Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond (ca. 1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond
Afbeelding van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grondToon afbeelding van titelpagina van Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Turkenburg's handboekje voor het kweeken van groenten in den vrijen grond

(ca. 1915)–D. Turkenburg–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 229]
[p. 229]

Wortelen.

De Tuinwortel of peen kan op een beschut bed zeer vroeg worden gezaaid; als de gesteldheid van den grond het toelaat, reeds in het laatst van Februari. Daar de uitkomst van deze vroegste zaaiïng echter wisselvallig is, zaait men gewoonlijk niet vóór half Maart. Het ruige zaad moet tusschen de handen goed losgewreven worden, daar het door de harige, tandvormige aanhangsels te vast in elkaar haakt, om het zóó te kunnen uitzaaien. Om bij vroege teelt het kiemen te bespoedigen, vermengt men het zaad wel met vochtig zand en zet het een dag of vijf op een vrij warme plaats. Ofschoon het zaaien op rijen, met circa 12 c.M. tusschenruimte, zeer doelmatig is, wordt meestal uit de volle hand, breeduit, gezaaid. Het zaad wordt dan steeds goed met wat vochtig zand vermengd, om ruimer en gelijkmatiger te kunnen zaaien. Nadat het op een toebereid, geeffend bed uitgestrooid is, wordt het ondergeharkt en de grond daarna stevig aangedrukt met de plak of met den platten kant van een schop. Het aandrukken dient om te bewerken, dat het borstelige zaad door de vochtige aarde voldoende omsloten wordt voor de ontkieming.

Om heel den zomer voorraad van jonge

[pagina 230]
[p. 230]

malsche wortelen te hebben, moet meermalen, bij opvolging, gezaaid worden. Daar het zaad lang ligt eer het ontkiemt (zonder vóórkieming minstens drie weken), kan als regel gelden, dat het tijd is om weer te zaaien, als het vorige zaaisel opkomt. Men kan hiermee voortgaan tot Augustus. In den zomertijd moet men 't zaaisel bij droogte bevochtigen en zoo mogelijk beschaduwen. Voor late uitzaaiïngen komen alleen vroege soorten in aanmerking. Ingeval te dicht gezaaid is, wat nog al eens voorkomt, moet noodzakelijk, zoodra de eerste ingesneden blaadjes te zien zijn, uitgedund worden; derwijze, dat de plantjes een onderlingen afstand krijgen van nagenoeg 5 c.M. Men doet dit met de hand of, bij grooter oppervlakte, met een schrepel, daar met behulp van dit werktuigje tevens gemakkelijk gewied en den grond wat losgemaakt kan worden.

De teelt slaagt het best in een verschen, frisschen, lichten of althans fijnverkruimelden grond, die van vorige bemestingen nog voldoende doorvoed is. Bij gebruik van verschen mest wordt de wortelhuid beschadigd, de peen wordt vlekkig en bitter van smaak. Indien de grond een bemesting noodig heeft, dan moet verteerde compost of rundermest aangewend worden.

[pagina 231]
[p. 231]

Wortelen hebben het meest te lijden van wormstekigheid (vurigheid), veroorzaakt door de wortelvlieg, die haar eitjes legt op de jonge worteltjes, welke later tot voedsel dienen voor de uitgekomen maden. Dit invretend kwaad, waardoor het loof verwelkt en de teelt mislukt, maakt het noodig dat de wisselbouw wordt toegepast, daar de pop der vlieg in den grond overwintert. Aangetaste wortelen (aan het geelachtige loof kenbaar) moeten weggeruimd worden. Ter bestrijding van dit euvel kan men het bezaaide en vastgetreden bed met een laagje fijne gebluschte kalk bestrooien.

Voor de vroege teelt in de bakken zij hier slechts gewezen op de noodzakelijkheid om geregeld en ruim te luchten, daar anders het loof ontwikkelt ten koste van den wortel. In Maart-April moeten bij gunstig weer op den dag de ramen afgenomen worden.

Van late uitzaaiïngen kan men, door de bedden tijdig met een flinke laag droge bladeren of iets dergelijks tegen vorst te bedekken, de worteltjes gedurende den winter bewaren en er naar behoefte over beschikken. Gemakshalve kunnen ze ook in zand op een koele, vorstvrije plaats bewaard worden, evenals de eigenlijke winterwortelen.

Winterwortelen vooral hebben een diep omgewerkten grond noodig om de volle

[pagina 232]
[p. 232]

grootte te verkrijgen. Men zaait in de maand Mei, breedstrooiend of op rijen met circa 20 c.M. tusschenruimte. Bij uitdunning der planten in de rijen is een afstand van 6 c.M. voldoende. Tegen of in November worden de wortelen uitgetrokken of gerooid, het loof tot op de kroon weggesneden en, na wat opgedroogd te zijn, in den kelder gebracht. Gave wortelen blijven tot laat in het voorjaar goed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken