de eerste minister,

[pagina 235]
[p. 235]

Clement Attlee, ten val te brengen en dan zelf premier te worden, na eerst de minister van Buitenlandse Zaken, de geduchte Ernest Bevin, voor deze post naar voren te schuiven. Die poging zat zeer slim, en eigenlijk ook wel gemeen in elkaar, maar hij werd in de kiem gesmoord, omdat Morrison met één detail geen rekening had gehouden. Een cruciaal element in zijn plan was dat Attlee in de krant iets zou lezen dat Morrison had ‘ingestoken’, zoals dat heet, en op grond daarvan zou reageren op een voorspelbare manier. Dat zou het begin zijn van een kettingreactie die met Attlee's aftreden moest eindigen. Het detail dat Morrison over het hoofd zag was dat Attlee niet alleen maar één krant las, uiteraard The Times, maar daarvan slechts de familieberichten en het kruiswoordraadsel. Toen later dat jaar Hugh Dalton, de Chancellor of the Exchequer, met het begrotingskoffertje op weg naar het Lagerhuis zijn mond voorbijpraatte tegen meelopende journalisten en Attlee daarop diens ontslag accepteerde, toonde de eerste minister vervolgens zijn verbijstering aan zijn particulier secretaris: ‘He talked to the press? Why on earth did he talk to the press?’

Wat leert ons deze anekdote? Allereerst dat Attlee eerste minister bleef, de beste die Groot-Brittannië na de oorlog had. Wij leren er verder uit dat samenzweringen mislukken als een detail over het hoofd wordt gezien. Dat is allebei niet echt nieuws. Wij leren er dan ook vooral uit hoe anders de verhouding tussen politiek en pers nog geen halve eeuw geleden lag, al geef ik onmiddellijk toe dat Attlee wel een man was die bijzonder ongevoelig was voor de mening van de pers en voor lof en blaam in de publieke opinie. Geen wonder dat Drees hem zo waardeerde.

In die verhouding tussen politiek en pers, en daarmee ook het publiek, is in Nederland, net als in de rest van de beschaafde wereld, in de jaren zestig een dramatische verandering opgetreden. Voor mij, en voor diegenen die zich de scène nog kunnen herinneren, hetzij rechtstreeks van de televisie, hetzij vanwege de talloze vpro-documentaires waarin hij voor mijn gevoel altijd weer te zien is, werd die breuk in Nederland zichtbaar, toen onderkoning Beel als formateur of informateur de trappen van het paleis afdaalde, en in de weg getreden werd door een journalist, die beleefd zijn hoed lichtte, en vervolgens informeerde hoe de stand van zaken was. Die journalist heeft daarvoor nooit een lintje gekregen, terwijl hij eigenlijk een militaire Willemsorde verdiende. Niemand die het heeft gezien, zal de verbouwereerdheid, langzaam overgaand in verbijstering, vergeten die zich op het gezicht van Beel aftekende. Pas na enkele ogenblikken kon hij weer een woord uitbrengen en snauwde: ‘Wacht u maar op het communiqué’.

[pagina 236]
[p. 236]

Maar dat zou de pers nooit meer doen en de politici pasten zich daarbij aan. Beel niet. Die zou blijven zwijgen als het graf, maar bevond zich toen al buiten de actieve politiek. Aan de volgende stap in de veranderde verhoudingen tussen politiek en pers bewaar ik nog enige persoonlijke herinneringen. Wij spreken nu over het eind van de jaren zestig. Het vara-radioprogramma Uilenspiegel, voor en door studenten, waarvan ik met Rogier Proper en Jan Lenferink redacteur was, zou geheel naar de geest des tijds onder leiding van Jan Nagel verbreed worden tot een algemeen opstandig jongerenprogramma. Ik haakte dus af, maar was wel benieuwd hoe het met een van de vernieuwingsplannen zou gaan. Dit hield in dat Jan Lenferink, destijds een verlegen student Nederlands uit Nijmegen, op vrijdagmiddag met een Nagra-bandrecorder bij de uitgang van het Catshuis werd neergezet met de opdracht de vertrekkende ministers en minister-president te ondervragen over wat er tijdens de ministerraad was besproken en besloten. Dit leidde in eerste instantie tot varianten op het ‘Wacht u maar op het communiqué’, autoraampjes die hoorbaar werden dichtgedraaid en andere juweeltjes van de ‘lege stoel’-journalistiek die toen hoogtij vierde. ‘U ziet, er staat hier een stoel gereed voor de bewindsman, maar hij heeft ervan af gezien voor de televisie achter het nieuws te komen.’

Pas veel later heb ik de andere kant van dit verhaal gehoord. Na met een paar van dergelijke pogingen te zijn geconfronteerd, vond de minister-president, Piet de Jong, dat het beter was van het gezeur af te komen door na afloop van de ministerraad een persconferentie te geven. Zo geschiedde, maar een zekere brooddronkenheid was van deze jaren een algemeen kenmerk, waaraan de journalistiek zeker niet ontsnapte. In een dergelijke stemming was een van de eerste vragen die de minister-president werd toegevoegd: ‘Mijnheer de premier’ (ik hoop dat die vraag nog wel zo begon, maar dat weet ik niet zeker), wat vindt u van pornografie?’ Dit onderwerp had toen op een of andere manier een zekere politieke relevantie gekregen.

De Jong hoefde daar geen moment over na te denken en antwoordde zonder aarzelen: ‘Dat is heel goed tegen zeeziekte.’ Met dit antwoord was de pers misschien niet tevredengesteld, maar wel tot inbinden gebracht. Slecht één journalist hield stand en riep: ‘Daar denkt uw Belgische collega toch wel heel anders over!’, waarop De Jong repliceerde dat België nu eenmaal geen zeevarende natie was.

Ik heb dit verhaal gehoord van een vooraanstaand lid der toenmalige kvp, die de scène op de televisie had waargenomen. De volgende morgen belde hij de eerste minister op om hem te feliciteren met de koelbloedigheid waarmee hij de confrontatie met de pers was aange-

[pagina 237]
[p. 237]

gaan. Pornografie is goed tegen zeeziekte. Wat een schitterend antwoord! De Jong, oud-marineofficier zei echter bedaard: ‘Maar dat is ook zo! Als we de zee op gingen en een paar van de nieuwe jongens begonnen wit om de neus te worden, dan had ik altijd wat van die boekjes, en daar stuurde ik ze dan mee te kooi. Na een poosje kwamen ze dan bij.’

Het leidt geen twijfel: terwijl Beel nog leefde in de sturingsmetafoor van het voertuig, heeft De Jong zich al meester gemaakt van de metafoor van het varen, wat gezien zijn nautische achtergrond niet helemaal verwonderlijk is. Hij deed dat met een succes dat vreemd genoeg toen en ook nu heel weinig is opgemerkt, niet door zijn politieke vrienden (die hem na vier jaar aan de kant zetten) en niet door zijn politieke vijanden. Toch voerde hij - naar het woord van professor Daudt - het in daden meest progressieve kabinet van na de oorlog aan; zowel de bijstandswet als de Wet Universitaire Bestuurshervorming kwamen - om maar iets te noemen - toen tot stand, en het kost de Paarse Coalitie de grootste mogelijke moeite om de verworvenheden van toen terug te draaien.

Eind augustus 1995 scheen de liquidatie van de toen bestaande universitaire bestuursstructuur op de rol te staan. De wijze waarop het publieke debat hierover werd gestuurd, mag model staan voor de hedendaagse relatie tussen politiek, pers en publiek. Het afschaffen van de door het kabinet De Jong ingestelde universiteitsraad was volgens geruchten onderdeel van een heel pakket aan wijzigingen van bestaande, en niet zelden pas ingevoerde organisatorische structuren en procedures in het universitair en hoger onderwijs. Die worden sinds een aantal jaren regelmatig neergelegd in het hoop, het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan, waarmee het ministerie universiteiten en hogescholen bestuurt, op afstand natuurlijk. Wie de afkorting niet kent, komt licht op de gedachte dat het lidwoord verkeerd is gekozen: indertijd telde het eerste hoop meer dan tweeduizend pagina's. Het nieuwe hoop zou pas openbaar gemaakt worden op Prinsjesdag, in de context van de aanbieding van de nieuwe Rijksbegroting. Maar al weken daarvoor werden elementen en fragmenten van het hoop, al dan niet geparafraseerd, in de publiciteit gebracht, via het mechanisme van het zogenaamde ‘lekken’. In de nu bestaande politieke cultuur is niet uit te maken of dit lekken geschiedt met of zonder toestemming van de politieke leiding van een departement. Vervolgens ontwikkelt zich in de media een publiek debat over een publiek ontoegankelijk document. Dit weerhoudt hoofdredacties van kranten er niet van er hoofdredactionele commentaren aan te wijden, Kamerleden niet om er hun instemming mee te betuigen en

[pagina 238]
[p. 238]

universitaire bestuurders niet om er hun misnoegen over te uiten. Het bontst maakte het echter de verantwoordelijke minister, die in een toespraak bij gelegenheid van de opening van de Academisch Jaar alvast allerlei ditjes en datjes uit het hoop vertelde. Ik denk dat hij onder Drees nu geen minister meer was geweest, als hij het al geworden was.

Is hier nu sprake van sturing van het publieke debat? Misschien niet naar intentie, hoewel ik dat betwijfel. Maar in ieder geval niet naar effect. Een helder publiek debat levert dit alles allerminst op, nog afgezien van het feit dat dit per definitie niet mogelijk is als het gaat om stukken die men niet kan lezen. In plaats van duidelijke voorstellen die aan de volksvertegenwoordiging zijn gepresenteerd, treedt een versplintering en chaotisering van informatie op, die vervolgens zijn eigen onoverzichtelijkheid oproept. Van mijn Nijmeegse collega's in de wetenschap der politiek - om maar één object van het hoop '95 te noemen - moeten zich wel eigenaardige gevoelens meester hebben gemaakt toen tot het gelekte ook de mededeling bleek te behoren dat de afdeling beleidswetenschappen aldaar zal worden gesloten - nog geen tien jaar nadat deze op instigatie van datzelfde ministerie was opgetrokken op de puinhopen van de door datzelfde ministerie weer eerder gesloopte opleiding in de politicologie.

Onder deze omstandigheden kan van sturing van het publieke debat geen sprake meer zijn, zelfs niet als men de metafoor van het varen tot het uiterste oprekt. Hier zijn immers geen getijtafels, stroomatlassen, weersvoorspellingen en zeekaarten meer voorhanden. De wijze waarop politiek nieuws nu wordt gemaakt, roept eerder associaties op met de Brownse bewegingen die moleculen in een vacuümvat maken.

Dit is de uitkomst van een proces dat 35 jaar geleden is begonnen. Politiek wordt hoe langer hoe meer een willekeurige opeenvolging van willekeurig aan de orde komende issues. Zo wordt het verslagen, omdat het ook zo wordt gepresenteerd. En het wordt zo gepresenteerd omdat het zo verslagen wordt. Af en toe surft een politicus een tijdje mee op een grote golf. Eén ogenblik kan hij zich verbeelden dat hij zijn zeilplank stuurt. Eén ogenblik lijkt het ook zo in de camera. Dan is het voorbij. Het wachten is op het communiqué. Maar dat komt niet meer.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken