Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond (ca. 1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
Afbeelding van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grondToon afbeelding van titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Uien.

Uien groeien het best op krachtigen kleiof zavelgrond, die 't vorige jaar met rundermest is toebereid. Zandgrond is van nature niet geschikt; hoewel deze door herhaalde bemesting wel goed te maken is. Deze grond is echter over 't geheel te droog voor een gewas als de ui, die ondiep wortelt. Versche mest is nadeelig; ook te aantrekkelijk voor de uienvlieg. Uien van verschbemesten, vetten bodem gaan 's winters spoedig rotten. Bij mogelijke voorjaarsbemesting mag in geen geval lange mest (met onverteerd stroo) gebruikt worden. De grond moet goed doorwerkt zijn en geheel vrij van ruwe bestanddeelen. Uien gedijen goed op grond, die den vorigen zomer diende voor de teelt van een diepwortelend gewas.

[pagina 224]
[p. 224]

Men zaait in de maand Maart, zoodra de gesteldheid van den grond het toelaat. Bij de uitzaaiïng moet men reeds in 't oog houden dat de planten ongeveer 15 c.M. van elkander behooren te staan. Opdat de zaadkorrels goed en gelijktijdig ontkiemen, is het noodzakelijk dat ze flink ondergeharkt en daarna vast aangedrukt worden. Die bloot of droog liggen kiemen niet. Indien op rijen wordt gezaaid, wat later het wieden vergemakkelijkt, geeft men dezen een tusschenruimte van 15 à 20 c.M. Na drie weken ongeveer vertoonen zich de plantjes. Het uitdunnen geschiedt het best met een werktuigje, dat men schrepel of hakje noemt. Men stelle dit werk echter nog maar wat uit, daar de maden van de uienvlieg hierin vaak al te veel hulp verleenen. Vooral op zandgrond worden uienplanten dikwijls door dit insect aangetast. Een vereischte is, dat men het bed vrij houdt van onkruid, daar dit in elk opzicht schade doet aan het gewas. In regenachtige en koude zomers komt het nog al eens voor, dat uienplanten nog blijven doorgroeien in den tijd dat het loof reeds moest gaan dorren. Om den groei te stuiten, kunnen de bladeren in 't laatst van Augustus of het begin van September dicht bij den grond geknakt (flink neergedrukt) worden,

[pagina 225]
[p. 225]

waarmee men echter met voorzichtigheid moet te werk gaan om de uien niet te beschadigen.

Gewoonlijk zijn uien in September volwassen. Ze worden dan opgetrokken en op de bedden uitgelegd om zoogenaamd na te rijpen en te drogen. Bij regenachtig weer moet men er voor zorgen dat ze een luchtige, overdekte plaats krijgen. Na twee, drie weken worden ze van wortels en verdord loof ontdaan en in een koele, vorstvrije ruimte bewaard. Mogelijk gekwetste en dusgenaamde pijpuien (waarvan de dikke ‘hals’ niet ingedroogd is) houdt men er uit om rotting te voorkomen. Deze kunnen het eerst verbruikt worden. Bevroren uien moet men, om langer te bewaren, onaangeroerd laten liggen.

Voor plant- of pootuien (uienplanten) zaait men alleen de Zwijndrechtsche gele, die ook op zandgrond goed voldoet. Het zaad wordt in einde-Augustus of begin-September op een beschut plekje uitgezaaid. Bij strenge vorst moet met erwtenrijs of zoo iets gedekt worden. Vroeg in 't voorjaar, tegen of in Maart, wordt uitgeplant op een onderlingen afstand van ruim 15 c.M., waarbij men zorg draagt dat de worteltjes onbeschadigd blijven en de planten niet dieper in den grond komen

[pagina 226]
[p. 226]

dan ze gestaan hebben. De Zwijndrechtsche uien kan men vroeg oogsten, maar niet heel lang bewaren. De uit het Zuiden ingevoerde soorten, zooals de Madera-ui, komen hier te lande niet tot vollen wasdom. Men zaait in April buiten of beter in Maart in den bak en plant in Mei uit. Niet vast van vleesch, moeten deze uien tijdig verbruikt worden. Harde, duurzame uien, die den geheelen winter standhouden, zijn de Hollandsche stroogele en bloedroode, de bruine Zeeuwsche en vooral de Zittauerreuzen ui, die soms tot Juni goed blijft.

Voor de teelt van Inmaakuitjes wordt dicht gezaaid: 25 gram voor een oppervlakte van 4 vierkante-Meter. De zaaitijd is Maart-April. Nadat het zaad uitgestrooid en gelijkmatig diep ingeharkt is, moet de grond vastgeklopt worden, wat ook dient ter gelijktijdige ontkieming. De uitjes worden tegen of in Juli ingezameld. Men ontdoet ze dan terstond van de buitenste vliezen en laat ze wat drogen. Met het inleggen moet men niet te lang wachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken