Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De erfgenaam in Amerika (ca. 1910-1920 )

Informatie terzijde

Titelpagina van De erfgenaam in Amerika
Afbeelding van De erfgenaam in AmerikaToon afbeelding van titelpagina van De erfgenaam in Amerika

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.49 MB)

Scans (31.89 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Vertaler

Simon Jacobus Andriessen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De erfgenaam in Amerika

(ca. 1910-1920 )–Mark Twain–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.

Kolonel Mulberry Sellers - dit was eenige dagen voordat hij zijn brief aan Lord Rossmore schreef - zat in zijne ‘bibliotheek,’ die tevens zijn ‘huiskamer,’ zijne ‘schilderijenzaal’ en zijne ‘werkplaats’ was. Nu eens noemde hij dit vertrek met een van deze namen, dan weder met een anderen, al naar gelang de omstandigheden dit meebrachten. Hij was bezig aan het vervaardigen van

[pagina 11]
[p. 11]


illustratie
Zijne beminde oude vrouw zat bij hem. (Bladz. 12.)


[pagina 12]
[p. 12]

een of ander stuk speelgoed en blijkbaar geheel in zijn arbeid verdiept. Hij was een man die reeds wit haar had, maar overigens was hij even jeugdig, vlug, levendig en ondernemend als vroeger. Zijne beminde, oude vrouw zat bij hem, vergenoegd breiende en peinzende met een slapende kat op haar schoot. Het vertrek was ruim, helder en zag er gezellig uit, ofschoon het huisraad van een gering allooi en niet overvloedig was, en de voorwerpen, die eene kamer gezellig plegen te maken, niet vele in getal en niet kostbaar waren. Maar er waren levende bloemen en er was een onbeschrijfelijk iets in het vertrek, dat de tegenwoordigheid van iemand met een goeden smaak verried.

Zelfs de prenten, die aan de muren hingen, waren in zeker opzicht gelukkig gekozen; inderdaad schenen zij daar geheel op hare plaats te zijn en iets aantrekkelijks aan de kamer te geven. Eenige daarvan waren landschappen, andere stelden de zee voor, weder andere waren blijkbaar portretten. Al die portretten waren herkenbaar als overleden Amerikaansche mannen van aanzien, en toch deden zij, door de bijschriften van een stoute hand, alhier allen dienst als ‘graven van Rossmore’ De nieuwste daarvan had de werkplaats verlaten als Andrew Jackson, maar stelde nu voor ‘Simon Lathers Lord Rossmore, de tegenwoordige graaf.’ Aan den wand hing ook een goedkoope spoorwegkaart van Waraichshire. Deze had onlangs tot opschrift gekregen, ‘De bezittingen der Rossmores.’ Aan den tegenovergestelden wand hing een andere kaart, en deze was de groote versiering van het vertrek en de eerste om de aandacht van een vreemde te trekken uit hoofde van haar grooten omvang. Deze had vroeger eenvoudig den naam ‘Siberië’ gedragen; maar nu was het woord ‘Toekomstig’ vóór dat woord geplaatst. Er waren nog andere toevoegselen met ronden inkt - verscheiden steden met een aanzienlijke bevolking, over het uitgestrekte land verspreid op punten, waar heden ten dage noch steden noch bevolkingen bestaan. Een van deze steden met een bevolking, die op 1.500.000 gesteld was, droeg den naam ‘Libertyorloffskoizalinski,’ en er was eene nog meer bevolkte, in het middelpunt geplaatst en aangeduid als ‘hoofdstad,’ die de naam ‘Freedomolownaïwanowich’ droeg.

De ‘huizinge’ - de naam, dien de kolonel gewoonlijk aan zijne woning gaf - was een vervallen, oud gebouw van een aanzienlijken omvang en van twee verdiepingen, dat op den een of anderen tijd geverfd was, maar dit bijna vergeten had. Het stond in een armoedig gedeelte van Washington en was eenmaal iemands buitenverblijf geweest. Het was omgeven door een verwaarloosd tuintje met eene schutting, die hier en daar hoog noodig eens recht gezet diende te worden, en een hek, dat niet al te best meer sloot. Aan de deurpost waren verscheidene letters te zien. ‘Kolonel Mulberry Sellers, procureur en zaakwaarnemer,’ waren de voornaamste. De een hoorde van den ander, dat de kolonel was een Spiritist, een Hypnotiseur, een Geestenbezweerder enz. Want hij was een man, die allerlei baantjes bij de hand had.

Een neger met wit haar, een bril en vrij afgedragen witte katoenen handschoenen, vertoonde zich aan

[pagina 13]
[p. 13]

de deur, maakte een deftige buiging en kondigde aan:

‘Marse Washington Hawkins, Sir!’

‘Wel komaan! Laat hem binnenkomen, Daniël, laat hem binnenkomen!’

De kolonel en zijne vrouw waren in een oogwenk van hunne zitplaatsen opgestaan en drukten een oogenblik daarna de handen van een man, die er stevig gebouwd, maar ontmoedigd uitzag, en wiens geheele voorkomen verried, dat hij vijftig jaren oud was, ofschoon hij, naar zijn haar te oordeelen, wel honderd had kunnen tellen.

‘Wel wel, Washington, beste vriend, wat doet het mij een genoegen, je eens weer te zien! Ga zitten! Kijk eens aan, je bent nog dezelfde van vroeger, wat ouder geworden, een heel klein beetje; maar je zoudt hem overal herkend hebben, niet waar, Polly?’

‘O ja, Berry, hij ziet er precies uit, zooals zijn vader er zou uitgezien hebben, als hij nog in leven was. Maar waar kom je vandaan? Laat mij eens zien: hoe lang is het al geleden....’

‘Ik zou zeggen, dat het al vijftien jaren is, Mrs. Sellers.’

‘Wel wel, wat vliegt de tijd toch gauw voorbij! Ja, en, och, de veranderingen, die....’

Hare stem stokte eensklaps en hare lippen beefden; de beide mannen wachtten eerbiedig, totdat zij hare zelfbeheersching herkregen had en kon voortgaan; maar na eenige oogenblikken wendde zij zich af, met haar boezelaar voor hare oogen, en verliet langzaam het vertrek.

‘Je hebt haar aan de kinderen doen denken, de arme ziel! Och, och, die zijn allen dood behalve de jongste. Maar nu alle kommer verbannen, 't is daar nu geen tijd voor - voortgegaan met den dans, laat er ongedwongen vreugde heerschen, is mijne zinspreuk, onverschillig of er eenige dans te dansen is of eenige ongedwongen vreugde kan heerschen - je zult er je altijd pleizieriger door gevoelen, - altijd, Washington, - dat is mijn ervaring, en ik heb heel wat van deze wereld gezien. Komaan, vertel eens - waar heb je in al die jaren gezeten, en kom je daar nu vandaan, of waar anders kom je vandaan?’

‘Ik denk niet, dat je dit ooit zoudt kunnen raden, kolonel. Van Cherokee Strip.’

‘Dat is mijn land.’

‘Zoo waar als je leeft.’

‘Dat kan je toch niet meenen. Woon je daar werkelijk?’

‘Wel zeker, als een mensch het zoo mag noemen; ofschoon het een vrij sterke uitdrukking is voor stumpers, die teleurgestelde verwachtingen en armoede in allerlei vormen hebben leeren kennen...’

‘Is Louise daar?’

‘Ja, met de kinderen.’

‘Op dit oogenblik ook?’

‘Ja, het ging mijne financieele krachten te boven ze mee te nemen.’

‘O, ik begrijp het al - je bent hier gekomen - om je aanspraken tegen de Regeering te doen gelden. Wees maar gerust - ik zal daar wel zorg voor dragen.’

‘Maar ik heb geen eisch tegen de Regeering.’

‘Niet? Wou je dan postdirecteur worden? Dat komt wel te recht. Laat het maar aan mij over. Ik zal die zaak wel in orde brengen.’

‘Maar het is niet om de betrekking van postdirecteur te doen - je bent de plank heelemaal mis.’

[pagina 14]
[p. 14]

‘Wel lieve hemel, Washington, waarom kom je maar niet met de zaak voor den dag en vertel je mij niet, hoe de vork in den steel zit? Waarom hoef je zoo achterhoudend en wantrouwig te zijn tegenover een oud vriend, zooals ik ben? Denk je misschien, dat ik geen ge...’

‘Er bestaat geen geheim - je stelt mij alleen niet in de gelegenheid om...’

‘Kijk eens hier, beste vriend, ik ken het menschelijk geslacht; en ik weet dat een man naar Washington toe gaat, onverschillig of hij uit den hemel komt, laat staan dan van Cherokee Strip, dit daaraan toe te schrijven is, dat hij iets moet hebben. En ik weet, dat het een regel is, dat hij het niet zal krijgen; dat hij zal blijven en een poging voor iets anders doen, en dat hij dit ook niet zal krijgen; en zoo gaat het met het volgende en met het volgende; en hij houdt vol, totdat hij platzak is en te arm en te beschaamd is om terug te keeren, zelfs naar Cherokee Strip; en eindeiijk breekt hem het hart, en dan houden ze eene collecte en begraven hem. Zoo... Val mij niet in de rede, ik weet van die dingen mee te praten. Was ik niet gelukkig en voorspoedig in het Verre Westen? Jij weet alles daarvan af. De voornaamste burger van Hawkeye, door iedereen naar de oogen gezien, een soort van autocraat, werkelijk een soort van autocraat, Washington! Welnu, niets haperde er er aan, of ik zou als Minister naar St.-James gaan, want de gouverneur en allen drongen er op aan, weet je, en zoo gaf ik eindelijk toe - en zoo kwam ik hier. Een dag te laat, Washington! Bedenk eens, welke kleine omstandigheden eene verandering in de wereldgeschiedenis kunnen brengen: de betrekking was al vervuld. Daar zat ik nu met mijn gebakken peren. Ik wilde een vergelijk treffen en naar Parijs gaan. Het speet den President wel zeer, maar die plaats behoorde niet tot het westen: zoo ving ik al weer slib. Er was geen helpen aan, ik moest nu mijne eischen wat lager stellen - wij allen beleven eenmaal een tijd, wanneer wij dat moeten doen, Washington, en dat is maar het beste ook - ik moest dan mijne eischen wat lager stellen en bood aan, Constantinopel aan te nemen. Begrijp eens, Washington - het is de volle waarheid - binnen een maand vroeg ik om China; en nog een maand later smeekte ik om Japan; een jaar later was ik al lager en lager gezakt, en smeekte met tranen in de oogen om de minste betrekking bij de regeering der Vereenigde Staten - vuursteenraper in de kelders van het Ministerie van Oorlog. En waarachtig, ik kreeg ook deze betrekking niet.’

‘Vuursteenraper?’

‘Ja. Eene betrekking, afkomstig uit den tijd van de Revolutie, in de vorige eeuw. De vuursteenen voor de militaire posten werden uit het Kapitool verstrekt. Zoo gaat het nog; want ofschoon het oude geweer niet meer in gebruik is en de forten vervallen zijn, is het besluit niet ingetrokken - over het hoofd gezien en vergeten, zie je? - en zoo krijgen de ledige plaatsen, wâar de oude Ticonderoga en anderen plachtten te staan, nog het bepaalde getal vuursteenen in 't jaar.’

Washington zeide na verloop van eenige oogenblikken peinzend:

‘Hoe raar kan het toch in de

[pagina 15]
[p. 15]

wereld loopen! Te vertrekken om als Minister naar Engeland te gaan tegen twintig duizend per jaar en het baantje van vuursteenraper niet te krijgen tegen....’

‘Drie dollars in de week. Zoo is het menschelijk leven, Washington - een kort begrip van menschelijke eerzuchten en van strijd, en de uitkomst: men beoogt een paleis en verdrinkt in de sloot.’

Er heerschte een diep stilzwijgen. Toen zeide Washington met medelijden in den toon zijner stem:

‘En zoo heb je, nadat je hier tegen je zin gekomen bent, om aan je gevoel van vaderlandsliefde en aan den algemeenen wensch van je medeburgers te voldoen, het niets verder gebracht.’

‘Niets?’ De kolonel stond op om aan zijne verwondering lucht te geven. ‘Niets, Washington? Maar ik vraag je: een onaftreedbaar lid en het eenige onaftreedbare lid te zijn van een Corps Diplomatique, geaccrediteerd door het grootste land van de aarde - noem je dat niets?’

Thans was de beurt aan Washington om zich te verwonderen. Hij was sprakeloos; maar de verwondering, die in zijne wijd opgesperde oogen te lezen stond, de eerbiedige bewondering, die door zijn gelaat werd uitgedrukt, waren welsprekender dan woorden hadden kunnen zijn. De wonde, aan den kolonel geslagen, was geheeld en hij zette zich voldaan en tevreden weder neer. Hij boog zich eenigszins voorover en zeide met nadruk:

‘Wat was men verschuldigd aan een man, die voor immer beroemd was geworden door eene ondervinding zonder wedergade in de geschiedenis der wereld? - een man, die in de diplomatiek om zoo te spreken, doorkneed geraakt was, door tijdelijk, ten gevolge van sollicitatie, verbonden geweest te zijn aan iedere diplomatische betrekking op den rooster van deze regeering, van Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister aan het hof van St.-James tot consul op een guanorots in straat Soenda - salaris betaalbaar in guano - die door eene vulcanische omkeering verdween juist op den dag vóór dien, waarop men mijn naam op de lijst der sollicitanten plaatste. Zeker was men mij iets verschuldigd, verheven genoeg om in overeenstemming te zijn met deze eenige en merkwaardige ondervinding en ik verkreeg dit Bij algemeene stemmen van deze gemeente, onder toejuiching van het volk, die machtige uitspraak, welke wetten en wetgeving wegvaagt en van welker besluiten geen hooger beroep is, werd ik benoemd tot onaftreedbaar lid van Corps Diplomatique, dat de verschillende souvereiniteiten en beschavingen van den aardbol bij het republikeinsche hof der Vereenigde-Staten van Noord-Amerika vertegenwoordigt. En men bracht mij met een fakkeloptocht naar huis.’

‘'t Is verwonderlijk, kolonel, bepaald verwonderlijk.’

‘'t Is de hoogste officieele positie, die er op de gansche aarde bestaat.’

‘Dat zou ik denken - en de invloedrijkste ook.’

‘Daar heb je het juiste woord. Bedenk eens! Ik frons mijne wenkbrauwen, en er ontstaat oorlog; ik glimlach, en strijdende natiën leggen de wapenen neer.’

‘'t Is verschrikkelijk, - de verantwoordelijkheid, bedoel ik.’

‘Dat is niets Verantwoordelijk-

[pagina 16]
[p. 16]

heid is voor mij geen last; ik ben daaraan gewend, ben er altijd aan gewend geweest.’

‘En het werk - het werk! Moet je al de zittingen bijwonen?’

‘Wie? Ik? Woont de keizer van Rusland de vergaderingen van de gouverneurs der provinciën dan bij? Hij zit in zijn paleis en geeft zijn welbehagen te kennen.’

Washington zweeg een oogenblik; toen ontsnapte er een diepe zucht aan zijn boezem.

‘Hoe trotsch was ik een uur geleden! Hoe armzalig schijnt mijne kleine promotie mij nu toe! Kolonel, de reden, waarom ik te Washington gekomen ben, is deze: ik ben afgevaardigde naar het Congres vanwege Cherokee Strip!’

De kolonel sprong overeind en barstte vol geestdrift los in de woorden:

‘Geef mij je hand, beste vriend! Dit is een prachtig nieuws! Ik wensch je van ganscher harte geluk. Mijne voorspellingen worden bewaarheid. Ik heb altijd wel gezegd, dat er iets in je stak. Ik heb altijd gezegd, dat je voor eene hooge betrekking in de wieg gelegd waart. Je moogt aan Polly vragen, of ik dit niet gezegd heb.’

Washington was niet weinig verwonderd over deze onverwachte uitbarsting van geestdrift.

‘Maar kolonel, het is zoo'n gewichtige zaak niet. Die smalle, weinig bevolkte, langwerpige strook gras en zand, verloren in de verwijderde gronden van het uitgestrekte vasteland - het heeft veel van een biljarttafel weg - is niet in tel.’

‘Tut tut! Het is eene groote bezitting en vooral van gewicht door den invloed van het Congres.’

‘Hei wat, kolonel, ik heb niet eens eene stem.’

‘Dat doet er niet toe: je kunt toch redevoeringen houden.’

‘Neen, dat kan ik niet. De bevolking bedraagt slechts tweehonderd....’

‘Dat doet er niet toe, dat doet er niet toe.’

‘En zij hadden eigenlijk het recht niet om mij te verkiezen; wij zijn zelfs geen Staat, er bestaat geene organische wet, de regeering heeft geenerlei officieele kennis van ons bestaan.’

‘Dat zal ik wel in orde brengen. Ik zal de zaak doorzetten, en ik zal je in minder dan geen tijd georganiseerd krijgen.’

‘Wil je dat, kolonel? 't Is al te goed van je; maar zoo ben je, dezelfde oude, steeds getrouwe vriend,’ en tranen van dankbaarheid welden op in de oogen van Washington.

‘'t Is al zoo goed als gedaan, beste vriend, zoo goed als gedaan. We zullen die zaak wel in orde brengen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken