Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond (ca. 1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
Afbeelding van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grondToon afbeelding van titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Schorseneeren.

De Schorseneer is een overblijvend wortelgewas, dat vroeger steeds als tweejarig werd geteeld, bij uitzaaiïng in Augustus. Daar echter bij eenjarige teelt de penwortels zeer goed de grootte kunnen verkrijgen, die het gebruik vereischt, wordt

[pagina 202]
[p. 202]

thans bijna algemeen in het voorjaar gezaaid. Te meer, daar de wortels malscher, sappiger zijn, als de cultuur tot ééne groeiperiode beperkt blijft. Een losse, voedzame bodem is dan noodzakelijk. Ze groeien het best in een zeer diep omgewerkten zandof lichten zavelgrond, die bij een voorgaand gewas sterk bemest werd; tenzij goed verteerde mest wordt toegediend. Versche mest mag in geen geval aangewend worden, evenmin ruige (met stroo), daar de wortels dan vertakken; wat ook plaats heeft, als de grond grove bestanddeelen bevat of niet diep genoeg gespit is.

De zaaitijd is de tweede helft van Maart of het begin van April. Latere uitzaaiïngen geven minder kans op flinke wortels. Daar het zaad moeilijk onder te harken is, zaait men het best op rijen, 20 c.M. van elkaar. In de overlangs getrokken geultjes strooit men het langwerpige zaad dun uit, dekt het toe, zorgt dat er geen enkel zaadje bloot blijft voor de vogels en drukt den grond goed aan. De planten worden later op 10 c.M. uitgedund. Af en toe moet tusschen de regels geschoffeld worden, zoowel tot losmaking van den grond, als ter verdelging van het onkruid. Schorseneeren worden nog al eens belemmerd in den groei door het zoogenaamde witroest,

[pagina 203]
[p. 203]

dat op de bladeren woekert, waardoor ze verdrogen. Is het te ontraden, om de stengels weg te snijden zoodra de gele bloemen zich vertoonen, toch moet gezorgd worden, dat men deze verwijdert voordat ze tot zaadvorming komen, daar dit van nadeeligen invloed kan zijn op de hoedanigheid der wortels. Het behoeft niet vóór half-Augustus. De bladeren moeten daarbij gespaard blijven.

Als de vorst dreigt in te vallen, is het tijd om te oogsten, wat met groote voorzichtigheid moet geschieden met het oog op de broosheid der lange, bijna cylindervormige wortels, die van het melksappige verliezen als ze beschadigd zijn. In gaven staat kunnen ze in vochtig zand gedurende den winter op een koele plaats bewaard worden, wanneer men niet verzuimd het van tijd tot tijd te bevochtigen. Men kan ze ook heel goed in den grond laten. De vorst schaadt niet. Doch daar veel dekmateriaal noodig is om ook bij streng winterweer over de wortels te kunnen beschikken, graaft men ze gewoonlijk uit den grond. In den tuin ingekuild en met blad of stroo afgedekt, blijven ze uiteraard frisscher dan in een bergplaats ondergebracht. De bedekking moet verwijderd worden als de vorst geweken is.

[pagina 204]
[p. 204]

Witte Schorseneer.

De Haverwortel of zoogenaamde witte schorseneer, met zeer smalle bladeren en violette bloemen, die zich 's avonds openen, behoort tot een andere plantenfamilie. De geelachtige wortels zijn veel flauwer van smaak dan de gewone zwarte Schorseneeren, die krachtiger en kruidiger zijn. Op grond waar deze niet gedijen, kan de haverwortel echter nog geteeld worden, zelfs in vrij natten, schralen bodem. De wijze van telen is dezelfde. Ofschoon tweejarig, kan men deze soort alleen in het voorjaar zaaien. Bij droogte moet het zaaisel noodzakelijk meermalen begoten worden. Is van de gewone, uitwendig zwarte Schorseneer het zaad wit, van deze witte is het zwartachtig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken