Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De oorsprong en uytlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, tot opheldering der vaderlandsche moedertaal. Deel II (1727)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.77 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De oorsprong en uytlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, tot opheldering der vaderlandsche moedertaal. Deel II

(1727)–Carolus Tuinman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina *249]
[p. *249]

Lyste der verklaarde spreekwoorden

A.

Aagt kent Trui wel.Bladz. 55
Aan de Van kent men den man.74 en 243
Al de Paarden willen niet over de brug.171
Al is Ian Pieters dood, daar leeft'er diens gelyk.238
Alle hout is geen pylhout.119
Alle loop heeft zyn weêrloop.226
Alle menschen zyn leugenaars.217
Alle waarom heeft zyn daarom.212
Al riep men als een valkjager zy willen niet van de kreng.135
Al roept men Sint Joris, men houd wel aan de maane.168
Als de Bruid is aan de man, dan wil'er elk an.62
Als de Bruid is in de schuit, dan zyn de beloften uit.65
Als een muis in den meelzak gevallen is, en zich bestoven ziet, meent zy dat zy de molenaar zelf is.157
Als kaks.213
Als Paschen komt op een Zondag, is elk een kind van zyn eigen vader.71
Als 't buikje vol is, is 't hertje bly.36
Als 't hammetje gekloven is, is 't spaaren te laat.38
Als 't huis volbouwt is, breekt men de stellingen af.173
Als 't spel op 't best is, moet men'er uitscheiden.215
Als 't spel op stelten is, maakt men wel een Koning van een stroowisch.156
Als u de wal begeeft, houd u aan 't vlotgras.139
Al te veel is onzoet.248
Arme lieden eeten op de knyen.41
[pagina *250]
[p. *250]
 
Arme lieden kooken dunnen bry.41
Arme luy maken ryke Heiligen.127
As is verbrand hout.185

B.

Bedriegt een anderen hond met dat been, ik ken het wel.118
Bek af spelen.238
Bergen en dalen ontmoeten malkanderen niet, maar wel menschen.102
Berooide beurs, berooide zinnen.105
Beter kamp dan hals verlooren.153
Beter laat, dan nooit.177
Betrouw uwen vriend nooit zo zeer, of denk dat hy uw vyand kan worden.217
Bidermans erf ligt in alle landen.101
Bitter in den mond is 't hert gezond.25
Boodenbrood.46
Breek uw hoofd daar niet meê.17
Breng geen' bontwerker, daar een mooye kat is.59
Brood is der haazen dood.37
Brood van een dag, meel van een maand, wyn van een jaar.24
By den wal vaart men zekerst.23

D.

Daar baat geen wambuis voor de galg.133
Daar de bye haaren honig uit zuigt, zuigt de spin haar vergift uit.6
Daar de Duivel zelf niet durft komen zend hy een oud wyf, of een Monik.192
[pagina *251]
[p. *251]
 
Daar gaat geen rei voor eeten.26
Daar gaat menig Doctor achter de ploeg.97
Daar gaat veel geryfs in een zak.163
Daar geen dwang is, is geen eer, zei de Koster, en hy sloeg de beelden in zyn Kerk.159
Daar hangt de gierige droes uit.47
Daar is een leven van de andere wereld.168
Daar is geen rooi meê te schieten.139
Daar is kruim in.35
Daar is meer gelyk dan eigen.213
Daar is onraad in de wacht.166
Daar is quaade tyding van boven gekomen.46
Daar is 't mes met de scheede.241
Daar komt wel water, daar water geweest is.226
Daar ligt een groote dam in den weg.171
Daar men hakt, vallen spaanderen.144
Daar men meê verkeert, word men meê vereert.76
Daar oude wyven danssen, gaat veel stof op.193
Daar steken veel ezels in eenen vos alleen.11
Daar 't zeer is, is de hand.100
Daar verdrinken'er meer in 't wynglas, dan in de Zee.52
Daar valt niet te vagen, dan de vloer.47
Dat alle man zegt, is gemeenlyk waar.219
Dat beschiet niet veel.129
Dat hangt als een koe in een kerssenboom.190
Dat hinkt.172
Dat is een lelyke vlek in een schoon laken.168
Dat is een slechte pastei.31
Dat is een stukje van Albert Durer.188
Dat is kamp op.247
Dat men God ontrooft, vaart voor den duivel.115
[pagina *252]
[p. *252]
 
Dat vuurtje heb ik gestookt.191
De bal is aan den kuil gebragt,169
De beste stuurlieden staan aan land.162
De blankste billen boven.196
De boog is al dikwyls gespannen, eer men den pyl uit den koker haalt.120
De Bruid bestrooyen.65
De Bruid de kroon opzetten.64
Deden wy dat wy zouden, wy hadden dat wy wouden.225
De dood ziet hem uit de oogen.234
De eene helft van de werelt quelt de andere.150
De eene vriendschap is de andere waardig.66
De eerste slag is een daalder waardig.143
De eerste teug is de beste.49
De fyne schaaf moet daar over gaan.10
De knuppel zal troef zyn.247
De koot stooft, of schyt.12
De man zocht het paard, en zat'er op.213
Den gezonden is alles gezond.24
De nieuwe verbeteren de ouden niet.4
De verstandigen is haast genoeg gezegt.14
De ouders eeten met de kinderen.45
De onnozele spelen met de beurs, en de kloeke met het geld.117
De Paapen geven de botte boeren de groote kruissen te dragen, en volgen zelf met de kleine en lichte.126
De peeren zyn noch niet ryp.176
De plegt is van 't schip.185
De punt is een weeldig heer.53
De rype etterzweer vereischt de vlym.100
[pagina *253]
[p. *253]
 
De schaapen moeten haar wonder wel voorzien, daar de wolf Rechter is.134
De schuit is lek.247
De spaarpot komt de gilden toe.47
De spreeuwen gaan den molik in den kerssenboom in 't laatst op 't hoofd kakken.161
De storm quam uit dien hoek niet.162
De tyd mogt komen, dat de koe haaren steert zoude behoeven.95
De verkens loopen in 't koorn.141
De voorste doen, dat de achterste niet in de kerk konnen.222
De vos wil kluizenaar worden.128
De vriendelykheid ziet hem ten oogen uit, als den beul de barmhertigheid.67
De vrienden mogen kyven, maar moeten vrienden blyven.60
De vriendschap moet niet slechts van de eene zyde komen.66
De wachter verliest.59
De wolf zal zyn vacht wel houden.134
De woorden zyn goed, zei de wolf, maar ik kom in 't dorp niet.217
De zwaarste last is achterlast.22
Die aan den hooiberg staat, plukt.135
Die borg blyft, geeft den sleutel van zyn goed.124
Die de dante trouwt om de wante, verliest de dante en houd de wante, enz.61
Die den laatsten druppel uit de kan wil hebben, krygt het lid op den neus.52
[pagina *254]
[p. *254]
 
Die een hoofd van een pintje heeft, moet geen kan willen drinken.48
Die een luis in de asch verliest, verliest maar 't kraaken.236
Die geeft dat hy heeft, is waard dat hy leeft.248
Die geen houten neus heeft, kan dat wel rieken.13
Die gekken noodigt, heeft wisse gasten.32
Die laat komt, komt'er ook.177
Die lust, die pluk.196
Die meest werken, worden van de honden gegeten.184
Die niet gereed is, verlet geen tyd.113
Die niets heeft, ontvalt niets.212
Die niet zuurt, die zoet niet.59
Dien men een rib uit het lyf haalt, is wel gedwongen te schreeuwen.94
Die omkykt is 't.169
Die ongenood komt, moet onbedankt weg gaan.33
Die roet handelt, maakt zyn vingeren vet.189
Die schuldig is, droomt van den Duivel.197
Die in 't vuur verloren heeft, moet het in de asch zoeken.140
Die 't klein niet begeert, is 't groot niet weerd.114
Die veel beginnen, eindigen weinig.169
Die verre gaat vryen, bedriegt, of word bedrogen.56
Die vervaart is, loopt in de kerk.222
Die wil bederven, neem geld op renten, en koop erven.123
Die zich den Droes op den hals gehaalt heeft, moet hem werk geven.154
Die zich met alle kruiden laat genoegen, krygt terstond zyn korfje vol.5
Die zyn schuld betaalt, verarmt niet.116
[pagina *255]
[p. *255]
 
Die zyn wittebrood voor eet, moet zyn roggenbrood na eeten.44
Die is zo afgryslyk, dat het een wild zwyn de borstels zou doen te berge staan.93

E.

Een arm man sterft zyn koe, en een ryk man zyn kind.236
Een beschaamt schooyer heeft een platte bedelzak.101
Een blinde schiet wel een kraai.120
Eene bontekraai maakt geen kouden winter.95
Een gedwongen eed is God leed.220
Een gezonde kaalis is een ryk man.97
Een goed houwelyk zal 't al betalen.63
Een goed huishouder moet zorgen voor B. B. B. B.23
Een groene kersmis maakt een witte Paschen.94
Een jaar is aan geen staak gebonden.226
Een kusje zonder baard, een eitje zonder zout.59
Een' leugenaar gelooft men niet, al spreekt hy waar.219
Een leugenaar moet eene goede geheugenis hebben.219
Een man gaat een mans gang.183
Een man zonder geld is een lyk.125
Een ongeluk komt niet alleen.198
Een oude wolf is wel gerucht gewoon.146
Een schoonen dag maakt geenen zomer.95
Een vergeten man is'er best an.103
Een verloopen Monik spreekt nooit goed van zyn konvent.129
Een vryer weet wel wat hy begeert, maar niet wat het is.55
Een vuile Bruid behoeft veel opschikkens.64
Een zeer oog kan 't licht niet verdragen.13
[pagina *256]
[p. *256]
 
Een zot spreekt wel een wys woord.11
Een zwaan heeft haare pluimen zo wel van doen, als een musch haar veeren.43
Eens betrapt, tienmaal gedaan.214
Eens weelde is niet altyd armoede.35
Eere kost veel te houden.103
Eerst hangen, daar na proces maken.133
Eer 't gras gewasschen is, is 't paard dood.232
Eet geen hertenvleesch.45
Eigen haard is goud waard.104
Eilaas. 
Elk een zoekt zich zelven, dat gaat'er niemand verloren.43
Elk het zyne, dan heeft de quaade niets.115
Elk kraamer zal zyn mers dragen.129
Elk moet zyn post waarnemen.108

F.

Finis is goed voor een armen bloed die in druk en pyn is.241

G.

Gedeelt vuur brand qualyk.23
Geen zo quaade moeder, of zy had geern een goede dochter.69
Geen zwaarder rouw, dan om geldverlies.125
Gemeene potten met heeren zieden wel sterk, maar deelen qualyk.116
Geoogt brood, en blinde kaas.24
Getruggelt brood is goed voor lazary.99
Gezelschap doet doolen.76
God betere 't.223
[pagina *257]
[p. *257]
 
God woud 's, is aller bede moeder.223
Goede raad is duur.167
Goede waar pryst zich zelven.8
Goede weg om, is geen krom.170
Goede woorden, waren zy goed om te eeten.218
Graaf Ego bouwt wel, en heeft schoone paarden.107
Groote konstenaars bedyen zelden.184
Groote narren moeten groote bellen hebben.82
Groote visschen scheuren 't net.160
Gy fielt daar gy zyt.191
Gy haalt daar een schoonen knoop meê toe.175
Gy hebt daar niets te verhakstukken.153
Gy hebt u braaf uitgeslooft.175
Gy moet aan dien zak niet heffen.21
Gy zit daar wel en koekeloert.150
Gy zult niet meer eerst raaden.129
Gy zult noch een anderen gang moeten gaan, om dien hoek te boven te zeilen.164

H.

Haastige lieden zyn geen verraaders.183
Haast u, haast u, met drie paar snappen.182
Hebben is hebben, krygen is ongereed.176
Heeren peeren rotten niet.159
Het leven is zoet.154
Het rolt als van een leyen dakje.163
Het slechtste rad maakt het meeste geraas.172
Het vragen staat vry, en 't weigeren staat'er by.62
Hier is niet te bikken.46
Hoe erg de aapen zyn, zy konnen de vossen niet bedriegen.11
[pagina *258]
[p. *258]
 
Hoe is de wind met u?161
Hoe ouder, hoe zotter.12
Honger leert ranken.27
Houd het schip midden waters.23
Hy beid lang, die niet komt.200
Hy brengt'er de klad in.122
Hy bukt om een speld.114
Hy doet een goede dagreize, die een qualykgaanden medgezel verlaat.170
Hy doet onheusch.130
Hy draagt den fleempot altyd op de zyde.215
Hy durft van land steken.202
Hy gaat in grasduinen in andere lieden goed, als een haas onder de koolbladeren.130
Hy gaat mollen.234
Hy gaat niet geerne in de mis, maar speelt liever raak.121
Hy gaat schuiven.151
Hy geeft dat van 's herten bloed.43
Hy geeft op als een gieter van zeven voeten.204
Hy had gemeent daar zyn mes neêr te leggen.33
Hy handelt in natte waaren.50
Hy heeft daar een handje van.174
Hy heeft daar een scheel oog op.189
Hy heeft de boon gekregen.156
Hy heeft een goed humeur.190
Hy heeft een hert als een toren.142
Hy heeft een karpeson op den neus gekregen.148
Hy heeft een ton vol kennis, maar de bodem is'er uit.10
Hy heeft'er de waarde voor genoten.45
Hy heeft'er veele op zyn hand.158
Hy heeft'er zich uit gehaspelt.141
[pagina *259]
[p. *259]
 
Hy heeft geen belul.166
Hy heeft geen zeevoeten.113
Hy heeft het afgelegt.235
Hy heeft het in Aries.48
Hy heeft het in de kruin gekregen.49
Hy heeft het krap.130
Hy heeft het nafluiten.138
Hy heeft het op my geladen.149
Hy heeft letters gegeten.18
Hy heeft op een padde getrapt.247
Hy heeft te veel om te sterven, en te weinig om te leven.41
Hy heeft twee peezen op zyn boog.119
Hy heeft zich een knol laten wys maken.19
Hy heeft zynen dank weg.215
Hy heeft zyn hoofd vol spinnewebben.16
Hy holt, of staat stil.176
Hy houd hem het yzer in den buik.98
Hy houd het hecht in de hand.120
Hy houd veel van de lek.34
Hy houd veel van een borlesousje.50
Hy is aan de beter hand.233
Hy is altyd in 't hoekje daar de slagen vallen.197
Hy is braaf gekamt.9
Hy is braaf gekapittelt.195
Hy is daar niet t'huis.105
Hy is daar op vernikkert.58
Hy is dat kind zyn vader.181
Hy is de uil.92
Hy is een afgezette Sant.160
[pagina *260]
[p. *260]
 
Hy is een heilig, daar men wel een kaars voor mag aansteken.157
Hy is'er meê bezorgt, als een arm man met den winter.96
Hy is gepiert.112
Hy is in de galere geraakt.197
Hy is in 't doodboek geraakt.239
Hy is met den neus in 't bed geraakt.233
Hy is moedermensch alleen.183
Hy is om den hals gebragt.237
Hy is om zeep.236
Hy is op 't bed van eere gestorven.238
Hy is pal gezet.150
Hy is van Baserabel gekomen.56
Hy is van die, of die kabele.75
Hy is vol en zoet.36
Hy is zo dood als een pier.235
Hy is zo dronken als een stoel.49
Hy is zo gedwee als een Juffers handschoe.152
Hy is zo gemaakt, hy moet zo versleten zyn.90
Hy is zo hairig als elft in den Mey.16
Hy is zo oprecht als een bokshoorn.91
Hy is zo stout, als of hy noch een lyf in de kist had.201
Hy is zo veeg als een luis op de kam.229
Hy kampt tegen een mannetje, dat hy aan de wand geschildert heeft.151
Hy kan dat over zyn hart niet krygen.193
Hy kan op zyn haal niet komen.234
Hy kan op zyn slag niet komen.109
Hy klopt als of hy geld bragt.46
Hy komt al te met te voorschyn.179
[pagina *261]
[p. *261]
 
Hy krabt de oude zeeren op.203
Hy krauwt den os daar hy hem bollen wil.216
Hy kruist en zegent zich.193
Hy laat geen gras onder zyn voeten wassen.200
Hy laat het glyden.152
Hy laat het zyn kaproen hooren.207
Hy laat zich aan een stroo binden.194
Hy laat zich de handen zalven.111
Hy laat zich op 't hoofd kakken.161
Hy legt'er de tang op.145
Hy lekt aan 't kantje.34
Hy ligt achter.62
Hy loopt voor zyn schaduw.151
Hy lorrendraait.110
Hy maakt het als eyeren die uitloopen.190
Hy maakt geuren.191
Hy maakt het als eyeren die uitloopen.190
Hy maakt het te bont.90. 245
Hy maakt geuren.191
Hy mag hem op.146
Hy mag wel lyden dat andere groote koeken bakken, als zy maar de handen uit zyn deeg houden.32
Hy mag zyn handen wel over zyn hert leggen.194
Hy meent dat hy goud zal drinken uit een horentje.63
Hy mikt zo nauw niet.155
Hy mortepaait.131
Hy nam zyn aars in den arm, en ging heen.199
Hy neemt een kloddertje.50
Hy neemt een vliegende boterham.51
Hy oogluikt dat.111
Hy oordeelt daar van als een blinde van de verwen.18
Hy pronkt met een anders veêren.8
[pagina *262]
[p. *262]
 
Hy ryd op den aap.52
Hy schiet kruiswant.192
Hy sluipt weg als een hoenderdief.132
Hy sluit de deur toe.235
Hy spaart dat als bagynekoek.44
Hy speelt den bonten hond.91
Hy speelt'er meê als Ian Potagie met zyn muts.184
Hy speelt zyn personagie.184
Hy spinnevoet daar tegen.100
Hy steekt de borst op als een pekelharing.157
Hy steekt de horens op.141
Hy steekt in een quaad vel.227
Hy stiert zyn kat.201
Hy stookt daar zyn tanden meê.6
Hy teert als een Graven kind.48
Hy trekt zyn oude schoenen wêer aan.90
Hy vaagt daar zyn hielen aan.207
Hy valt van zich zelven.182
Hy volgt het oude karrepat.171
Hy vraagt naar den bekenden weg.171
Hy wast voor de galg op.133
Hy watertand daar na.30
Hy weet de einden niet aan malkanderen te knoopen.175
Hy weet niet wat daar te eeten is.167
Hy wil dat om den dood niet laten.236
Hy wil de kat uit den boom kyken.106
Hy wil hem de blaas breken.146
Hy wil hem 't hert in de hand geven.146
Hy wil het hoog altaar hebben.246
Hy zag dat heir eens over.153
Hy zal daar geen goed garen van spinnen.140
[pagina *263]
[p. *263]
 
Hy zal dat opdokken.138
Hy zal den bogt schudden.54
Hy zal den Mei daar wel meê krygen.226
Hy zal geen hoogen top scheeren.229
Hy zal klopzak hebben.145
Hy zet fok en lul by.165
Hy zet het huis over einde.141
Hy zit op 't kussen.156
Hy zit geerne met de kneukels in 't vet.34
Hy zucht boomen uit de aarde.198

I.

Je bent zo plat niet als een mannetjes deuit.13
Ik ben bly, de korf is reê.70
Ik ben bluts.138
Ik ben niet beter dan myn woord.220
Ik ben niet lazarus.99
Ik ben uit het nest gelicht.119
Ik heb dat beu gegeten.29
Ik heb dat niet van doen.182
Ik hou daar niet van.189
Ik kan daar niet tegen.147
Ik kan dit niet heffen, noch leggen.21
Ik moet myn eigen pot kooken.39
Ik moet op myn eigen biezen zwemmen.173
Ik zal hem hebben.145
Ik zou hem wel een knapzak vol hooi toevertrouwen, had ik borge voor 't leêr.138
In den grootsten voorspoed behoeft men den meesten raad.166
[pagina *264]
[p. *264]
 
In zulke wateren vangt men zulke visschen.197
Jonge harpslagers breken veel snaaren.174

K.

Kalk en steen metzelt wel.27
Kan hy met de leeuwenhuid zyn oogmerk niet bereiken, hy doet het vossenvel aan.136
Kinderen die willen, slaat men op de billen.195
Klagers hebben geen vrienden.198
Kleine kinderen hoofdzeer, groote kinderen hertzeer.71
Klopt wat lang aan dat klooster, daar zullen meer Moniken uit hunne çellen kruipen.128
Kont gy sterven, gy kont vergeten worden.240
Kort afzeggen is vriendschap doen.60
Korte rekening maakt lange vriendschap.117
Kruis of munt.126
Koussen die 't water keeren zyn zo goed als leerzen.92

L.

Laat de dooden rusten.240
Landen verzanden, zanden verlanden.225
Lang vasten is geen brood spaaren.35
Legt'er uw kop by.40
Leider.224
Lukas schryft daar niet van.19

M.

Men behoeft de gantsche zee niet uit te drinken, om te proeven dat ze zout is.142
Men heeft hem te kakken gezet.112
Men heeft veel met hem op.158
[pagina *265]
[p. *265]
 
Menig krauwt zich daar 't hem niet jeukt.105
Men kan alle ding dood zwygen, niet dood kyven.212
Men kan dat met een half oog wel zien.14
Men kan'er noch hooger noch laager wal meê bezeilen.164
Men kan geenen keisteen het vel afstroopen.176
Men kan wel een keisteen kooken, dat het sop goed is.26
Men kent geen waard, of men gaat'er meê over den haard.56
Men moet aan stoelen en banken leeren gaan.173
Men moet al zyn pylen niet sevens verschieten.120
Men moet de leuze by hem halen.158
Men moet den vloer niet met de vuiligheid uitvagen.10
Men moet de oude paalen niet verzetten.231
Men moet het katje niet dood foolen.61
Men moet jokken zonder zeer doen.15
Men moet leven, en laten leven.108
Men moet niet te wys zyn.7
Men moet roeyen met de riemen, die men heeft.108
Men moet ylen met wylen.177
Men moet zacht gaan, en verre zien.22
Men moet zomtyds wat byleggen.40
Men vind de vossen, of haar vel, by den peltier.11
Men zal een anderen altaar ontdekken.128
Men zal een anderen gang met hem gaan.164
Men zal hem wel anders leeren danssen.165
Men zal hem van dat zelve laken een rok en broek maken.16
Men ziet hem naar de oogen.138
Men zou daar dieven meê pynigen.30
Met den minsten kost houd men langst huis.26
Misrekenen is geen betalen.117
[pagina *266]
[p. *266]
 
Misschien.225
Mondekens maat.42
Myn deur zy verre van Myn heers deur.116

N.

Nauw dingen, en wel betaalen, schikt wel.109
Niemand durft aan zyn stokje bassen.159
Niemand en geen man byten malkanderen in den zak.152
Niemand hinkt aan een anders zeer.100
Niets is zo quaad, of 't is ergens goed toe.114
Niet te lang op een, zo word gy niet dul.1
N. N. 

O.

Onbeschaamde menschen hebben 't derde deel van de wereld.102
Onnoodige zorgen maken vischgraaten.105
Onrechtvaardig goed gedyt niet.137
Ontneem den hond zyn been niet.196
Op een bof.182
Op een quaade merkt zal men wel teeren.110
Op grypende wolfshanden passen hondstanden.134
Op oud ys vriest het licht.60
Oude boomen laten zich niet verplanten.231
Oude lieden gaan met een been in 't graf.233

P.

Protesteeren, en brood bedelen, staat elk vry.102
Pyp op Roelken, de Bruid gaat meê.64

Q.

Quaad ei, quaad kieken.69
[pagina *267]
[p. *267]
 

R.

Recht moet recht zyn, al zou men malkanderen in riemen snyden.93
Roep zo hard niet, uw bed mogt het hooren.139
Roksken uit, roksken an, maakt een sterk man.97
Rotte peeren, stinkende eyeren, en sterke boter, behooren te zamen, om'er een vuile struif van te bakken.30
Ryke gekken verçieren de Stad, maar wyze mannen bestieren de Stad.83

S.

Sal, mel, fel, wil het schrift wel.5
Scheer je van hier.199
Schoon voorgedaan is half verkocht.8
Spaaren is een goede rente.38
Speel dat liever op de ruispyp, dan kan niemand van de boeren het verstaan.14
Spreek dat waar is, eet dat gaar is, drink dat klaar is.31
St.210
Steege paarden moet men met scherpe spooren beryden.172
Strenge heeren richten niet lang.160

T.

Tast niet te diep.7
't Beroude nooit man, dat hy turfde voor Sint Jan.24
Te veel zorge breekt het glas.96
't Gaat grif voort.162
't Gaat in zwang.246
't Gaat van myn kantje.42
't Geen gy van dage kont doen, stel dat niet uit tot morgen.107
[pagina *268]
[p. *268]
 
't Ging ab hoc en ab hac.143
't Ging'er lustig van gat.36. 242
't Ging rip.139
't Groeit aan als een sneeuwbal.218
't Heeft rym noch reden.18
't Hemd is my nader, dan de rok.101
't Hoofd rookt my daar van.17
't Horologie is ontstelt.143
't Is aan 't kenteren.162
't Is achter om gehaalt.131
't Is al boter uit eene kern.76
't Is al verloren, dat men in oude zaaken schud.231
't Is best met winst uit te scheiden.121
't Is beter te buigen, dan te bersten.201
't Is by Ian Oom.53
't Is daar meê slechte bestelling.129
't Is de myl op zeven.170
't Is een balletje om meê te spelen.117
't Is bezukt werk.195
't Is een biervlieg.86
't Is een buffel.77
't Is een doorslag.137
't Is een dooze.79
't Is een dronken Fun.86
't Is een dwarspaal.85
't Is een edelman als zyn broek een peperzak.57
't Is een Engelsman.26
't Is een grovianus.77
't Is een hangebast.87
't Is een hinkedepink.87
't Is een Jan Hen.84
[pagina *269]
[p. *269]
 
't Is een Kardinaals kop.95
't Is een knevel.83
't Is een knorrepot.80
't Is een krachtig argument tegen de Sociniaanen.211
't Is een kykebyster.80
't Is een mande met rotte appelen.89
't Is een meisje om een knechtje.57
't Is een Modde van Gompen.56
't Is een neet.84
't Is een omgekeerde beêr.81
't Is een onnozele druif.79
't Is een oorblazer.205
't Is een plaisier om dul te worden.215
't Is een pochhans.84
't Is een quylbab.82
't Is een Rebekka.208
't Is een roervink.89
't Is een ros beyaard.77
't Is een scheele wip.80
't Is een schobbejak.86
't Is een schudde.86
't Is een schurfde commissie.192
't Is een schurk.86
't Is een Sint Juin.78
't Is een sleeplenden.88
't Is een smouterbolletje.87
't Is een Sobes.78
't Is een talm.79
't Is een teek.85
't Is een teljoorlekker.39
't Is een verken van een wyf.68
[pagina *270]
[p. *270]
 
't Is een vent als een water.88
't Is een walbarken aangezigt.81
't Is een waterschip, yder boort'er een gat in.136
't Is een weerwolf.81
't Is een wildeman.85
't Is een wilde Wouter.201
't Is een Xantippe.68
't Is een zandkladde.206
't Is een zeerob.113
't Is een ziek wyf, en een kranke vrouw.98
't Is eigen reedzel.175
't Is'er een die Hans heet.142
't Is even veel hoe 't kind heet, als het maar een naam krygt.73. 242
't Is falikant.131
't Is geen pyp tabak waardig.51
't Is goed alleen te pleiten.211
't Is goed hovaardigen te slaan: zy willen 't niet weten.147
't Is Hans onverzaagt.84
't Is Hem in den mond geslagen.205
't Is in een amery gedaan.200
't Is kunst te konnen verliezen.121
't Is met hem van de hand in den tand.42
't Is Moniken werk.232
't Is mostaard na de maaltyd.38
't Is naar zynen tand niet.28
't Is nieuwe liefde, de korstjes kraaken noch.65
't Is O, P, op.36
't Is opgewarmde hutspot.40
't Is ouderwets.4
't Is oudmaaknieuw.3
[pagina *271]
[p. *271]
 
't Is puik van slechtigheid.187
't Is qualyk gedaan den derden te dragen: hy kan wel alleen gaan.167
't Is spellegeld.175
't Is van 't opperste bordetje.188
't Is van 't zelve ras.74
't Is voor den Prins.113
't Is voor een morssig wyf een groote verschooning, dat zy een klein kind heeft.69
't Is vroeg genoeg om een quaaden dag te hebben.96
't Is wyn van een oor.25
't Is zo zot dat het quylt.12
't Kompas is van de pen.164
't Ligt my op myn bedde niet.122
't Mag daar braspenningen zweeten.123
't Moet een wyze hand zyn, die gekken wel zal scheeren.15
't Moet in dien hoek warm zyn, zy willen'er niet uit.135
't Roer is van 't schip.49
Trouwt naar 't oor, niet naar het oog.55
't Scheelt veel, een voet op een neus.92
't Spel heet zie toe.166
't Spel is de kaars niet waardig.118
't Spreekwoord beduid al wat de lezer wil.2
't Staat elk voor zyn voorhoofd niet geschreven.203
't Staat'er slecht geschoren.140
't Velleken is geen zotje, het weet wanneer 't rimpelen moet.227
't Verken is met den tap weg geloopen.52
't Verstand komt niet voor de jaaren.10
Twee houwen in eene wonde doen dubbele smerte.99
Tusschen Paschen en Pinxteren vryen de onzalige.245
[pagina *272]
[p. *272]
 
Tyd slyt.227
't Zal'er gelden.150
't Zal noch schoonder komen.189
't Zal wel zoeten.66
't Zyn al een moêrs kinderen.74
't Zyn krokodils traanen.231
't Zyn ollen.20

V.

Van den avond.180
Vaag uwen mond maar, en zeg dat gy gegeten hebt.218
Van lieverlee.178
Van mond ten hemel varen.127
Veele handen maken licht werk, maar zyn de Droes in de schotel.22
Veel goed, veel dul.104
Verlost gy ymand van de galg, hy zal'er u zelf graag aan hangen.103
Verrot myn hooi, zo wast myn kool, zei de boer, doe 't regende.115
Viel'er een steen uit den hemel, hy zou op myn hoofd vallen.198
Voet voor voet gaat men verre.178
Vogels van eener veeren vliegen graag t'zamen.75
Vrienden kost is haast bereid.38
Vroeg ryp, vroeg rot.7
Vrolyke waarden maken vrolyke gasten.32
Vuil water blust ook brand.72

W.

Wacht u, 't paard slaat achter uit.172
[pagina *273]
[p. *273]
 
Wacht u voor de labben, die voor lekken, en achter krabben.206
Was hout houwen een ordre, men zou zo veel Moniken niet vinden.127
Wat gaat'er al om in de brouwery van de wereld.21
Wat gy alleen kont doen, roep daar geen' ander' toe.107
Wat ligt gy en loopt?178
Wat meent gy te eeten? gebraaden prikken?28
Wat zal men u kooken? knollen met zeespek?28
Wel gewasschen is half geschoren.174
Wie heeft zyn moeder niet bekakt?71
Wie kan den hond 't blaffen verbieden.209
Wiens heiland zoude hy zyn, die zich zelven heilloos is?155
Wie winnen wil, moet byzetten.110
Wyd gapen byt niet.151
Wylen N. N.239

Y.

Ylen maakt uilen.177
Ymand by den aars ophalen.206
Ymand by de vodden krygen.143
Ymand de keel toebinden.130
Ymand den pas afsnyden.200
Ymand den pols tasten.98
Ymand den rug meten.144
Ymand iets diets maken.20
Ymand het vierkante gat wyzen.199
Ymand lelyk uitmaken.204
Ymand met een zwarte kool tekenen.203
Ymand met het hair ergens sleepen.194
[pagina *274]
[p. *274]
 
Ymand met huid en met hair opeeten.136
Ymand met loode schoenen nagaan.214
Ymand moffelen.237
Ymand op de kneukels kloppen.148
Ymand op steven draayen.165
Ymand ribbezakken.149
Ymand roskammen.9
Ymand verhabbezakken.148
Ymand uit zyn vaarwater dringen.165
Ymand weg hebben.118

Z.

Zachte meesters maken stinkende wonden.9
Zend den gek om raapzaad.82
Zo glad als een stuk spek.163
Zo groet, zo andwoord.208
Zo lang de vrouw wascht, krygt de man niet een goed woord.70
Zo lang'er leven is, is'er hope.235
Zulke lippen, zulke salade.30
Zundig gezien is genoeg gebedelt.101
Zwygen verandwoord veel.212
Zy bestaan malkanderen noch van knyen, noch van elleboogen.58
Zy geven malkanderen den neus vol bloed.144
Zy hebben malkanderen besch....61
Zy hebben 't spek weg, eer de kool opgedischt is.39
Zy heeft het zo druk als de pan te vastelavond.32
Zy herrewerren met malkanderen.132
Zy is de beste zuster niet.67
Zy is op haar mond niet gevallen.209
[pagina *275]
[p. *275]
 
Zy is stom geboren.209
Zy is zo rein als een vischben.92
Zy is achterkoussig.214
Zy meent dat Keizers kat haar nicht is.56
Zyn hert verdaagt als hy 't ziet.190
Zyn hert ligt op zyn tong.207
Zyn keuvel draait.83
Zyn paspoort is geschreven.202
Zyn vleugels zyn gefnuikt.160
Zyn zinnekens spelen schuilewink.17
Zy raazen als oly in den pan.210
Zy teeren en smeeren.34
Zy trekken om 't langste einde.132
Zy visschen met drooge netten.136
Zy volgen de groote vlag.164
Zy zeggen malkanderen daar 't op staat.205
Zy zitten als grypvogels op de wacht.135
Zy zyn gestoryt.64
Zy zyn kaaren als de duim en voorste vinger.76
Zy zyn niet alle heilig, die geerne te kerk gaan.222
Zy zyn niet alle ymands vrienden, die hem toelachen.216


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken