Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lees en luister. Deel 9 (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lees en luister. Deel 9
Afbeelding van Lees en luister. Deel 9Toon afbeelding van titelpagina van Lees en luister. Deel 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.76 MB)

Scans (44.32 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lees en luister. Deel 9

(1947)–H.J. Tromp–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

11. Hoe de V.A.V. Swift ontstond.

De oudste voetbalclubs in Nederland zijn omstreeks 1890 opgericht. Enkele jaren daarvoor werd de voetbal uit Engeland hier geïmporteerd. Eerst in het Westen, om van daaruit in de loop van de volgende jaren naar het Oosten, Zuiden en Noorden te rollen.

Na deze inleiding ga ik jullie vertellen, hoe één van de Oostelijke clubs is ontstaan en welke rol ik daarbij als twaalfjarige jongen heb gespeeld.

Dat ik twaalf jaar was, weet ik zeker. Want op mijn twaalfde verjaardag kreeg ik van Vader een merkwaardig geschenk, een stuk speelgoed, dat bij ons totaal onbekend was.

Ja, je hebt het geraden: een voetbal - het eerste exemplaar, dat in onze stad zijn intrede deed. Dat was een feestelijke intocht. Het was immers feest bij ons thuis - het verjaringsfeest van onze... pardon, ik heb verzuimd, me voor te stellen.

‘Jan’ is mijn naam. Het verjaringsfeest dus van onze Jan, die stomverbaasd keek, toen zijn vader zei: ‘Van harte proficiat, Jan. En hier is mijn cadeau.’ Daar stond ik met tussen mijn handen een bal, wel twintigmaal zo groot als de grootste, die ik ooit had gezien - een bal van geel, glanzend, heerlijk riekend leer, met mooi regelmatige, diepe naden.

Ik keek Vader vragend aan en hij keek mij aan met een glimlach vol verwachting. Wat zou ik er wel van zeggen?

Het was mijn zus Toos, die zei: ‘Vader heeft zich vergist. Ballen zijn speelgoed voor meisjes.’

Ja, dat was waar. We kenden in die tijd alleen gummikaatsballen, waar uitsluitend meisjes zich mee vermaakten, en waar een rechtgeaarde jongen minachtend de neus voor optrok.

Maar dat dit geen kaatsbal was, begreep ik wel. Dus riep ik: ‘Dat zou je wel willen! Vader weet goed, wie hier jarig is.’

‘Ja,’ beaamde Vader, ‘het is een Engelse voetbal. Kijk maar.’

Hij draaide het stempel naar boven en daar stond: Football.

[pagina 52]
[p. 52]

Ik lei de bal op het vloerkleed en zou hem juist een flinke opstopper verkopen, toen Moeder mij daarvan terughield. ‘Zeg, denk om de meubels en de ruiten! Ga maar naar de zolder.’

Maar daartegen had Vader bezwaar. ‘Dit is de ene helft van mijn cadeau. De andere komt straks in de gedaante van je Haagse neefjes. Die hebben ook vacantie en blijven logeren. Ze brengen een paar voetbalschoenen voor je mee.’

‘Voetbalschoenen? Heb je daar extra-schoenen voor nodig?’

‘Natuurlijk,’ begreep Moeder direct. ‘Jij zou zonder nadenken je beste Zondagse schoenen stuk trappen.’

 

Een paar uur later arriveerden Wim en Frans. Hun geschenk bestond uit een paar schoenen van wit leer met brede, harde neuzen en zonder hakken. De hele zool was met hoge ronde klosjes bezet. Tegen uitglijden en vallen, dat begreep ik.

De schoenen werden onverwijld gepast. Ze zaten mij als aangemeten.

Toen kregen we theorie spelregels; met z'n drieën, want Toos en mijn grote broer Karel waren ook van de partij.

We begrepen er niet al te veel van. De Hagenaars praatten van: match, goal, keeper, back, half back, center half, forward, wings, center forward, captain, referee, time, half time, out, corner, free kick, penalty, off side.

Ze gooiden zo met Engelse termen om zich heen, dat het ons begon te duizelen. Gelukkig hebben wij daar nu goede Nederlandse benamingen voor. Ik wed, dat jullie die stuk voor stuk kunt aangeven. Maar tòèn snapte ìk er geen sikkepitje van en ongeduldig wou ik zeggen: ‘Opscheppers!’ toen ik me net op tijd bedacht. Ze hadden me pas zo'n prachtig cadeau gegeven en ze waren onze gasten. Dus slikte ik een keer en stelde voor: ‘Laten we nu eerst maar eens naar het Schuttersveld gaan. Ik ben benieuwd, wat die bal doet, als je hem een oplawaai verkoopt.’

[pagina 53]
[p. 53]

Terwijl Wim nog trachtte, me duidelijk te maken, dat zo'n oplawaai een ‘shot’ heette, liep ik, gevolgd door de drie anderen, de straat op - in mijn opzichtig schoeisel. Aan de leren veter in mijn rechterhand wipte de eerste voetbal, die zich aan de verbaasde blikken van het publiek in mijn vaderstad vertoonde. Die wekte heel wat opzien, vooral bij de jeugd, en geen vijftig meter verder had zich achter ons de eerste optocht van voetbal-supporters gevormd, die gedurende onze wandeling naar het Schuttersveld geleidelijk aangroeide.

Je begrijpt: ik voelde me een hele Piet. Maar wie had toen kunnen vermoeden, dat ik op dat ogenblik de grondlegger was van een voetbalclub met honderden leden, die zestig jaar later als beroemde eerste-klasser nog zou bestaan, en van tientallen andere clubs, die naar zijn voorbeeld zouden worden opgericht; dat alom aan de buitenkant van de stad grote speelterreinen zouden ontstaan met tribunes, kleedlokalen, douches, clubhuizen en oefenvelden; dat er een stadion zou verrijzen met 35000 zitplaatsen; dat wekelijks duizenden en duizenden zich zouden spoeden naar de wedstrijden, gespeeld met net zo'n voetbal, als ik toen voor de eerste maal door de straten droeg?

Ik zeker niet. Wel was ik niet zo'n klein beetje trots op mijn grote gele bal, die de afgunstige bewondering van onze volgelingen opwekte, zonder dat een van hen wist, wat er mee moest gebeuren. Ook ik had daar niet het flauwste benul van, maar dat liet ik natuurlijk aan niemand blijken.

 

Op het Schuttersveld gearriveerd, liet ik de bal stuiten met het plan, hem op een shot-van-wat-ben-je-me te tracteren. Terwijl hij opsprong, zwaaide ik mijn rechtervoet in zijn richting. Maar ik trapte een gat in de lucht en de neus van mijn voetbalschoen belandde achter tegen de broek van mijn vriend Ben, die ook met ons was opgelopen. Hij uitte een kreet van pijn en schrik, draaide zich om, en toen hij zag, wie

[pagina 54]
[p. 54]

hem die kool had gestoofd, sprong hij als een getergde leeuw op mij toe. De eerste voetbalwedstrijd in onze stad zou met een stevige kloppartij begonnen zijn, als Karel niet tussen beide was gekomen en mij de woedende Ben van het lijf had gehouden. Mijn aanvaller protesteerde luidkeels: ‘Hij kon me toch zeker wel op een andere manier vertellen, dat ik uit de weg moest gaan! Dat neem ik niet! Het Schuttersveld is toch zeker niet van hèm? Daar mag ik net zo goed vrij lopen als hij!’ In die trant had hij nog veel meer te beweren.

Eindelijk gelukte het ons met vereende krachten, hem duidelijk te maken, dat er een misverstand in het spel was; dat ik per ongeluk hèm in plaats van de bàl op mijn eerste proeve van voetbal-techniek had onthaald, en dat het mij erg speet. Hij bedaarde helemaal, toen ik zei: ‘Natuurlijk mag jij ook meedoen.’

Ja, hij mocht meedoen. Waarmee meedoen? Waar was mijn voetbal? Verschrikt keken we om ons heen, toen we ontdekten, dat we met z'n zessen bij elkaar stonden - zonder voetbal. Tot van heel uit de verte geschreeuw en gejuich tot ons doordrong. En daar, honderden meters verder, aan het einde van het Schuttersveld, holde een hele bende jongens en meisjes achter mijn bal aan. Ze schopten en trapten er naar en raapten hem op en trokken en sloegen hem elkaar uit de handen en bakkeleiden er om, tot hij weer wegsprong. En dan zìj met z'n allen er achteraan.

Nou, wìj er ook achteraan! Wat hebben wij met z'n zessen moeten sjouwen, vóór één van ons de bal te pakken had. Frans gelukte dat ten langen leste en Karel trad als zijn Beschermengel op. Anders zou hij zeker bedolven zijn onder een berg van enthousiaste supporters, die van alle kanten op hem aandrongen, hem besprongen, en probeerden, hem de bal afhandig te maken.

Het kostte heel wat tijd en moeite, het publiek zo ver te krijgen, dat het ons een gewillig oor leende. Toen kregen de

[pagina 55]
[p. 55]

Hagenaars het woord. Ze vertelden, dat er in Den Haag grote wedstrijden met zo'n voetbal werden gespeeld - elf tegen elf. En dat aan iedere korte zij van het veld een goal van latten stond. En dat het de bedoeling was, de bal door de goal van de tegenstander heen te werken. Maar alleen met voeten, benen, borst, buik, rug of hoofd. Met handen en armen mocht je hem in het geheel niet aanraken. Dat mocht alleen de keeper, die in de goal stond, om de bal er uit te werken.

En als ze ons nu niet hinderden, mochten ze met z'n allen toch meedoen. Achter de goal, om de bal, als die er door of er langs of er over ging, terug te trappen of te gooien. Daar hadden onze supporters oren naar.

Bij gebrek aan palen en latten werd de goal met een paar petten op de grond aangeduid. We zouden beginnen met goalshotten. Want eerst moesten we natuurlijk leren, hoe je zo'n bal moest raken. Dat begrepen we wel. Vooral Ben was het er gloeiend mee eens. Hij voelde eens heimelijk naar zijn zitvlak. En ik keek tersluiks naar de punt van mijn rechterschoen.

Mijn zus werd tot keeper aangesteld en het spel begon. Van Wim en Frans keken we de kunst af. ‘Je moet niet punteren,’ zeiden die. ‘Dan kun je de bal geen richting geven. Je moet trappen met de wreef en met binnen- en buitenkant van de voet.’

Onder de supporters waren er twee van onze school, die het zaakje gauw door hadden. Die mochten naar vóór de goal verhuizen en met ons mee trappen. En na een uurtje speelden we al een half partijtje - vier tegen vier.

Onze Toos weerde zich kranig in de goal. Ze was altijd heel handig in het kaatsballen geweest. Met deze grote bal wist ze ook wel raad. Haar vangen en keepen had zelfs de bewondering van de Hagenaars. Tot Frans een kei loste, die haar te machtig was. De bal vloog tussen haar handen door tegen haar neus, met zo'n vaart, dat ze achterover tuimelde en met een bloedneus opkrabbelde.

[pagina 56]
[p. 56]

Even werd het spel gestaakt voor eerste hulp bij ongelukken. Mijn zus wou echter niet geholpen worden. Ze kneep haar neus stevig dicht tussen de vingers en liet zich als keeper vervangen door een van de jongens achter de goal.

Na nog een uurtje waren we warm en moe. Met onze schoolkameraden maakten we de afspraak, dat zij de volgende dag versterkt zouden terugkomen.

De jongens van mijn school bleken direct enthousiast voor het nieuwe spel. En onder leiding van de Haagse neven en mijn broer Karel werd al een week later de eerste voetbalclub in onze stad opgericht. Vanzelfsprekend kreeg hij een Engelse naam en werd ‘Swift’ gedoopt, d.w.z. ‘Snel’.

Later werd hij omgedoopt tot ‘V.A.V. Swift’, hetgeen betekent: ‘Voetbal- en Athletiek-Vereniging Swift’.

Jarenlang hebben we op het Schuttersveld onze wedstrijden gespeeld. Daar moest de politie het publiek buiten de lijnen houden. Eén van onze trouwste aanhangers was de Dikke Mie met haar fruitkarretje. Iedere match, weer of geen weer, stond ze achter de goal. En de spelers en leden van ‘Swift’ genoten bij haar extra-korting. Tot een kei van een kogel haar gammele karretje midden in de lading trof, en het duizendkoppige publiek juichte en jubelde, alsof wij met 20 - 0 gewonnen hadden.

Kom nu eens kijken bij ‘Swift’ met zijn terreininrichting, die gemakkelijk 12000 toeschouwers kan herbergen.

En tòch! En toch verlang ik nog wel eens terug naar het Schuttersveld, toen telkens tijdens de wedstrijd onze bal gerepareerd moest worden, en we met verdubbelde geestdrift verder speelden, als de operatie naar wens was geslaagd. En dan zie ik mezelf weer door de stad lopen met mijn mooie cadeau. En weer zie ik mezelf als twaalf-jarige jongen en - dat weet ik nú - oprichter van ‘Swift’, staan in de huiskamer, met in mijn handen de voetbal, waaruit de eerste-klasser ‘Swift’ met zijn honderden spelers ontstond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken