Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De pen in gal gedoopt (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De pen in gal gedoopt
Afbeelding van De pen in gal gedooptToon afbeelding van titelpagina van De pen in gal gedoopt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.56 MB)

XML (0.51 MB)

tekstbestand






Editeur

Rob Nieuwenhuys



Genre

non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De pen in gal gedoopt

(1982)–H. Neubronner van der Tuuk–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een keuze uit brieven en documenten


Vorige
[pagina 233]
[p. 233]

Tot slot

Zelfs als we ons tot Van der Tuuks brieven hadden beperkt, dan nog zou een complete uitgave tweemaal de omvang van dit boekje hebben gekregen. Ik heb overigens aan een volledige uitgave nooit gedacht. Mijn doel was door een weloverwogen keuze uit brieven en documenten een soort ‘bewegend portret’ van Van der Tuuk te maken in de trant van de Franse serie Ecrivains de toujours. Daarvoor heb ik uit elk tijdvak van zijn leven gezocht naar het voor hem meest kenmerkende. Ik heb me telkens afgevraagd: wie was hij? hoe was hij? wat hield hem toen het meeste bezig? hoe was zijn gemoedstoestand? En ten slotte: kunnen we hem in de opeenvolgende perioden herkennen in zijn gedrag en uitlatingen en in wat anderen over hem gezegd hebben? Met andere woorden: wat is de eenheid van zijn persoonlijkheid? Ik heb niet alleen de taalgeleerde Van der Tuuk willen geven, ook niet de typische negentiende-eeuwse rationalist en atheïst en zelfs niet de kleurrijke vrijbuiter en zonderling die hij óók was, ik heb gezocht naar de ‘kern’ van zijn persoonlijkheid. Door zijn uitlatingen hieruit af te leiden en door daarna de gegevens te selecteren en te rangschikken naar chronologie, hoop ik een portret te hebben gemaakt van Van der Tuuk zoals hij was: een borrelend vat vol tegenstrijdigheden.

Of mijn werkwijze toereikend is gebleken? Ik weet het werkelijk niet, ik sta er te dicht op, ik moet het antwoord aan anderen overlaten. Maar dit weet ik wel: het is alsof ik met een tijdgenoot te maken heb en niet met iemand uit de vorige eeuw en dat komt, geloof ik, door de wijze waarop hij zijn taal gebruikt, direct en indringend, alsof hij tot ons spreekt. Ik realiseer me heel goed hoe lastig en humeurig Van der Tuuk kon zijn, zelfs kwaadaardig, maar

[pagina 234]
[p. 234]

er is ook een andere kant aan hem: zijn overgevoeligheid en melancholie. Hoe ik tegenover hem gestaan zou hebben? Ook dat weet ik niet, ik weet alleen één ding zeker: ik zou veel van hem verdragen hebben.

Het lezen van Van der Tuuks brieven en rapporten is een zeer tijdrovende bezigheid; hij had namelijk een onbeschrijflijk slordig en daardoor bijna onleesbaar handschrift. Zijn respect voor de lezers is miniem. Aan de aanschaf van schrijfpapier heeft hij zich nooit bezondigd; hij schreef op elk bedrukt of onbedrukt velletje dat voor het grijpen lag, dun of dik, groot of klein, met pen of potlood. Er zijn vier bundels correspondentie van hem bekend en nog enkele losse brieven. De meest omvangrijke verzameling berust op het Bijbelgenootschap; zijn brieven als student en enkele van later datum aan zijn vriend J.Roos bevinden zich in de Universiteitsbibliotheek te Leiden; de brieven aan J.Brandes zijn te vinden op het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden; de vierde verzameling is in particulier bezit.

In het volle besef aan de ‘wetenschappelijkheid’ niets af te doen, heb ik de spelling en de interpunctie bij het thans geldende gebruik aangepast (al zou ik het nu, twintig jaar later, om louter praktische redenen niet meer gedaan hebben). Ik heb een uitzondering gemaakt voor de titels van boeken en tijdschriften. Ik ben zelfs nog iets verder gegaan: evidente spelfouten en verschrijvingen heb ik verbeterd en een soms ontbrekend woord naar beste weten ingevuld, maar soms ook aangeduid met (onleesbaar). Een heel enkele keer heb ik me zelfs aan de tekst ‘vergrepen’ door een woord te vervangen dan wel weg te laten, maar alléén om redenen van duidelijkheid. Van dit ‘recht’ dat ik mezelf toegeëigend heb, heb ik overigens een zeer spaarzaam gebruik gemaakt. Ik heb de tekst ook doorlopend gemaakt, dat wil zeggen er is niet door (...) of anderszins aangegeven dat er enkele regels of alinea's weggelaten zijn; dat zou alleen nutteloze vragen opleveren die ik toch niet elke keer zou kunnen beantwoorden. De aanhef en de ondertekening van de brieven zijn alleen gehandhaafd als ook met de eerste regel begonnen wordt of met de laatste geëindigd. Mijn eigen toelichting en commentaar zijn ter onderscheiding cursief gedrukt (ook als ze tussen haakjes in de tekst

[pagina 235]
[p. 235]

van Van der Tuuk voorkomen). Een enkele maal vindt men ook cursief gedrukte woorden die door Van der Tuuk in zijn handschrift onderstreept zijn, maar dan ontbreken de haakjes.

Dit boekje over Van der Tuuk, dat ik bewust voor een algemeen lezerspubliek heb geschreven in deze nogal ongewone litteraire vorm, heeft zeker niet de pretentie van een uitputtende biografie. Het draagt er wel toe bij, geloof ik. De brieven van Van der Tuuk zijn voor mij in de eerste plaats ‘literatuur’ geweest, maar door de toelichtingen ontwikkelden ze zich vanzelf tot een soort levensbeschrijving. Ik heb hiervoor nog heel wat materiaal van en over Van der Tuuk doorgewerkt, maar voor een ander type dan ik ben, voor de hardnekkige, altijd zoekende en speurende wetenschappelijke onderzoeker, voor de ‘drammer’, om het zo te zeggen, zal nog altijd veel of weinig, in ieder geval iets, van, over en om Van der Tuuk te vinden zijn. Wie waren bijvoorbeeld zijn vrienden en zijn correspondenten? We weten bitter weinig van ze af; ze zijn soms niet meer dan namen en bijnamen. Hoe hebben de vrienden en vijanden elkaar beïnvloed? Het zijn vragen die tijdens het lezen opduiken, maar waarvoor ik niet naar een antwoord heb gezocht uit angst voor verdrinking. En om alleen bij Van der Tuuk zelf te blijven, waar is zijn correspondentie met S.E.W. Roorda van Eysinga gebleven of zelfs maar de fragmenten die Roorda voor de journalist Alexander Leonard Baron van Plettenberg kopieerde en waar hij Multatuli over schreef? Plettenberg (‘onze Plet’) behoorde tot hun kring. Hans Vervoort die een biografie over S.E.W. Roorda van Eysinga schreef, heeft ze niet kunnen vinden of er zijn onderzoek niet mee willen belasten. Toch moet er hier en daar, in allerlei hoekjes en gaatjes nog wat opgediept kunnen worden.

Tristan Haan, verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, vond in de aantekeningen die hij voor zijn studie over D'Ablaing van Giessenburg maakte (verschenen als artikel in het Woordenboek van Belgische en Nederlandse vrijdenkers, deel i, Brussel, 1979), enige korte briefjes met afspraken enzovoorts waaruit blijkt dat Van der Tuuk tijdens zijn verlof (in dienst van het Bijbelgenootschap!) reeds contacten onderhield met allerlei vrijdenkers die allen tezamen in een soort subcultuur

[pagina 236]
[p. 236]

leefden. Van hieruit moeten ook de draden gelopen hebben naar Multatuli (zie doc. 115).

Een ander veld van onderzoek zou ook nog de lectuur van Van der Tuuk kunnen zijn aan de hand van titels van boeken die hij in zijn brieven noemt en die hij bij de firma R.C. Meijer (D'Ablaing van Giessenburg) bestelt. Zie hiervoor de toelichting bij verschillende documenten zoals ik die van Tristan Haan kreeg.

Op de Leidse Universiteitsbibliotheek berust de nalatenschap van Van der Tuuk, voor een deel opgeborgen in mandjes van Balisch vlechtwerk, voor het grootste deel in portefeuilles. Tezamen beslaan ze naar schatting niet minder dan twintig strekkende meter. Ze bevatten hoofdzakelijk zijn taalkundige aantekeningen, maar daartussendoor bevinden zich hier en daar nog losse conceptbriefjes of aantekeningen van persoonlijke aard. Wie zich ooit geroepen voelt die papiermassa's door te werken moet het vooral doen. Hij zal waarschijnlijk nog wel wat meer vinden dan het weinige dat ik bij een oppervlakkig onderzoek vond.

Waarmee ik maar zeggen wil dat dit boekje van mij over Van der Tuuk niet meer dan een ‘eye-opener’ is. Het is alleen de vraag of voor latere onderzoekers het tijd en energie verslindende onderzoek (ik behoef alleen maar te denken aan het beruchte handschrift van Van der Tuuk) wel lonend is en of het beeld van Van der Tuuk daar werkelijk duidelijker door wordt. Ik ben bovendien huiverig voor een al te gedetailleerd graafonderzoek omdat dit nu eenmaal de neiging heeft een eigen leven te gaan leiden met het gevaar van kettingreacties. Dan is er geen einde aan.

Ik heb nogal wat mensen dank te zeggen voor hun welwillende hulp en medewerking: allereerst het bestuur van het Bijbelgenootschap en zijn medewerkers die mij zonder enige terughouding en voorbehoud (‘wij hebben geen geheimen’) de handschriften ter beschikking stelden; dr. P. Voorhoeve die mij op allerlei manieren heeft geholpen door onder meer eenheid te brengen in de spelling van de Batakse woorden; dr. J.L. Swellengrebel die mij over de betekenis en het gebruik van het Kawi-Balinees woordenboek inlichtte. Zijn medewerking is bij deze tweede druk zelfs verder gegaan. Het was mij bekend dat hij voor zijn werk In Leijdeckers

[pagina 237]
[p. 237]

voetspoor, deel i (1974), na mij de collectie brieven van Van der Tuuk op het Bijbelgenootschap had geraadpleegd. Hij bleek in mijn boekje op nogal wat ongerechtigheden gestuit te zijn (o, dat handschrift van Van der Tuuk!). Ik heb zijn verbeteringen in dank aanvaard, maar ik ben Swellengrebel vooral erkentelijk voor de hoffelijke wijze waarop hij mij mijn feilen heeft getoond. Ook alweer voor deze tweede druk heb ik geprofiteerd van mijn lange gesprekken met Tristan Haan en van de gegevens die hij mij schriftelijk heeft verstrekt. Sterker nog: de introductie van D'Ablaing van Giessenburg (doc. 115) in zijn verhouding tot Van der Tuuk en de vrijdenkersbeweging heeft hij voor mij geschreven. Mag ik daar niet blij mee zijn? Ook Hans van Marle heeft me erg geholpen. Hij heeft verschillende personalia voor mij opgezocht en daar moet voor hem heel wat tijd in gezeten hebben. Voor het laatst reserveer ik mijn gevoelens van dankbaarheid, en nog wat meer, voor de vertrouwde, mij altijd omringende figuur die zeker het halve manuscript heeft getypt, de kopij kritisch heeft doorgenomen en de drukproeven heeft gecorrigeerd.

 

1982


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken